Luckas Vander Taelen
‘Ongenuanceerde taalgebruik van Jambon mag er niet toe leiden dat we wegkijken van de Brusselse realiteit’
‘Door een hele gemeenschap te stigmatiseren, mist minister Jambon een belangrijke kans om het op een genuanceerde manier te hebben over een moeilijk bespreekbaar thema’, schrijft Luckas Vander Taelen. ‘Hoe kan de verstikkende negatieve invloed van een gesloten gemeenschap doorbroken worden?’
Het is niet de eerste keer dat Jan Jambon, minister van Binnenlandse Zaken door zijn woordgebruik een deel van de publieke opinie tegen krijgt. Had hij gezegd Molenbeek te willen helpen om terroristen op te sporen, dan had dat minder provocatief geklonken dan zijn “opkuisen” van de gemeente. Nu krijgt Jambon opnieuw veel over zich heen, omdat hij zei dat een “significant deel van de moslimgemeenschap” na de aanslagen van Parijs en Brussel had gedanst.Eerder had de minister tijdens een toespraak in Den Haag hetzelfde gezegd. Toen had hij het over “straatfeesten”.
‘Ongenuanceerde taalgebruik van Jambon mag er niet toe leiden dat we wegkijken van de Brusselse realiteit’
Het is voor Jambon te hopen dat hij zijn beweringen hard kan maken als hij hierover in het Parlement ondervraagd wordt. Zeker heeft hij zich in zijn verklaringen op minstens één vlak vergaloppeerd : als er dan ergens zou “gedanst” zijn, dan was dat niet door een “significatief” deel van de moslims. Volgens Le Soir deed een kleine groep herrieschoppers dat wel, in het noorden van Brussel. Maar veel stelde dat niet voor.
Problemen juist inschatten
Door zijn uitspraken schoffeert de minister de hele islamitische gemeenschap van dit land, en dat is niet verstandig. Want nu geeft hij zijn tegenstanders argumenten om niet verder naar hem te luisteren en hem weg te zetten als een lid van “een extreem-rechtse partij” zoals een Franse chroniqueur dat maandagochtend op de RTBF-radio stelde. En op verschillende websites werd al geëist dat er sancties moesten volgen als Jambon geen bewijzen leverde.
Het ongenuanceerde taalgebruik van Jambon mag er echter niet toe leiden om eens te meer weg te kijken van de Brusselse realiteit. Het komt er echter op aan de problemen juist in te schatten. Want er waren inderdaad opstootjes na de aanhouding van Abdeslam in Molenbeek. En een week na de aanslagen was de sfeer er behoorlijk gespannen. Toen werd een vrouw levensgevaarlijk gewond door een wilde jonge chauffeur en moesten waterkanonnen ingezet worden om de gemoederen te bedaren. De berichtgeving erover leidde tot een politieke rel, waarbij de VRT er door N-VA medewerker Frank Thevissen beschuldigd werd om de waarheid te verdoezelen.
Dat jongeren in Molenbeek en Anderlecht de confrontatie zoeken met de politie is niet nieuw. Wie berichten daarover niet afdoet als “fait-divers” weet al jaren dat ook stadsbussen en wagens van journalisten regelmatig het doelwit zijn van stenengooiers. Vaak gaat het hier over bijzonder jonge adolescenten, zoals ook nu duidelijk te zien was voor wie de moeite deed om de beelden juist te interpreteren.
‘Maar hoe zeer deze negatieve factoren ook moeten aangepakt worden, ze bieden geen afdoende verklaring voor de baldadigheid van jongens die geen zestien zijn.’
Dat het hier maar over kleine groepjes gaat, maakt de problemen er daarom niet eenvoudiger op. Op het internet circuleert een filmpje dat door jongeren gemaakt is, kort na de Parijse aanslagen. Zo een vijftig jongens waarvan geen ouder dan vijftien jaar. Meisjes zijn er niet te zien. Een paar dragen een bivakmuts en tonen nepwapens. Maar vooral geven ze een totaal losgeslagen indruk en schreeuwen ze onophoudelijk tegen elkaar op, in de meest vulgaire termen. Hun gedrag lijkt meer door hormonen dan door enige ideologie of religie ingegeven te zijn. Het zou me niets verwonderen dat een deel van hen een paar maand later met stenen gooide naar de politie of juichte na de aanslagen. Jonge Brusselaars, die van hun eigen gemeenschap vervreemd zijn en enkel steun vinden in elkaars luidruchtig opbod. Van God los, maar ook van Allah.
Gepriviligeerde positie van jongens
Natuurlijk wijzen sommigen meteen en niet onterecht op de impact van werkloosheid, discriminatie en racisme. Maar hoe zeer deze negatieve factoren ook moeten aangepakt worden, ze bieden geen afdoende verklaring voor de baldadigheid van jongens die geen zestien zijn. Misschien heeft het veel te maken met hun ontluikende seksualiteit, een taboe binnen de moslimgemeenschap. Dat opgefokt gedrag zal er in ieder geval voor zorgen dat ze moeite hebben met de discipline van de school of een werkomgeving. Wat dan weer tot maatschappelijke uitsluiting leidt van die jongeren, waardoor ze een gemakkelijke prooi worden voor de sirenen van de radicalisering.
Door een hele gemeenschap te stigmatiseren, mist minister Jambon een belangrijke kans om het op een genuanceerde manier te hebben over een moeilijk bespreekbaar thema : hoe de verstikkende negatieve invloed van een gesloten gemeenschap te doorbreken? Dan had hij het ook kunnen hebben over een ander probleem: de geprivilegieerde positie van jongens in Magherebijnse gezinnen en het onvermogen van de ouders om hun zonen – in tegenstelling tot hun dochters – te responsabiliseren. En zonder vooroordeel een antwoord zoeken op deze vraag : hoe komt het toch dat we ondanks sociale omkadering, straathoekwerkers en onderwijs niet hebben kunnen vermijden dat jonge adolescenten hun eigen stad als doelwit van hun blinde woede nemen ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier