OpenPharma: waarom geven farmabedrijven 875 miljoen euro aan de gezondheidszorgsector?
In vier jaar tijd spendeerden de farmareuzen Roche, MSD en Janssen-Cilag samen liefst 219 miljoen euro aan de Belgische gezondheidszorgsector. Daarmee zijn de drie goed voor een kwart van het totaalbudget dat 546 bedrijven uit de farma- en medtechsector in België overmaakten aan artsen, ziekenhuizen en andere zorgverstrekkers. Hoe koosjer zijn die financiële banden?
Voor het eerst sinds de wettelijke verplichting van firma’s om hun financiering van artsen en spelers uit de sector publiek te maken, analyseren Knack, De Tijd, Le Soir en Médor de geldstromen die zijn aangegeven in het Belgische Transparantieplatform. Wat blijkt? In de periode 2017-2020 betaalden farma- en medtechbedrijven 875 miljoen euro aan zorgverstrekkers in België. De geldpot werd verdeeld onder 31.754 ontvangers: arsten, verpleegkundigen, apothekers, universiteiten, ziekenhuizen, organisaties uit de gezondheidszorgsector en patiëntenverenigingen.
Het gaat daarbij om verschillende soorten financiering (zie grafiek). Zowat 60 procent van het totaalbudget, omgerekend 520 miljoen euro, ging naar wetenschappelijk onderzoek. De andere 40 procent is gebruikt voor inschrijvingskosten; reis- en verblijfskosten en sponsoring van wetenschappelijke congressen; consultancyopdrachten; en financiële steun en schenkingen.
Black box
Dat er zo veel geld vloeit naar wetenschappelijk onderzoek in België, hoeft niet te verbazen. Ons land staat bekend om zijn expertise ter zake. Met 503 nieuwe klinische proeven die in 2020 zijn goedgekeurd staat België op de derde plaats in Europa qua aantal klinische proeven per hoofd van de bevolking.
‘Het feit dat wij zwaar investeren in onderzoek en ontwikkeling op Belgisch niveau toont aan dat er in België veel klinisch onderzoek van hoge kwaliteit wordt verricht’, reageert farmareus Merck Sharp & Dohme ( MSD). Giléad stelt ’trots te zijn bij te dragen om van België een innoverende farmaceutische vallei te maken’. Astra Zeneca stipt aan dat ‘de klinische en wetenschappelijke expertise van de Belgische academische centra wereldwijd wordt erkend. Hetzelfde geldt voor de leidende positie van ons land op het vlak van de uitvoering van klinische studies.’
Wij namen contact op met twintig topfirma’s voor meer informatie over de geldstromen van wetenschappelijk onderzoek: aan wie gaven ze geld, en waarvoor? Maar geen enkel bedrijf wilde klare wijn schenken. Precies dat is een van dé grote problemen met het Transparantieregister, waar dergelijke transacties moeten worden gemeld: meer dan de helft van de financiering door farmabedrijven gaat naar wetenschappelijk onderzoek, maar de wet verplicht firma’s níét om daarover in detail te treden. ‘Die basisinformatie ontbreekt’, zegt Martine Van Hecke, gezondheidsexperte bij de consumentenorganisatie Test Aankoop. ‘Wij hebben geen idee welk bedrag wordt gegeven voor welke studie, noch voor welk ziekenhuis en welke arts. Dat is een probleem voor ons. Het is op zich goed dat er geld wordt besteed aan onderzoek en ontwikkeling. Dat is positief. Maar wij vinden dat het geen black box mag zijn.’
Waarom hangt er zo’n geheimhouding rond de financiën van wetenschappelijk onderzoek? ‘Dat is een beslissing van de wetgever’, reageert Mieke Goossens, managing director van vzw Mdeon, dat het Transparantieregister beheert. ‘Daarbij is rekening gehouden met de confidentialiteit van lopende onderzoeken, en met het feit dat er al een databank bestaat voor klinische proeven met informatie voor patiënten. Bovendien gaat het om gegevens die vanuit competitief standpunt gevoelig liggen voor de ondernemingen.’
Onder de leden van Mdeon is er geen eensgezindheid over dat punt. Medaxes, bijvoorbeeld, de Belgische koepel van producenten van generische geneesmiddelen, pleit voor meer transparantie inzake wetenschappelijk onderzoek. Andere leden vinden dat niet nodig of hebben nog geen standpunt ingenomen. Sowieso is het niet aan Mdeon maar aan de wetgever om daarover eventueel initiatief te nemen.
‘We vragen er niets voor terug’
De bedragen die 546 bedrijven uit de farma- en medtechsector aan zorgverstrekkers in België overmaakten, lopen flink uiteen: van enkele euro’s tot ettelijke miljoenen. Op basis van de gegevens uit het Transparantieregister maakten we een top twintig van de firma’s die de grootste sommen geld uitgaven. De gulste twintig schenkers zijn goed voor ruim 624 miljoen euro, bijna driekwart van het totaalbedrag van 875 miljoen euro. De top drie – Roche, MSD en Janssen-Cilag – zijn zelfs goed voor 219 miljoen euro.
De groep Roche, met hoofdzetel in het Zwitserse Basel, gaf in vier jaar tijd bijvoorbeeld 75 miljoen euro uit aan wetenschappelijk onderzoek in België, en betaalde in diezelfde periode meer dan 100.000 euro aan 20 ontvangers, voornamelijk ziekenhuizen en universiteiten, en enkele wetenschappelijke verenigingen. In totaal spendeerde Roche tussen 2017 en 2020 bijna 94 miljoen euro. ‘Het gaat om een aanzienlijk deel van onze omzet’, antwoordt Roche. ‘Maar belangrijk is dat geen van de donaties verband houdt met een commercieel belang. Deze waardeoverdrachten zijn niet gekoppeld aan onze verkoopprestaties. Dat zijn twee verschillende zaken. Het enige “rendement” dat wij uit deze vorm van investering halen, is het feit dat wij bijdragen aan een ecosysteem van gezondheidszorg dat de meest optimale behandelingsoplossing voor de patiënt biedt.’
Farmageld schrappen, dat gaat niet. Dan kan elke universiteit de boeken sluiten.
Manuel Morrens, UAntwerpen
Onze analyse van de top twintig toont vooral aan hoe een klein kransje van grote bedrijven stevige budgetten spendeert om onze zorgsector te bespelen. De cruciale vraag is: wat is de return on investment voor die firma’s? Wat krijgen ze ervoor in de plaats? We namen met alle twintig contact op. Hun antwoorden zijn zeer gelijklopend. Vrijwel allemaal verwijzen ze naar de deontologische codes van de Europese farmakoepel EFPIA en de Belgische koepel Pharma.be, en hun eigen interne ethische regels. Die deontologische codes ‘bepalen onder meer dat activiteiten in verband met deze uitgaven niet gericht mogen zijn op het genereren van verkoop’, zegt AbbVie. ‘Donaties worden uitsluitend gedaan om de gezondheidszorg te bevorderen en de patiëntenzorg te optimaliseren. AbbVie vraagt er niets voor terug.’ Bij Giléad klinkt het dat van de ontvangers van het geld ‘op geen enkele wijze een commerciële tegenprestatie wordt verwacht’. Ook MSD zegt over schenkingen dat er ‘geen tastbaar voordeel of zakelijk rendement van de schenking wordt verwacht of ontvangen’.
Innovatie stimuleren
Als verkoopcijfers niet de reden zijn voor de miljoenentransfers van de farmabedrijven, waarom tasten sommige dan toch diep in de buidel? Wat is de logica daarachter?
‘Het doel van deze investeringen is niet om onze verkoop te beïnvloeden, maar om innovatie in geneesmiddelenontwikkeling te stimuleren’, zegt Boehringer. Samenwerken met artsen en organisaties in de gezondheidszorg is voor Janssen-Cilag van essentieel belang: artsen beschikken over ‘deskundigheid van onschatbare waarde’ en die is ‘cruciaal’ om ‘voortdurend doeltreffende behandelingen voor patiënten te ontwikkelen’.
Bayer stipt aan dat het samenwerkingsverbanden opzet om ‘de behoeften van patiënten in verband met hun ziekte beter te begrijpen’. Het wijst ook op het belang van continue opleiding. ‘Geneesmiddelen zijn zeer complexe producten die moeten worden uitgelegd. Dat geldt vooral voor hun gebruik. Om patiënten de best mogelijke behandeling te kunnen geven, is het belangrijk dat artsen over de best mogelijke wetenschappelijke kennis beschikken (…). Daarom bieden wij enerzijds onze eigen wetenschappelijke bijscholingsactiviteiten aan. Anderzijds sponsoren wij ook dergelijke activiteiten door derden.’
Medtronic – geen farmabedrijf maar een belangrijke fabrikant van implantaten – wijst erop dat de samenwerkingsrelatie tussen fabrikanten en artsen vooral belangrijk is voor medische hulpmiddelen, zoals pacemakers of insulinepompen. ‘Dergelijke hulpmiddelen omvatten vaak ingewikkelde technologieën. Ze vereisen opleiding en oefening voordat ze veilig bij patiënten kunnen worden gebruikt. Gezien het tempo van de technologische vooruitgang is samenwerking essentieel om artsen en patiënten te helpen nieuwe behandelingsmogelijkheden te begrijpen.’
Top 10 van farma- en medtechfirma’s die de hoogste bedragen aan premies en voordelen toekenden aan de gezondheidszorgsector in België.
AbbVie stipt dan weer aan dat consultancy-activiteiten ‘ons beter helpen begrijpen hoe ziekten in de echte wereld worden behandeld’. Over financiële steun aan patiëntenorganisaties zegt het bedrijf dan weer: ‘Niemand is beter geplaatst dan de patiënten om ons te helpen begrijpen wat zij met de ziekte meemaken.’
‘Niets is gratis’
Innovatieve geneesmiddelen, levenslang leren, patiënten beter begrijpen: allemaal nobele doelen, toch? ‘Het is niet aan de industrie om navorming van artsen te betalen, of om bij te dragen aan de organisatie van een congres of manifestatie georganiseerd door een ziekenhuis of een artsenorganisatie’, zegt Martine Van Hecke van Test Aankoop. ‘Zelfs kleine voordelen die men krijgt van firma’s kunnen bijvoorbeeld een relatie van wederkerigheid creëren, zo tonen studies aan, zij het in veel gevallen onbewust. We moeten ons ervan bewust zijn dat niets gratis is. Het is een illusie te denken dat firma’s belangeloos grote sommen geld uitgeven zonder dat het hen voordelen kan opleveren, zoals het opdrijven van de verkoop van hun producten die daarom niet per se de beste keuze zijn op de markt.’
Ook Lucas Bechoux is kritisch. Hij is onderzoeker aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Luik en spitst zich toe op de invloed van de farmaceutische industrie op het medische onderwijs en onderzoek in België. Bechoux wijst erop dat ‘uit studies en aanbevelingen van internationale organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is gebleken dat interacties met de farmaceutische industrie – medische delegaties, gesponsorde congressen enzovoort – een negatief effect hebben op de kwaliteit van de voorschriften van artsen. Je ziet meer voorschriften, duurdere producten, minder generieke geneesmiddelen, een niet-naleving van richtlijnen enzovoort.’
Maar het gaat nog verder, zegt Bechoux. ‘De invloed van de farmaceutische industrie manifesteert zich ook in de productie van medische kennis. Ze zal ze proberen te vormen in overeenstemming met haar belangen. Dat gebeurt via de financiering en de organisatie van therapeutisch onderzoek: de industrie beslist over de onderzoeksprioriteiten. Ze geeft de voorkeur aan het beste rendement op investeringen.’
Een betere overheidsfinanciering van het medisch onderzoek en de medische opleiding kan de oplossing zijn, vindt Bechoux. ‘Zodat artsen en universitaire onderzoekers niet worden gedwongen om een beroep te doen op privéfinanciering.’
‘Niet alle universitaire onderzoek is objectief’
‘De farma-industrie is geen liefdadigheidsinstelling. De firma’s financieren vooral onderzoek naar hun eigen producten of onderzoek naar behandeltargets waarvoor ze al producten in de pipeline hebben zitten’, zegt Manuel Morrens, hoogleraar aan de UAntwerpen (Campus Drie Eiken) en verbonden aan de faculteit volwassenenpsychiatrie. Hij is ook psychiater aan het UPC Duffel.
Het begint al met een balpen geven. Onbewust sta je dan toch bij iemand in de schuld.
Thierry Christiaens, UGent
‘Je kunt of moet farmageld niet tegenhouden, en het is niet per se slecht. Maar je moet je wel bewust zijn van de belangen van alle betrokken partijen’, waarschuwt Morrens. ‘Farmabedrijven willen natuurlijk goed werkende producten omdat dat goed verkoopt. Maar ze zijn vooral verantwoording verschuldigd aan hun beleggers, niet rechtstreeks aan de patiënten. Farmageld schrappen, dat gaat niet. Dan kan elke universiteit de boeken sluiten. Tegelijk is het van belang te weten dat niet alle universitaire onderzoek objectief is. De helft of meer wordt gefinancierd door de farma-industrie.’
In 2016 hield Morrens een enquête onder psychiaters en huisartsen. ‘De insteek was: in welke mate beïnvloedt het financierings- of bezoekgedrag van de farmaceutische industrie hun voorschrijfgedrag van antipsychotica? Bij artsen die positieve attitudes hadden tegenover de industrie, zagen we een overlap met het voorschrijfgedrag. Hoe gunstiger ze stonden tegenover de industrie en de standpunten die door haar werden overgebracht, hoe meer ze de nieuwere – duurdere – producten voorschreven. Een andere interessante bevinding was dat je een meer uitgesproken effect zag bij artsen die zeiden: “Ik denk niet dat ik beïnvloed ben door de industrie.” Zij werden net nog méér beïnvloed.’
Morrens wijst ook op het belang van de onderzoeksliteratuur die beschikbaar wordt gesteld. ‘Als een artikel door een farmaceutisch bedrijf gefinancierd wordt, blijkt dat 70 procent van die papers toont dat een product gunstig is. Als een neutrale partij dat doet, is er 50 procent waarbij het werkt. Die inzichten zijn heel belangrijk. Want het betekent dat zelfs heel plichtbewuste artsen beïnvloed worden, omdat de literatuur waarop ze zich baseren vertekend kan zijn.’
Morrens pleit overigens zelf schuldig: ‘Ook ik ontvang naast mijn klinisch werk geld van farmabedrijven. Niet persoonlijk, maar wel voor mijn samenwerking in het kader van onderzoek. Een study nurse of psychologisch assistent betaal ik met de financiering van farmaceutische be- drijven. Ik kan wel zeggen: “Ik ben niet beïnvloed.” De realiteit is dat het wel zo zal zijn.’
Voor wat, hoort wat
Helpt het Transparantieregister om patiënten meer vertrouwen te geven in de onafhankelijke positie van hun zorgverstrekker? ‘BeTransparant lost het probleem voor ons niet op. Een kritische houding blijft belangrijk’, zegt Caroline Lebbe, genees- middelenexperte van de Christelijke Mutualiteit (CM). ‘De fundamentele vraag die zou moeten worden gesteld, is of dergelijke directe financieringen absoluut nodig zijn, en met welke intentie ze gebeuren.’
‘Het is niet omdat je ergens transparant over bent, dat er geen beïnvloeding is’, zegt ook Thierry Christiaens, professor klinische farmacologie aan de UGent. ‘Misschien is dat wel de grootste zwakke plek van het register: dat het de illusie creëert dat er door de transparantie over de bedragen geen invloed is. Zo werkt het natuurlijk niet.’
Beïnvloeding omvat volgens Christiaens meer dan een envelop met geld geven. ‘Dat is een karikatuur. Beïnvloeding is veel implicieter. Psychologen omschrijven het als een zeer subtiel spel, waarbij het principe “voor wat, hoort wat” ongelooflijk goed werkt. Het begint al met een balpen geven. Onbewust sta je dan toch in de schuld bij iemand, omdat je iets terug wilt doen.’
‘DE FARMA-INDUSTRIE IS GEEN LIEFDADIGHEIDSINSTELLING’
We legden de belangrijkste bevindingen van het onderzoek OpenPharma voor aan minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit).
‘De farmaceutische industrie is voor onze economie een belangrijke speler en speelt een sleutelrol in Europa en in de rest van de wereld’, reageert het kabinet-Vandenbroucke. ‘Daarom zullen wij ook in de toekomst onderzoek en ontwikkeling blijven steunen, maar dat moet vanzelfsprekend gerechtvaardigd zijn en op een transparante manier gebeuren.’
‘We werken op dit moment aan een langetermijnvisie voor ons farmaceutisch ecosysteem. Die oefening moet uitmonden in een farmapact voor de komende jaren. De minister wenst dat een belangrijk aspect in het farmapact zal gaan over deontologie en transparantie. Voor ons is die deontologie belangrijk en het is belangrijk dat de farmaceutische industrie geen ongeoorloofde zaken doet. Om deze reden is er vandaag ook al een bepaalde regelgeving. Mocht blijken dat daar verfijningen nodig zijn, dan willen we dat zeker bekijken.’
OpenPharma: de miljoenen van de farma-industrie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier