Pierre Kompany en Mark Eyskens: ‘De toekomst van België ligt opnieuw in Congo’
De kogel is door de kerk: er komt een bijzondere parlementaire onderzoekscommissie over Congo. Pierre Kompany (CDH) is in Congo geboren, en Mark Eyskens (CD&V) maakte al meermaals kennis met het land en zijn leiders. ‘Excuses zouden de menselijke relaties tussen Belgen en Congolezen kunnen verwarmen.’
Als je over Congo wilt discussiëren, helpt het als je die geschiedenis zelf hebt meegemaakt, al dan niet ter plaatse. Mark Eyskens, 87 jaar inmiddels, is de zoon van Gaston Eyskens, die eerste minister van België was toen Congo onafhankelijk werd. Hij heeft zelf meer dan eens Congo bezocht, als minister van Ontwikkelingssamenwerking (1979-1980) en later als minister van Buitenlandse Zaken (1989-1992). Pierre Kompany is niet alleen de eerste ‘Congolese’ burgemeester uit de Belgische geschiedenis, maar ook de vader van voetballer Vincent, de eerste ‘Congolese’ aanvoerder van de Rode Duivels. Eyskens jr. en Kompany sr. zijn twee heren van stand: ervaren, voorkomend, gecultiveerd, welbespraakt en op hun manier ook graag stout. Pierre Kompany, twinkellichtjes in de ogen, spreekt zijn gesprekspartner voortdurend aan met ‘monsieur le premier ministre’. Mark Eyskens corrigeert hem niet.
Na de onafhankelijkheid is er ginds ook flink gemoord. Als België zijn excuses aanbiedt, moet Congo dat dan ook niet doen?
Mark Eyskens
Meneer Kompany, u hebt uw jeugd doorgebracht in Belgisch-Congo. Hoe herinnert u zich de koloniale tijd?
Pierre Kompany: Ik heb de voorbije jaren natuurlijk al die films en documentaires gezien over het koloniale regime en wat er toen fout liep. Maar dat zijn mijn herinneringen niet. Als kind merkte ik wel dat de steden gesplitst waren in een kwartier waar de Belgen verbleven en de andere wijken voor de Congolezen. Maar de Belgen hielden zich met hun zaken bezig, en wij met de onze.
In uw mémoires Van Congo tot Ganshoren staat een foto van u met uw broer en vader. Uw vader zit strak in het pak. U kwam uit een stedelijke familie, niet uit een dorp in de brousse of het regenwoud.
Kompany: Ik ben de zoon van een man uit de Kasaï (in centraal-zuidelijk Congo, nvdr) en een vrouw uit Bukavu (een stad helemaal in het oosten aan het Kivumeer, nvdr). Mijn vader was een soldaat in het koloniale leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij vocht bij de slag om Saio, waar de Force Publique de Italiaanse troepen in Ethiopië een beslissende nederlaag heeft toegediend. Na zijn afzwaaien is hij in de streek van Bukavu blijven hangen en leerde hij mijn moeder kennen. Hij was de oudste zoon van een dorpschef, maar heeft die functie nooit opgenomen – die liet hij aan zijn neef. Ik herinner me wel dat telkens als wij ‘ons’ dorp bezochten, we werden ontvangen met alle ceremonieel dat voorbehouden was aan de chef. Wij zijn opgevoed met het idee dat we onze verantwoordelijkheid moesten opnemen voor ons volk. Mijn tante woonde in een van de mooiste huizen van Luluabourg. Toen ook zij tijdens de burgeroorlog tussen de Lula en Luba in 1959 moest vluchten, heeft de commandant van de VN-troepen zijn hoofdkwartier ingericht in dat mooie huis.
U hebt nooit de ‘chicotte’ van nabij gezien, de beruchte zweep die tot de laatste dagen van Belgisch-Congo werd gebruikt.
Kompany: (verwonderd) De chicotte? Nooit! Ik was de zoon van de chef. Geen enkele Belg had het moeten wagen om mij te chicoteren.
Maar ‘l’Indépendance’ werd wel gevierd als een bevrijding?
Kompany: Ik was een jaar of twaalf, maar ik herinner mij de radio-uitzendingen nog levendig. Die waren in het Frans. De ouderen kenden die taal niet goed en dus moesten de jongeren vertalen. Ik heb voor hen die beroemde toespraak van Lumumba vertaald, en ook de speeches van de Belgische politici. (tot Eyskens) En u zult zich ook wel dat prachtige lied herinneren: Indépendance Cha-Cha. Of je nu blank was of zwart: iedereen hield van dat nummer. Die Congolese muzikanten hebben daarmee de hele wereld afgereisd, ze traden op in Havana, Washington en Moskou. Het is het enige onafhankelijkheidslied dat internationaal zo populair is geworden.
En hoe keek de jonge Mark Eyskens vanuit België naar de kolonie?
Eyskens: Ik had een paar tante nonnekes die als missionarissen in Congo werkten. Mijn moeder was lid van een missienaaikring waar ze truien breiden voor ‘de zwartjes’. En we staken centjes in die fameuze spaarpotjes op de toog van de winkels, met grote sympathie voor de Afrikanen zelf: wij wilden hen helpen en opvoeden, in de paternalistische geest van die tijd. Tegelijk was ‘de Congolees’ een abstract concept, geen mens met wie ik zelf een persoonlijke relatie had. Toen ik in Leuven rechten studeerde, zat er niet één zwarte medestudent in mijn jaar. Pas aan Columbia University in New York ontmoette ik voor het eerst zwarte studenten.
Toen ik in 1957 terug naar België kwam, liep het kolonialisme al op zijn laatste benen. Er waren rellen uitgebroken, en in Brussel werd een Ronde Tafelconferentie belegd met de belangrijkste Congolese politici. Mijn vader was toen eerste minister en nodigde mij wel eens uit op een receptie in ‘de Lambermont’. Daar heb ik al die Congolese vedetten gezien (somt uit het hoofd op): Joseph Kasavubu, Patrice Lumumba, Justin Bomboko, Cléophas Kamitatu, Antoine Gizenga, Albert Kalonji. Achteraf heb ik mij pas gerealiseerd hoe belangrijk al die mannen waren. Er zijn verkiezingen georganiseerd, en na heel wat gepalaver is er een compromis uit de bus gekomen met Kasavubu als president en Lumumba als eerste minister. Lumumba vormde meteen een regering met ongeveer veertig ministers. Dat baarde opzien.
Ik was de zoon van de chef. Geen enkele Belg had het moeten wagen om mij te chicoteren.
Pierre Kompany
Kompany:(fijntjes) Ik herinner mij niet dat er in Congo toen negen ministers van Volksgezondheid waren.
Eyskens: België had meer sympathie voor de gematigde Kasavubu dan voor Lumumba. Hij was een uitstekende redenaar, maar ook een demagoog, en bovendien zagen wij hem als de Man van Moskou. En dat in volle Koude Oorlog. Ik heb vele jaren later de zaal bezocht waar Lumumba in aanwezigheid van koning Boudewijn en mijn vader zijn licht revolutionaire toespraak hield waarin hij de Belgen beschuldigde van slavernij. En dat nadat Boudewijn hulde had gebracht aan het ‘schitterende beschavingswerk der Belgen’.
Kompany:(grijnst) Lumumba heeft tijdens die toespraak van Boudewijn zijn eigen speech nog zitten herschrijven.
Eyskens: De Belgen waren in shock. Mijn vader heeft koning Boudewijn aangeraden om meteen op het vliegtuig richting België te stappen. De ambassadeur van Ghana heeft bemiddeld, en op het staatsdiner later die dag hield Lumumba een heel verzoenende toespraak – dat was een Belgische eis. Mijn vader heeft de sleutelzinnen van die speech trouwens zelf geschreven: ‘Wilt u nu toch maar dit zeggen?’ Het incident leek afgesloten. Maar dat was het niet. Al een paar dagen later was er een muiterij in het leger en opstand in het land. Het liep helemaal uit de hand. De Verenigde Naties waren fel gekant tegen het zenden van Belgische troepen, ook al omdat Sovjetleider Chroesjtsjov dreigde met een verdere escalatie van het conflict. Intussen stond de Belgische regering onder grote druk van de publieke opinie om ‘iets te doen’ voor onze landgenoten in Congo – er zijn toen trouwens een aantal Belgen vermoord.
In die dagen stuurde Lumumba het leger naar de Kasaï, een provincie die zich al had afgescheurd van Congo. Het leidde tot een bloedbad. Dat heeft de reputatie van Lumumba geen goed gedaan in de Kasaï – in uw streek, meneer Kompany.
Kompany: Ik begrijp dat een eerste minister gewapend optreedt als een provincie beslist om zich af te scheuren. Katanga had zich al eenzijdig onafhankelijk verklaard, en vervolgens deed de Kasaï dat ook. De militaire operatie werd geleid door kolonel Mobutu, de latere president. Hij heeft de orders van Lumumba om de rust te herstellen bijzonder brutaal uitgevoerd en een waar bloedbad aangericht. Volgens mij was het Mobutu’s bedoeling om de bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten om zo het land te destabiliseren en zelf de macht te kunnen grijpen.
Maar in België moeten ze stoppen met dat af te doen als typisch Congolese stammentwisten. In Congo wonen meer dan tweehonderd volkeren: we zingen en dansen met elkaar, we zijn tevreden als een ander ons in onze eigen taal probeert aan te spreken, ook al is dat met fouten. Dat zorgt voor vrede in Congo. Vergelijk dat maar eens met een land met slechts twee volkeren. Denk aan Rwanda, en hoeveel schade het al berokkend heeft als één volk tegenover het andere staat.
In België kennen we ook een bipolaire situatie met twee taalgroepen.
Kompany:Voilà. Alleen slagen jullie erin om jullie conflicten uit te vechten via allerlei ’taalgrenzen’. Als jullie een taart bakken, bepalen jullie eerst waar de taallijnen lopen. Dan snijden jullie daar de koek in tweeën, en elk verorbert zijn stuk in zijn eigen kamp. In België heerst een geciviliseerd tribalisme. (Eyskens lacht smakelijk) Ik voel mij een echte Belg. Gelukkig spreken mijn kinderen goed Nederlands. Mijn dochter is zelfs aan de VUB afgestudeerd. Zij schamen zich voor mijn accent.
Spreken Vincent en co. ook nog Congolese talen?
Kompany: Een heel klein beetje, maar ze leren bij. Lingala is niet zo moeilijk, en het helpt als je wilt meezingen. Ook Swahili is cool. Maar Tsiluba (een van de talen in de Kasaï) is even moeilijk om aan te leren als Duits.
Eyskens: Welke taal spreken ze eigenlijk in het Congolese parlement?
Kompany: Frans. Behalve als je je kwaad maakt, dan scheld je de anderen uit in je eigen taal. (lacht)
Eyskens: Dat parlement speelde bij de onafhankelijkheid slechts een ondergeschikte rol. In 1960 was Moïse Tshombe de president van de ‘koperprovincie’ Katanga. Die man werd opgestookt door het Belgische grootkapitaal. Financiële kringen in Brussel zagen dat in Congo alles uit de hand liep en ze wilden redden wat er te redden viel: onze mijnen, onze rijkdommen, ons geld en onze investeringen. De enige oplossing was Katanga afscheuren. Maar dat was voor Lumumba natuurlijk onaanvaardbaar. Vandaar dat de Belgische regering van hem af wilde.
Ik verbloem het niet: mijn vader heeft als eerste minister zijn rol gespeeld in de val van Lumumba. Hij kende de Congolese grondwet als geen ander – het was min of meer een kopie van de Belgische – en heeft president Kasavubu laten uitleggen dat het staatshoofd ‘de ministers benoemt en ontslaat’, dus dat hij eerste minister Lumumba de laan kon uitsturen. Kasavubu deed dat, waarop Lumumba Kasavubu afzette. Mobutu rook zijn kans: hij heeft Lumumba uitgeleverd aan Katanga, en daar zijn de zaken helemaal ontspoord. Lumumba is gearresteerd, gemarteld, en uiteindelijk geëxecuteerd in aanwezigheid van Belgische soldaten. Zijn lijk is in stukken gehakt en in zoutzuur opgelost. Gruwelijk. Mijn vader wilde Lumumba politiek uitschakelen – dat is iets anders dan hem fysiek liquideren.
Kompany: Een van de Katangese ministers was de wrede Godefroid Munongo, bijgenaamd ‘De Beul’. Mobutu heeft Lumumba aan hem uitgeleverd. En zeggen dat Mobutu zijn carrière tijdens de Ronde Tafelconferentie begon als de drager van de boekentas van Lumumba – letterlijk. Gizenga, de fameuze communist, heeft hem nog gewaarschuwd voor zijn nieuwe helper: ‘Wat doe jij met die schurk in je gevolg? Hij is een verrader. Stuur hem weg.’ Lumumba wilde niet luisteren.
Vandaag gaat het voortdurend over Leopold II, en nooit over Mobutu. Nochtans kleeft ook aan diens handen bloed en vergaarde ook hij fortuinen op de kap van zijn volk. En Mobutu was de grote vriend van België.
Kompany: Iedereen was de grote vriend van de man bij wie zelfs aan zijn kledij geld bleef kleven.
Eyskens: Als je met de ethische standaarden van vandaag de geschiedenis beoordeelt, was in het verleden haast iedereen corrupt. Dan zijn ook alle Romeinse keizers en zelfs Louis Quatorze bandieten: ze beschouwden de staatsfinanciën als hun privébezit. Net als de glorierijke Bourgondische vorsten. Zeker in het begin van zijn presidentschap vonden wij dat Mobutu het goed deed. Hij had voor orde en rust gezorgd en het land leek welvarend.
Niet alleen in het begin: België heeft haast tot het bittere einde Mobutu gesteund. Nog in 1981 zei premier Wilfried Martens bij een bezoek aan Zaïre — zo heette Congo toen: ‘Ik hou van dit land, zijn volk en zijn leiders.’
Eyskens: Mobutu maakte de Belgische politici het leven graag lastig: hij nationaliseerde Belgische bedrijven en maakte zelfs een einde aan onze ontwikkelingshulp. Maar tot ver in de jaren tachtig werd hij als president inderdaad erg geapprecieerd. Ik ben verschillende keren bij Mobutu op bezoek geweest, zowel in zijn paleis in Gbadolite als in zijn ambtswoning in Kinshasa. Hij heeft mij rondgeleid in zijn privédierentuin. Mobutu sprak Frans met een Brussels accent. Hij had de tongval van Paul Vanden Boeynants. Ik heb hem ook bezocht in zijn kasteel in Ukkel en in zijn prachtige appartement aan de Avenue Foch in Parijs. Het was één en al luxe, calme et volupté. Het kon niet op.
Dat Congo is leeggeroofd door de kliek rond Mobutu, kon alleen maar gebeuren met westerse en dus ook Belgische hulp.
Pierre Kompany
Kompany: Je moet eerlijk zijn: tot de late jaren zeventig, vroege jaren tachtig zag niemand wat er in Congo aan het gebeuren was. Er was geld te over. Wie toen al lang aan het stelen was, mocht blijven stelen. Een van de redenen waarom dat niet kon blijven duren, is de bevolkingsexplosie. Tot in de jaren zestig kon Mobutu een land met 13 miljoen inwoners redelijk besturen en zich tegelijk blijven verrijken op kosten van de staat. Dat systeem klapte in elkaar toen de bevolking opliep tot 20 miljoen, dan 40 miljoen. Vandaag zijn er al meer dan 80 miljoen Congolezen, straks 100 miljoen. Voilà notre problème.
Dat het regime van Mobutu toch bleef duren, komt doordat corruptie zich nooit beperkt tot één figuur. Bij elke corrompu horen tientallen corrupteurs. Mobutu had al die miljoenen die hij uit Congo roofde nooit kunnen plaatsen bij Europese banken zonder medewerking van zijn vrienden in België of Zwitserland. Op een bepaald moment werd zijn vermogen geschat op 15 miljard Zwitserse frank! Hoe raak je met 15 miljard weg als je geen vrienden hebt in het buitenland?
Het Mobutu-regime kon ook bijzonder wreed zijn voor tegenstanders en opposanten. U bent in 1975 naar België gevlucht.
Kompany: Als student aan de universiteit van Lovanium heb ik verschillende keren tegen Mobutu betoogd, en dat werd steeds gevaarlijker. Er werd met scherp op ons geschoten. Studenten verdwenen spoorloos, de politie wist van niets. Die moordpartijen zijn pas aan het licht gekomen toen kardinaal Malula het ziekenhuis van Kinshasa bezocht en daar tot het lijkenhuis is doorgedrongen. Hij zag er al die lichamen liggen én de gewonden die daar voor dood werden achtergelaten. Maar ook hij kon alleen maar protesteren.
Op een bepaald ogenblik zou ik zelf ondervraagd worden door het militaire auditoraat, in het legerkamp van Kitona. Dat ligt vlak bij de Congorivier: een ideale plaats om mij te laten verdwijnen. Ik ben toen naar België gevlucht onder het voorwendsel dat ik ziek was. Vandaag proberen ze mij op sociale media onderuit te halen met het argument dat ik nooit als vluchteling had erkend mogen worden omdat ik gebruik heb gemaakt van valse papieren. Natuurlijk! Denkt u dat in de Tweede Wereldoorlog de Belgische verzetslieden geen valse stukken gebruikten?
In België heb ik een tijdlang mijn brood verdiend als taxichauffeur. Tot mijn grote verbazing moest ik op Zaventem soms voormalige schoolgenoten oppikken. Ik zat altijd bij de drie beste studenten van de klas, en ik wist dat zij achter in de rij kwamen. Toch hadden zij sportzakken vol geld bij zich, die ze gingen afgeven bij de Belgolaise, vlak bij het Centraal Station. Ik blijf erbij: dat Congo is leeggeroofd door de kliek rond Mobutu, kon alleen maar gebeuren met westerse en dus ook Belgische hulp.
Eyskens: Wij wilden Congo een dienst bewijzen door Mobutu te helpen bij zijn voortijdig vertrek. Als minister van Buitenlandse Zaken heb ik in de vroege jaren negentig discreet onderhandeld over een vreedzame wissel van het regime. Ik had niet alleen de mensen van Mobutu bij mij geroepen, maar ook een afgevaardigde van de Franse president Mitterrand – diens zoon Jean-Christophe, zijn adviseur in Afrikaanse relaties – en de Amerikaanse ambassadeur. Mobutu was erg ziek en hij was bang dat hem het lot te wachten stond van de Filipijnse dictator Marcos. Toen Marcos in 1986 zijn land ontvluchtte, probeerde de nieuwe regering beslag te leggen op zijn fortuin. Dus stelden wij Mobutu voor dat hij met een kleine hofhouding zou mogen uitwijken naar zijn villa aan de Azurenkust en dat er níét zou geraakt worden aan zijn buitenlandse rekeningen. Hij zou worden opgevolgd door premier Kengo Wa Dondo, een verstandige man die op ons een goede indruk maakte. We hadden vier, vijf grote vliegtuigen gecharterd om Mobutu en zijn hofhouding te verhuizen. Vijf uur voor de start van de operatie blies Mobutu alles af. Hij vertrouwde het niet. Hij is in 1997 toch verjaagd en kort nadien als balling in Marokko gestorven.
Mijn vader wilde Lumumba politiek uitschakelen – dat is iets anders dan hem fysiek liquideren.’ Mark Eyskens
Pierre Kompany vindt het geen slecht idee dat België zich zou excuseren tegenover het Congolese volk. ‘Excuses, dat kost toch niets?’
Eyskens: Ook voor mij mogen die excuses er komen. Zeker in de tijd van Leopold II zijn er gruweldaden begaan tegen de mensenrechten Alleen dateert de Universele Verklaring van de Mensenrechten uit 1948, veertig jaar na de dood van Leopold. Als u die Verklaring gebruikt om het het hele verleden te belichten, dan zal bijna iedere staatsman, koning of politicus uit vroegere eeuwen zich bezondigd hebben aan schendingen van de mensenrechten. Natuurlijk heeft Leopold een vreselijk beleid gevoerd. Maar na de onafhankelijkheid van Congo is er ginds ook flink gemoord: er zijn Belgen én zwarten vermoord, soms op vreselijke wijze. Dat ging ook in tegen de mensenrechten. Als België zijn excuses aanbiedt, moet Congo dat dan ook niet doen? Maar goed, we moeten de bevindingen afwachten van de parlementaire onderzoekscommissie. Ik hoop maar dat in die commissie ook Congolezen zullen zitten, liefst als vaste leden of op zijn minst als getuigen.
Kompany: Excuses zouden de menselijke relaties tussen Belgen en Congolezen kunnen verwarmen. Waarom niet? België zou ook nog altijd de ideale partner kunnen zijn voor Congo. Vandaag laat België Canadese firma’s en natuurlijk de Chinezen voorgaan in Congo. Maar denkt u dat de Congolezen hen liever willen? Ze smeken haast dat de Belgen hun plaats opnieuw innemen. België is gemarkeerd door Congo. Maar ook Congo blijft doordrenkt van België.
Eyskens: Zo’n commissie nodigt uit om naar het verleden te kijken. Terwijl de toekomst van Europa in Afrika ligt. Er zijn 2 miljard inwoners in Afrika, tegen het einde van de eeuw 4 miljard. Wat gaan al die mensen doen als het klimaat blijft ontsporen? Als Afrika verwoestijnt, de landbouw door de droogte verdwijnt, de Afrikanen verhongeren en uit lijfsbehoud oprukken naar het noorden? De Europese Unie staat dus voor een kolossale uitdaging. En waarom kan België daarin geen voortrekker zijn? België heeft behoefte aan een nieuw Afrikabeleid. (plechtig) Een nieuw Afrikaplan.
Wat rijkdom betreft, is Congo het Brazilië van Afrika. Daar is wel wat mee te doen. En de bevolking is jong en enthousiast. We moeten lessen trekken uit de vergissingen van vroeger: het moet geen verkapte vorm van neokolonialisme zijn, maar een gelijkwaardig partnership met gedeelde verantwoordelijkheid. Dat moet ook op Europees niveau worden uitgewerkt. Ik hoop dat Ursula von der Leyen, zodra de coronacrisis voorbij is, na de Green Deal werk maakt van een Africa Deal. Ik hoop dat de nieuwe samenwerking tussen België en Congo daarvoor een model wordt. I have a dream.
Kompany: Uw droom is de mijne.
U kent Félix Tshisekedi, de nieuwe president van Congo. Met hem zou België zo’n verdrag moeten afsluiten. Waarom zou hij een betere partner zijn dan Mobutu of de Kabila’s?
Kompany: ‘Kennen’? Ik heb Félix Tshisekedi een paar keer gezien als lid van een CDH-delegatie, de eerste keer toen zijn vader Etienne nog leefde. Ik waardeer wat hij doet. Heel Afrika was de voorbije maanden in de ban van het proces dat in Kinshasa gevoerd werd tegen Vincent Kamerhe, de oud-kabinetschef van Tshisekedi. Eind juni zijn Kamerhe en zijn voornaamste trawant, een Libanese zakenman, veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid. Dat is ongezien: een topman van een Afrikaans regime wordt wegens corruptie aangeklaagd en de president houdt hem géén hand boven het hoofd. Elke Afrikaan begrijpt wat dat Congolese vonnis betekent voor het hele continent: de oude, corrupte tijden zijn stilaan voorbij.
Pierre Kompany
– Geboren in Bukavu (Congo) op 8 september 1947
– 1969: Moet zijn ingenieursstudie aan de universiteit van Lovanium stopzetten
– 1975: Vlucht naar België
– 1982: Wordt Belgisch staatsburger
– 1988: Behaalt het diploma van industrieel ingenieur (Institut Supérieur Industriel de Bruxelles)
– 2006-2012: Schepen in Ganshoren (voor de PS)
– 2012: Richt de scheurlijst ProGanshoren op
– Sinds 2014: Brussels parlementslid (voor CDH)
– Sinds 2019: Burgemeester van Ganshoren (voor ProGanshoren)
– Auteur van Van Congo tot Ganshoren: een ongelofelijk leven (2019)
Mark Eyskens
– Geboren in Leuven op 29 april 1933
– 1956: Doctor in de rechten (KU Leuven)
– 1957: Master of Arts in Economics (Columbia University, New York)
– 1962: Doctor in de economische wetenschappen (KU Leuven)
– 1965-1998: Hoogleraar Faculteit Economie KU Leuven
– 1976-2003: Volksvertegenwoordiger, staatssecretaris en minister voor CVP/CD&V in verschillende regeringen
– 1980: Eerste minister
– 1998: Minister van staat
– Auteur van meer dan veertig boeken, onder meer Brief aan de Ambrunetiërs (1978), De grote verjaring, van de 20ste eeuw naar het 3de millennium (1994), Leven in tijden van Godsverduistering (2001), Het Hijgen van de Geschiedenis (2003) en De oude prof en de geschiedenis (2005)
De zomerinterviews van Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier