Ludo Bekkers
‘Patatten in het museum: het universum van fotografe en cineaste Agnès Varda’
De expo van de Frans-Belgische fotografe en cineaste Agnès Varda is een discrete intellectuele show waar veel te glimlachen valt met knipogen links en rechts en een surrealistische toets hier en daar.
De Frans-Belgische fotografe en cineaste Agnès Varda heeft een reputatie te verdedigen. Ze was met haar eerste film “La Pointe Courte” (1954, met de jonge Philippe Noiret en Silvie Montfort en als monteur Alain Resnais) een voorloopster van de latere Nouvelle Vague in de Franse filmgeschiedenis. Meer dan dertig speelfilms en documentaires heeft ze gerealiseerd en ze won haast alle prestigieuze prijzen die er te behalen vielen. Kortom een “grande dame” in de cinemawereld maar pretentie heeft ze niet en dat bewijst ze met de tentoonstelling die ze maakte voor de Brusselse gemeente Elsene waar ze in 1928 geboren werd uit een Griekse vader en een Franse moeder.
Het is geen gewone, traditionele expositie van kunstwerken of foto’s die men, de een na de andere kan bekijken. Het is een discrete intellectuele show waar veel te glimlachen valt met knipogen links en rechts en een surrealistische toets hier en daar zoals de titel, Patates & compagnie al doet vermoeden. Eigenlijk moet de bezoeker met de ogen van een kind naar de foto’s, de objecten en de filmfragmenten kijken om ten volle te genieten van de speelsheid waarmee Varda een deel van haar leven wil oproepen.
Exotische dieren in chocoladerepen
Dat begint in Elsene, in de Dageraadsstraat (rue de l’Aurore), niet ver van de vijvers waar ze met haar moeder mag gaan wandelen en waar ze begeesterd kijkt naar de statige zwanen en de luidruchtige eenden die rond hun houten kooi spelen. Ze herinnert zich haar moeder die wenend een foto van de verongelukte koningin Astrid in de hand hield en ze vond, later, in de ladenkasten van het ouderlijk huis de verzameling postkaarten en documenten over de koningin terug. Ook verzamelde ze chromo’s over Belgische steden en de musea, vreemde continenten, planten en exotische dieren die in de chocoladerepen toen te vinden waren. Het huis was als een schatkamer dat moest worden achtergelaten na de Duitse inval in 1940 en het leven herbegon in het Franse stadje Sète. een vissershaven die later het decor zou worden van haar eerste film. Na de oorlog is Varda nog af en toe naar het huis teruggekeerd en vond ze nog enkele “souvenirs” die aan haar jeugd herinnerden.
In de tentoonstelling evoceert ze met tastbare herinneringen haar Belgische jaren. Vijf panelen van een kamerscherm staan voor de vijf kinderen, en op een drietal ervan zijn foto’s, en tijdschriftillustraties gespeld die refereren naar de jeugdjaren van Agnès. Het is een ode aan haar geliefde moeder. Er zijn ook enkele objecten te zien zoals een houten poppetje waarmee kleine meisjes met een woldraad een koord leerden knopen. Zo’n poppetje liet ze levensgroot namaken en staat parmantig in de zaal opgesteld en een dik koord dat over de vloer loopt. In het midden van een zaal heeft ze een surrealistisch substituut van de Elsense vijvers laten maken. De vloer is bedekt met een verkleinde versie van de locatie als een plat typografisch model in spiegelglas waarin de wolken weerkaatsen in het water en afgevallen bladeren de bodem bedekken en ook een houten miniatuurnest voor de ganzen en een bruggetje die de twee vijverdelen verbindt.
Het is allemaal heel speels en er zijn ook films en foto’s te zien zijn. Beide expressiemiddelen zijn voor haar even belangrijk en vloeien in elkaar over zoals ieder filmisch beeld, bij manier van spreken een perfecte foto is. Prachtige uitvergrote opnamen, die ze realiseerde in Griekenland of Portugal, van vrouwen die bergen hooi op hun schouders torsen of die jonge vrouw die, blootsvoets, langs een verkruimelde muur loopt net onder een gescheurde reclameaffiche met het portret van Sofia Loren. Dé perfecte foto in de geest van Cartier-Bressons’ “moment décisif”. Of nog de strandfoto in Portugal waar, vooraan en vrouw richting zee loopt met een mand op haar hoofd waarin een kleutertje zit. De vrouw, vooraan midden, uiterst links een sloep op het droge en rechts een jonge man die uit beeld loopt. Je moet het maar zien en vastleggen. En dan zijn er die vervreemdende kleurfoto’s, afgedrukte geïsoleerde filmbeelden die een 24e van een seconde vertegenwoordigen. Het is een dramatische film uit 1985, “Sans toit ni loi” waaruit Varda heftige bloederige beelden koos die de foto’s sterk doen herinneren aan schilderijen van de action painting periode.
Patattengewaad
En dan zijn er de patatten. Een verhaal apart. Het begon eigenlijk met de film “Les Glaneurs et la Glaneuse” (2000), een evocatie van hen die afval van onder meer voedsel bijeenscharrelen om te kunnen overleven. Daar waren ook aardappelrapers bij die zochten naar misvormde exemplaren die door de telers als onverkoopbaar gezien werden. Varda neemt enkele exemplaren mee naar huis waar ze later foto’s van neemt en bekijkt hoe ze zich verder ontwikkelen met scheuten of rimpelen bij het verouderen. “Ik heb met een soort gelukzaligheid die aardappelen zien verouderen, en vooral die in de vorm van een hart gekoesterd”. Een eerste installatie met de “patates” maakte ze voor een project van Hans Ultricht Obrist in het paviljoen “Utopia Station” op de 50e Biënnale van Venetië in 2003. Haar bijdrage noemde ze “Patatutopia” om ons te verzoenen met de chaos. Ze fabrikeerde een patattengewaad waarin ze rondwandelde in de installatie. Ook te zien op deze tentoonstelling.
In feite is Agnès Varda eeuwig kind gebleven, verwonderd om zich heen kijkend en geïntrigeerd door het gedrag van de mensen en op hoge leeftijd nog altijd speels en puntig.
Tentoonstelling “Agnès Varda, Patates & Compagnie”. Elsene, Musée des Beaux-Arts nog tot 29 mei. In studio 5 Flagey : Agnès Vardacyclus nog tot 12 april.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier