Beestenboel: de doodshoofdvlinder is in staat om geluid te maken als hij bang is
Het dier met de macabere naam is een trekvlinder uit Afrika, waarvan niet duidelijk is wat hij bij ons komt doen.
De eerste echte taxonoom, de Zweedse wetenschapper Carl Linnaeus, gaf de doodshoofdvlinder in 1758 de Latijnse soortnaam atropos, naar de schikgodin uit de Griekse mythologie die bij stervende mensen de levensdraad kwam doorknippen. Daarmee was de toon gezet. De vlinder bleef opduiken in macabere mensenomstandigheden, onder meer als symboolsoort van een seriemoordenaar in de filmthriller The Silence of the Lambs. Hij dankt zijn kwalijke reputatie aan de duidelijke doodskopachtige tekening op zijn borststuk.
De doodshoofdvlinder is een van onze grootste vlinders: een nachtvlinder met een lijf dat 7 centimeter lang kan worden en een vleugelspanwijdte van maximaal liefst 15 centimeter. Als hij zit is hij onopvallend bruinzwart, maar als hij zijn vleugels openslaat wordt hij ineens oranjegeel met zwarte dwarsstrepen. Het zou een afschrikmechanisme zijn voor wanneer hij verstoord wordt. Het plotse geel kan een aanvaller doen aarzelen, wat de vlinder tijd geeft om te ontsnappen.
De doodshoofdvlinder is ook in staat om, uitzonderlijk voor een vlinder, een geluid te maken als hij bang is: dan piept hij. Het heeft wat voeten in de aarde gehad voor wetenschappers erachter kwamen hoe hij dat voor elkaar krijgt: in zijn mond heeft hij een kleppensysteem dat functioneert als een accordeon met lucht die naar binnen wordt gezogen om trillingen te veroorzaken.
De trekkende levenswijze van de doodshoofdvlinder is een groter mysterie dan zijn macabere voorkomen.
Dat systeem heeft hij te danken aan een andere bizarre aanpassing. Veel vlinders schuimen bloemen af op zoek naar nectar, maar doodshoofdvlinders mikken hoger, naar de nectarverwerking. Ze zijn in staat om de honing in bijennesten op te zuigen. Het kleppen- en spierensysteem dat ze daarvoor ontwikkelden, bood als neveneffect de optie om geluid te maken. Hun tong is krachtig genoeg om in een raat naar honing te kunnen boren. Per drinkbeurt zou een doodshoofdvlinder een theelepeltje honing naar binnen werken.
De doodshoofdvlinder is een trekvlinder uit Afrika die in sommige zomers vrij talrijk naar onze contreien komt. Onderweg haalt hij snelheden van meer dan 50 kilometer per uur. Hij legt zijn eitjes hier bijna uitsluitend op aardappelplanten, maar enkel op onbespoten planten komen er in de herfst rupsen uit. Die zijn prachtig groengeel met lichtblauwe dwarsstrepen afgelijnd met een geel randje waarin een zwarte punt prijkt. Pareltjes van de natuur! Ook de rups maakt geluid: haar kaken kunnen klikken.
De rups kan gifstoffen isoleren uit de planten waarop ze leeft. Die bouwt ze in haar lichaam in als bescherming tegen aanvallers. Kwetsbare dieren moeten extra investeren in afweermechanismen. De vlinders zijn zelfs in staat om de echolocatie van vleermuizen, hun voornaamste predatoren, te verstoren door middel van ultrasone geluidjes geproduceerd door trillende schubjes op hun genitaliën.
Biologen zijn er niet uit waarom doodshoofdvlinders de moeite doen om vanuit Afrika tot bij ons en zelfs veel noordelijker te vliegen, want het lijkt erop dat hun voortplanting hier een doodlopend straatje is. Er worden wel nieuwe vlinders geboren, maar het is onduidelijk of ze in staat zijn om terug naar Afrika te vliegen. Onze winters overleven ze niet. De trekkende levenswijze van de doodshoofdvlinder is een groter mysterie dan zijn macabere voorkomen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier