Patrick Deboosere
‘Pensioenen? Overheidstekort wordt ingezet als breekijzer om grondige maatschappelijke veranderingen door te voeren’
‘Een nauwkeurige studie van de regeringsvoorstellen weerspiegelt een project dat veel verder gaat dan een budgettair evenwicht’, schrijft Patrick Deboosere (VUB). Hij heeft heel wat vragen bij de geplande pensioenhervormingen van de regering-De Wever.
In de regeringsverklaring start het hoofdstuk pensioenen als volgt:
“De vergrijzingsgerelateerde sociale uitgaven stijgen in België met 4,1% van het BBP over de periode 2023-2070. In 2070 zullen deze uitgaven in België 30,0% van het BBP uitmaken, wat een aanzienlijke toename is.”
Nee, de vergrijzingskosten zullen in 2070 geen 30% bedragen. De 30% van het BBP omvatten de totaliteit van alle uitgaven voor de sociale zekerheid. Daar zitten dus niet enkel de uitgaven in voor pensioenen, maar ook de uitgaven voor de gezondheid van alle Belgen. Ook uw tandheelkundige verzorging. En ja, ook de kosten voor de opvolging van de gezondheid van de meer dan honderdduizend moeders die elk jaar een kind ter wereld brengen.
Wat helpen kaars en bril?
De herhaalde foutieve interpretatie van de cijfers heeft er de Studiecommissie voor de Vergrijzing toe gebracht om in haar jaarlijks rapport expliciet te vermelden:
“Dat de budgettaire kosten van de vergrijzing, ondanks een benaming die misleidend kan zijn, niet alleen betrekking hebben op de verandering in de pensioen- en gezondheidsuitgaven, maar ook op de verandering van alle andere sociale uitgaven (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, kinderbijslag, arbeidsongevallen, beroepsziekten, uitkeringen voor personen met een handicap, leefloon, overbruggingsrecht, enz.).”
De zogenaamde vergrijzingskosten zijn dus het verschil tussen de totale sociale uitgaven van de overheid nu en in 2070. Of nog: “Ze bedragen 4,1 procentpunt tussen 2023 en 2070, d.w.z. het verschil tussen het aandeel van de sociale uitgaven in procent van het bbp in 2070 (30% van het bbp) en in 2023 (25,8% van het bbp).
Pensioenen zijn op zichzelf geen vergrijzingskost. Ze zijn altijd al een wezenlijk onderdeel van onze sociale zekerheid. Vergrijzingskost is enkel de stijging in de budgettaire kosten voor sociale uitgaven als gevolg van de verandering in leeftijdsstructuur van de bevolking.
De pensioenen vertegenwoordigen vandaag 11,2% van het BBP en zullen volgens de projecties van het Planbureau stijgen tot 13,7% tegen 2070 op basis van de bestaande wetgeving zonder enige pensioenhervorming. Die stijging zal zich vooral voordoen in de komende jaren waarin de grotere geboortecohortes van de babyboom op pensioen gaan. Maar een geleidelijke jaarlijkse stijging van 0,1 tot 0,2% per jaar kan bezwaarlijk “onbetaalbaar” genoemd worden.
Al zeker niet wanneer je beseft dat het hier gaat om het inkomen en het welzijn van 2,6 miljoen landgenoten die van een pensioen moeten leven en er ruim een half miljoen bij zullen komen.
De gezondheidskosten vertegenwoordigen 8,1% van het BBP en zullen volgens de projecties tegen 2070 stijgen met 2,6%. Die toename in de de “vergrijzingskosten” wordt echter grotendeels ook gestuurd door duurdere medische technologie.
Duidelijke en transparante vergelijkingen
Verder stelt de regeringsverklaring: “Ter vergelijking, in het gemiddelde EU-land stijgen de vergrijzingsgerelateerde sociale uitgaven tussen 2022-2070 slechts met 1,2% van het BBP tot 25,6% van het BBP in 2070. Dit verschil illustreert de unieke uitdagingen waarmee België wordt geconfronteerd op het gebied van vergrijzingskosten.”
Cijfers citeren maakt indruk en de vergelijking met het “gemiddeld EU-land” moet de verspilzucht en de onbetaalbaarheid van het Belgisch stelsel in de verf zetten.
De vergelijking loopt nochtans mank. De geciteerde cijfers komen uit het “Ageing rapport” van de Europese Commissie. Ze dekken de uitgaven voor sociale zekerheid die in heel wat landen lager liggen dan in België om de eenvoudige reden dat de sociale zekerheid er minder goed is uitgebouwd.
Het gaat bovendien enkel en alleen over de publieke sociale uitgaven. In sommige landen die al langer bezweken zijn voor het neoliberale offensief zoals Nederland, Denemarken of Zweden zijn grote stukken van de sociale zekerheid geprivatiseerd. En volgens de boekhoudkundige regels van de EU worden ze dan niet langer in de “vergrijzingskosten” opgenomen.
In Nederland zullen de gecombineerde uitgaven voor pensioenen via de overheid en via private pensioenkassen tegen 2070 14,4% van het BBP bedragen. Hoger dan in België, maar door de privatisering komt het leeuwendeel van dit bedrag niet langer voor in de gerapporteerde overheidsbudgetten.
Merk op dat dit voor de rest niets verandert. Het gaat om verplichte pensioenbijdragen die van het loon worden afgehouden. Collateral damage is dan wel dat volgens het rapport “Werkenden zonder pensioenopbouw” 1,7 miljoen Nederlanders geen degelijke aanvullende verzekering bezitten en bij pensionering in de armoede dreigen terecht te komen.
Zweden, een ander land waar men graag naar verwijst in de pensioendiscussie, is in 2003 eveneens bezweken onder de neoliberale privatiseringsgolf. Ook deze uitgaven worden niet meegeteld in de publieke sociale uitgaven. De complexiteit van het Zweedse pensioensysteem en de honderden private pensioenfondsen die hengelen naar het geld van het pensioensparen en die buitensporig hoge administratiekosten aanrekenen heeft er geleid tot grote schandalen en zelfs tot onderzoek naar misdadige praktijken.
Besparingsoperatie is geen hervorming maar een besparingsoperatie
Alle landen worden geconfronteerd met het proces van vergrijzing van hun bevolking. Dit is een normaal demografisch proces. Omdat we steeds meer vroegtijdige sterfte uitschakelen krijgt iedereen de kans om oud te worden. Dat is geen ramp, maar iets waar we altijd naar gestreefd hebben. De vergrijzing van de bevolking, het feit dat het aandeel ouderen in de bevolking toeneemt, is ook geen eindeloos proces.
De toename in de levensverwachting is aan het vertragen om de eenvoudige reden dat de mens als soort zijn maximale leeftijd begint te benaderen. Verdere toename in de leeftijd van overlijden heeft nu al minder impact op de vergrijzing van de bevolking. Ja, indien we gedurende vijftig jaar geen kinderen meer ter wereld brengen zal 100% van de bevolking ouder zijn dan vijftig. Quod non.
Vandaag is 20% van de Belgische bevolking ouder dan 65 jaar. Tegen 2050 gaan de projecties ervan uit dat dit ongeveer 25% zal zijn. Daarna, wanneer de cohortes van de babyboom uitsterven, zal dit geleidelijk stabiliseren. Zeer lage geboortecijfers of een migratiestop kunnen dit eventueel nog beïnvloeden.
Het is onzin dat de pensioenen onbetaalbaar worden en dat er geen alternatieven bestaan dan toekomstige generaties langer te doen werken of te dreigen met een lager pensioen. Om de jaarlijkse bijkomende uitgave voor pensioenen te financieren volstaat het bijvoorbeeld om een andere aanbeveling van de Europese Commissie op te volgen en de subsidiëring van fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. In 2021 bedroegen de directe subsidies voor fossiele brandstoffen 2,4% van het BBP.
Het spreekt vanzelf dat je in een veranderende wereld hervormingen en aanpassingen moet kunnen doorvoeren. Maar wanneer hervorming en modernisering codewoorden zijn voor besparingen wordt een zinnig debat onmogelijk gemaakt. Cijfers dienen niet langer om het debat correct te onderbouwen, maar worden uit hun context gerukt om mensen te misleiden.
Bottom line is ideologisch project
Voor deze regering is de essentie niet het overheidsbudget in evenwicht brengen. Het overheidstekort wordt ingezet als breekijzer om grondige maatschappelijke veranderingen door te voeren. Privatisering van de pensioenen is daar deel van.
Een nauwkeurige studie van de regeringsvoorstellen weerspiegelt een project dat veel verder gaat dan een budgettair evenwicht. In naam van de toekomstige generaties wordt een afbraak van de sociale zekerheid doorgevoerd die precies de toekomstige generaties het hardste zal treffen. Sommige hervormingen worden pas binnen tien jaar of in 2062 van kracht. Overgangsmaatregelen moeten de pil vergulden en ervoor zorgen dat een aantal drastische ingrepen maar geleidelijk pijn doen. Zo hoopt men wie binnenkort op pensioen gaat te sussen.
Maar in naam van de toekomstige generaties zijn het wel de kinderen en kleinkinderen die langer zullen moeten werken voor een lager pensioen.
Patrick Deboosere is demograaf aan de VUB. Hij is auteur van “Lang Leve de Vergrijzing”.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier