Sus van Elzen

Opnieuw klinken revolutionaire liedjes in Chongqing

Sus van Elzen Sus van Elzen is journalist en auteur

Bo Xilai, de ambitieuze partijsecretaris van Chongqing, heet in de Global Times, één van China’s Engelstalige dagblaadjes, de inspirator van een buitenissig televisie-avontuur. Het gaat om een satelliet-tv kanaal dat sinds begin januari haar ‘prime time’-uitzendingen reserveert voor ‘rode cultuur’. De bedoeling is de mensen te herinneren aan ‘het revolutionaire verleden onder leiding van de Chinese Communistische Partij’.

Aangezien de meeste zenders de hele tijd amusement uitstralen, en volgens het krantje met ‘rode cultuur’ het zingen van revolutionaire liedjes bedoeld wordt en het tonen van ‘klassieke’ films en documentaires met ‘positieve inhoud, over de CCP, het Rode Leger in de oorlog tegen Japan, Mao Zedong en ook de hervormingspolitiek, lijkt dat vreemd.


Het voordeel van een dergelijke programmatie is dat ze niet duur is: de studiokelders liggen vol met onverslijtbaar propagandamateriaal. Het nadeel is dat er misschien niemand naar zal willen kijken.

Hoewel. Over de waarde van deze dingen zul je weinig discussie horen, die is er niet. Maar, zegt mijn Chinese vriend, ’toch waren het leuke liedjes’, die vooral oudere mensen graag zullen meezingen. Dat is belangrijk, want de vraag is eerder, onder de vele waarnemers die hierop zitten te kijken, waar deze ‘remaoïsering’ voor moet dienen. De vraag wordt zo interessant gevonden dat bijvoorbeeld professor Yang Lujun er – in Shanghai – een seminarie over organiseerde met 200 deelnemers. Over één ding was men het daar eens: in Chongqing misschien wel, maar in Shanghai kan dit nooit werken. Want Chongqing is een speciale stad, en de heer Bo, die er naartoe werd gestuurd om orde op zaken te stellen, is zelf ook een beetje een speciale man.


Chongqing is, zegt men, met 31 miljoen inwoners de grootste stad van China, en misschien wel van de wereld. Dat is een tikje met z’n haar getrokken, aangezien de stad – die direct onder Peking ressorteert – samengeraapt is, en 82.000 km² oppervlak beslaat, waarvan de echte stad maar een deeltje vormt. Maar kom, een grote stad is Chongqing wel, de grootste en belangrijkste in het westen van China. Ze ligt op de Yangtsekiang, 180 kilometer stroomafwaarts werd de beruchte Drieklovendam gebouwd. Vandaar komt energie, en een reeks bijkomende problemen zoals de toestroom van miljoenen door de dam verjaagde mensen, die de al bestaande massa van ontevreden mensen kwamen vergroten. De stad was onveilig, geteisterd door de mafia, ze was corrupt van boven tot beneden, ze was te groot en ze wordt alsmaar groter, ze was vuil, ze had teveel armen, en het verschil in inkomens tussen arm en rijk is er angstaanjagend.


Bo Xilai heeft er een paar serieuze successen geboekt. Hij heeft de mafia, de corruptie en de grijze economie aangepakt, veertien bendes opgerold, meer dan 3300 mensen gearresteerd waaronder hooggeplaatste ambtenaren (van wie er sommige vrienden in Peking hadden). Hij heeft daarbij de zegen van hogerhand gekregen: vice-president Xi Jinping die in december naar Chongqing kwam heeft de stads-autoriteiten voor hun acties met lof overladen. Nu wil Chongqing de inkomenskloof aanpakken en het schandelijke gini–coëfficiënt (4.2) van de stad naar beneden drukken.

Nog steeds vraagt men zich af wat de bedoeling is.


Bo Xilai, zoon van Bo Yibo, één van de acht overlevende historische leiders van de Communistische Partij, is, zegt mijn Chinese vriend, een ‘princeling’. Een prinsje. Princelings zijn de zonen van de helden van de revolutie. Zij zijn meestal niet in de politiek maar in zaken gegaan, maar zij beschouwen de revolutie – en het land – als hun rechtmatige erfgoed, en overwegen niet hun machtspositie op te geven. De rode cultuur, die Bo in Chongqing op tv wil, hebben zij van in de wieg meegekregen. De ambitie eveneens.

Bo Xilai is een van de enigen, daarboven, die verstand heeft van media. Als die met tv gaat rommelen, weet die wat hij doet.

Bo Xilai wil, zegt men, eerste minister worden.


Machtig zijn de prinsjes, een versje dat hun toegeschreven wordt luidt:

‘Mijn vader heeft de wereld gewonnen,

Wij zullen de wereld bewonen.’

Maar je wordt, ook als prins, niet zomaar eerste minister, je moet ook iets gedaan hebben. Als je bijvoorbeeld de problemen van Chongqing kunt oplossen… Dan zou je, Bo zijnde, Chongqing als springplank kunnen gebruiken naar hogerop. Natuurlijk is Chongqing belangrijk, maar de zetel van de macht is belangrijker. Binnen twee jaar komt er een nieuwe regering. China is wel een dictatuur, maar geen pure dictatuur: zij is gevoelig voor beweging aan de basis. Deng Xiaoping z’n hervormingen hebben China rijk en machtig gemaakt, en ze hebben miljoenen mensen hun bestaanszekerheid gestolen. Ontevreden zijn die mensen, en vatbaar voor maoïstische nostalgie en Rode Cultuur. Mooie resultaten in Chongqing kunnen, bij veel concurrentie om de macht boven, ondanks alles misschien niet volstaan om eerste minister te worden.


Dan kan een beetje populisme helpen, om een voormalig of nog steeds ontevreden massa achter je te krijgen die rode liedjes meezingt met de tv, in plaats van de stad af te breken. Dat is ook goed voor hun spirituele inhoud, om het op z’n Chinees te zeggen.


Blijft die andere vraag, de niet gestelde: die nostalgie en remaoïsering, moet je die ernstig nemen? Is een come-back van het maoisme mogelijk? ‘Kom nu,’ antwoordt weer een andere vriend, ‘remaoïsering in Chongqing, neem je dat ernstig? Zou je niet eerder het nieuwe standbeeld van Confucius op het Tiananmenplein in Peking ernstig nemen?’


Sus van Elzen.

Peking, 15 januari 2011.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content