‘Onthaalonderwijs en regulier onderwijs zijn te vaak gescheiden werelden’
Voor anderstalige nieuwkomers verloopt het onderwijsparcours niet altijd van een leien dakje. Vaker dan hun Vlaamse leeftijdgenoten blijven ze zitten, zijn ze slachtoffer van het zogenoemde watervaleffect en verlaten ze vaak het onderwijs zonder diploma. Flexibele leertrajecten zouden het leven van de anderstalige leerlingen makkelijker moeten maken, maar worden niet in elke school toegepast. Ook blijken de OKAN-school en de vervolgschool doorgaans twee aparte werelden, wat het wederzijds onbegrip enkel vergroot.
De niet-gekwalificeerde uitstroom bij ex-OKAN-leerlingen bedroeg in het schooljaar 2014-2015 maar liefst 35,8 procent. Om deze uitstroom in te perken en om het hoofd te kunnen bieden aan de grote nieuwe instroom, besloot de Vlaamse regering om in 2017 9,2 miljoen uit te trekken voor vervolgschoolcoaches. Door ook een jaar eerder al de uren-leraar per reguliere leerling anders te berekenen, gingen in september 2016 176 extra vervolgschoolcoaches aan het werk.
‘Het aantal uren vervolgschoolcoaching dat een school krijgt toebedeeld, blijft wel afhankelijk van het aantal ingeschreven OKAN-leerlingen. Dat aantal verschilt sterk van schooljaar tot schooljaar, waardoor leerkrachten sneller zouden kunnen afhaken als vervolgschoolcoach’, verduidelijkt Ann Sofie Viaene, pedagogisch ondersteuner taalbeleid en taalgericht vakonderwijs bij GO!.
Dat vervolgschoolcoaches een grote rol spelen bij de oriëntering en begeleiding van (ex)-OKAN-leerlingen, blijkt ook uit het onderzoek Cartografie en analyse van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers en OKAN-leerlingen (OBPWO.
In het onderzoek staat dat een succesvolle schoolloopbaan na doorstroom in grote mate afhankelijk is van de studiebegeleiding die geboden wordt in de vervolgschool. Ofwel verzorgt de vervolgschoolcoach zelf die studiebegeleiding, ofwel coördineert die coach die begeleiding door nauw samen te werken met OKAN-leerkrachten en reguliere leerkrachten.
Gescheiden werelden
Daarnaast licht de vervolgschoolcoach ook de reguliere leerkrachten in over het studieparcours van de OKAN-leerlingen die op het punt staan over te stappen naar het reguliere onderwijs. Bij die informatieoverdracht zit er vaak een kink in de kabel.
Maaike Vandamme, vervolgschoolcoach in Kortrijk, stelt vast dat reguliere leerkrachten niet altijd even ontvankelijk zijn voor ex-OKAN-leerlingen. ‘Aan het begin van ieder schooljaar stellen de vervolgschoolcoaches zich voor op de eerste algemene vergadering. Ook blijven we tijdens ons wekelijkse spreekuurtje aanspreekbaar om de reguliere leerkrachten te helpen bij de begeleiding van de anderstalige nieuwkomers. Vaak merken we als vervolgschoolcoaches echter dat het steeds dezelfde leerkrachten zijn die open staan voor OKAN-leerlingen.’
Onbekend betekent vaak onbemind. Dat geldt ook voor het OKAN-onderwijs. ‘Leerkrachten weten vaak niet wat OKAN-onderwijs inhoudt, omdat het OKAN-onderwijs en het reguliere onderwijs in het secundair vaak gescheiden verlopen’, geeft Vandamme aan. OKAN-leerkracht Lore Defossez treedt haar daarin bij. ‘Reguliere leerkrachten beseffen vaak te weinig dat ex-OKAN-leerlingen een grote achterstand hebben voor vakken waar heel wat voorkennis voor nodig is, zoals wiskunde, Frans of Engels’.
Informatieoverdracht
Nochtans zouden de reguliere leerkrachten over dergelijke problemen ingelicht moeten worden door de vervolgschoolcoach. ‘Vaak gebeurde het bij de komst van een nieuwe ex-OKAN-leerling dat ik slechts enkele dagen voordien ingelicht werd’, geeft Eveline Luwaert, leerkracht Nederlands en Duits aan. ‘Via mail werd ik wel op de hoogte gebracht, maar de informatie beperkte zich vaak tot de naam van de leerling. Informatie over de schoolse prestaties en familiale achtergrond heb ik nooit gekregen, ook al houdt de school per leerling een digitaal dossier bij. Dat dossier heb ik wel nooit te zien gekregen.’
Flexibele leertrajecten
Naast de hulp van een vervolgschoolcoach kan een ex-OKAN-leerling ook genieten van flexibele leertrajecten in het vervolgonderwijs.
Omzendbrief SO 75, die handelt over het Vlaamse onthaalonderwijs, leert ons dat de verantwoordelijkheid voor de toepassing van de flexibele leertrajecten bij de schoolbesturen ligt. Een grote vrijheid voor de scholen dus, al zijn die niet zo vrij over hoe ze die flexibele trajecten kunnen invullen.
Zo kunnen leerlingen nooit vrijstellingen krijgen voor vakken waarvoor ze moeilijkheden ondervinden. Wel kunnen één of meerdere programmaonderdelen vervangen worden door extra uren Nederlands, wat vaak gebeurt bij instromers ouder dan 16 jaar voor wie het niet haalbaar is om de leerplandoelstellingen te bereiken voor een vak waarvoor veel voorkennis vereist is.
Moeten de flexibele leertrajecten dan niet flexibeler gemaakt worden? ‘Eigenlijk zijn de trajecten veel flexibeler dan ze op het eerste zicht lijken’, verduidelijkt Ann Sofie Viaene. ‘Scholen kunnen leerlingen voor bepaalde vakken een jaar of een graad lager de leerstof laten volgen. Een toelatingsklassenraad kan de leerlingen in kwestie dan die gunst verlenen.’
Dat het om een gunst gaat, en geen recht is voor leerlingen met leermoeilijkheden, heeft als gevolg dat niet alle scholen individuele leertrajecten zullen opstarten. ‘Bovendien zijn directeurs vaak onvoldoende ingelicht over de mogelijkheden van individuele leertrajecten. Daardoor zijn leerlingen met leermoeilijkheden te vaak afhankelijk van de welwillendheid van een lerarenkorps. Er is dringend nood aan een structurele omkadering van hogerhand’, geeft Viaene aan.
Als cruciale informatie via vervolgschoolcoaching niet tot bij de reguliere leerkrachten geraakt en als bovendien directeurs onvoldoende weet hebben van de mogelijkheden van flexibele leertrajecten, dan kunnen scholen onvoldoende gedifferentieerd onderwijs of onderwijs op maat van de leerling aanbieden.
Gedifferentieerd onderwijs is waar Vlaams onderwijsminister Hilde Crevits in de toekomst meer wil op inzetten. Eind december 2016 gaf de minister dat zelf in Terzake aan, nadat de resultaten van PISA 2015 bekend werden gemaakt.
Vlaanderen scoort goed voor PISA-testen: onderwijsmedaille heeft ook keerzijde
Al enkele jaren op rij gooit het Vlaamse onderwijs hoge ogen voor de PISA-testen, een internationaal vergelijkend onderzoek dat driejaarlijks peilt naar de leesvaardigheid en kennis van wiskunde en wetenschappen van 15-jarigen.
Uit het PISA-onderzoek van 2015 blijkt dat Vlaamse scholieren tot de Europese top in wiskunde behoren. Enkel Estland en Zwitserland komen in de buurt van het Vlaamse niveau. Ook op het gebied van wetenschappen kunnen de Vlaamse leerlingen wedijveren met de besten van de klas. Wereldwijd doen slechts negen landen het beter. Ook op het gebied van leesvaardigheid moet Vlaanderen slechts zes landen laten voorgaan.
De keerzijde van de Vlaamse onderwijsmedaille vertelt een ander verhaal. De kennis van wetenschappen en wiskunde ging tussen 2003 en 2015 in dalende lijn, een trend die zich ook in andere landen vertoont. Ook liggen de prestaties van de sterkere en zwakkere leerlingen in Vlaanderen mijlenver uiteen. In Vlaanderen is 17 procent van de 15-jarigen een ‘laagpresteerder’: een leerling, vaak uit een technische of beroepsrichting, die de eindtermen niet behaalt en vaak gedesillusioneerd en zonder diploma op de arbeidsmarkt terechtkomt.
Doorgelicht: Onthaalonderwijs anderstalige nieuwkomers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier