Onderwijsfilosoof Michael Merry: ‘Islamitische scholen zijn een dam tegen radicalisering’
Leidt een betere sociale mix op school naar gelijke onderwijskansen? Dat is twijfelachtig, betoogt Michael Merry. De Amerikaanse filosoof, die de Vlaamse schoolpoortstrijd vanuit Amsterdam volgt, houdt een warm pleidooi voor islamitisch onderwijs.
Michael Merry, die onder meer in Leuven heeft gestudeerd, doceert al meer dan tien jaar onderwijsethiek en wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam – hij doet dat alternerend in het Engels en het Nederlands, dat hij perfect beheerst. Hij is de auteur van verschillende standaardwerken, onder meer over islamitisch onderwijs in westerse maatschappijen en over de wisselwerking tussen gelijkheid, burgerschap en segregatie. In een scherp opiniestuk in De Morgen fileerde hij onlangs de Vlaamse inschrijvingsdiscussie. Leidt een betere sociale mix op school werkelijk tot gelijkere onderwijskansen en meer burgerzin bij tieners? Samengebald was Merry’s antwoord op die vraag: ‘Nee, dat is wishful thinking.’
Meer diversiteit op school heeft doorgaans een negatief effect: arme kinderen krijgen minder kansen, de ongelijkheid neemt nog toe.
Michael Merry: Gemengde scholen garanderen meer gelijkheid: dat klinkt mooi, geen zinnig mens kan ertegen zijn. Maar waarop slaat ‘meer gelijkheid’ dan precies? Op de status van leerlingen? Op de verwachtingen van ouders en leraren? Op de selectiemechanismen aan de schoolpoort en binnen de school? De hamvraag is: krijgen arme kinderen met een migratieachtergrond wérkelijk meer kansen als ze in een school vol witte kinderen uit de middenklasse zitten?
Zegt u het maar.
Merry: Er is de voorbije vijftig jaar ontzettend veel onderzoek naar gedaan, en daaruit blijkt: meer diversiteit op school heeft doorgaans een negatief effect. Arme kinderen krijgen minder kansen, de ongelijkheid neemt nog toe.
De oorzaken daarvan zijn talrijk. Aangeboren cognitieve vermogens, en de mate waarin een kind thuis wordt gestimuleerd: op die variabelen heeft het onderwijs natuurlijk geen greep. Sommige kinderen lezen al op hun vijfde Harry Potter-boeken, andere moeten dan nog aan het alfabet beginnen. Een groot deel van de verklaring ligt bij discriminerende mechanismen die eigen zijn aan scholen – ook aan gemengde scholen waar het team en de ouders door ‘goede bedoelingen’ worden gedreven, ja.
Om welke mechanismen gaat het dan?
Merry: Het gaat om de interne organisatie en de sfeer die daarmee samenhangt. Meer diversiteit in de klas volstaat niet: gemengde scholen vragen méér van leraren en directies. In Nederland is meer dan 95 procent van het lerarenkorps wit: vrouwen uit de middenklasse maken de overgrote meerderheid uit. Ook schoolbesturen zijn homogeen wit. Ironisch genoeg vormen concentratiescholen daarop geen uitzondering. Vorig jaar heb ik daar samen met de Vlaamse socioloog Orhan Agirdag een opiniestuk over geschreven, met een ietwat provocerende titel: ‘De zwarte school is nog niet zwart genoeg’. Kinderen hebben rolmodellen nodig, zeker als ze tot een gestigmatiseerde minderheid behoren. Ze herkennen zich in leraren met wie ze hun etnische, religieuze of sociale achtergrond – en bijgevolg ook persoonlijke ervaringen – delen.
Ook inhoudelijk zijn er discriminerende mechanismen. De lessen geschiedenis staan bijvoorbeeld bol van de culturele stereotypen. Bijdragen van minderheden aan ‘onze’ maatschappij? Daar wordt met geen woord over gerept. De boodschap is helder: ‘Jullie horen er niet bij.’ Sowieso is het risico op vervreemding in zo’n gemengde school al groot. Het taalgebruik, de muziek die populair is, de hobby’s: telkens weer zet de dominante groep de toon. Wie daar niet toe behoort voelt zich vaak eenzaam en ondergewaardeerd.
De kern van de zaak is: als leden van de geprivilegieerde middenklasse vinden wij het vanzelfsprekend dat kinderen uit kansengroepen zich aan onze normen en waarden aanpassen. We willen diversiteit op school, maar alleen op ónze voorwaarden en liefst niet te veel. Ook progressieve, hoogopgeleide ouders die de mond vol hebben van gelijke kansen en diversiteit, hebben ingebouwde drempels. Zodra het aantal ‘verkeerde’ leerlingen het kantelpunt heeft bereikt, zoeken ze een andere school.
Waarom moet het een probleem zijn als een school in een Turkse buurt vooral door Turkse leerlingen wordt bezocht?
Ik neem aan dat jullie ook in Vlaanderen vertrouwd zijn met het begrip ‘bakfietsouders’?
Jazeker.
Merry: Ik woon in de Indische buurt in Amsterdam-Oost. Iedere ochtend zie ik mijn buren met hun bakfietsen vertrekken. Het zijn zogenaamd progressieve mensen zoals u en ik. Ze lopen hoog op met de multiculturele samenleving: uiteraard zijn ze gewonnen voor gemengde scholen en gelijke onderwijskansen. Toch steken ze iedere ochtend de gracht over naar Zeeburg, een rijkere buurt met een lagere school die als “beter” bekendstaat, om niet te zeggen dat ze een wittere populatie heeft. Het is niet toevallig een montessorischool: scholen uit het levensbeschouwelijk onderwijs – zoals ook de jenaplan- en daltonscholen – hebben met elkaar gemeen dat ze een erg wit publiek lokken.
Zoals ook de freinet- en steinerscholen in Vlaanderen. Wijst u die buren daar soms op?
Merry: Jawel, en dan reageren ze sportief. ‘Je hebt natuurlijk gelijk’, zeggen ze. Maar ze willen het beste voor hun kind, dat nu eenmaal bijzonder is. Ze vrezen dat het zich op een zwarte school niet thuis zal voelen. Proef je de ongelijkheid? Ondertussen vraagt niemand zich af: voelt een gekleurd kind zich wel thuis op een witte school? We realiseren ons niet eens dat scholen met een homogeen wit publiek in feite concentratiescholen zijn. Door diezelfde blinde vlek zien we niet in dat er in Nederland of Vlaanderen evengoed witte getto’s bestaan, en niet alleen Turkse of Marokkaanse getto’s.
Het geval van Femke Halsema, de voormalige leider van GroenLinks in Nederland, spreekt boekdelen. Als progressief boegbeeld heeft ze altijd geroepen: ‘Kinderen horen naar de school van hun buurt te gaan!’ Ze heeft het goede voorbeeld gegeven en haar zoontje naar een ‘zwarte school’ om de hoek gestuurd. Na twee jaar haalde ze hem er weer weg. ‘Mijn kind is geen pedagogisch experiment’, gaf ze als verklaring. Een pijnlijk moment.
Ouders die het beste willen voor hun kind: mag het even?
Merry: Natuurlijk. Voor een ethicus is dit een interessant debat. Het gaat om een afweging tussen twee principes: vrijheid en gelijkheid. Als het om hun eigen kind gaat, verkiezen ouders haast altijd de vrijheid om hun ideale school te kiezen boven het recht op gelijke kansen voor andere kinderen. Natuurlijk leggen ze dat anders uit: het sociale niveau van de klas ligt te laag, bijvoorbeeld. Of ze maken zich zorgen over de taalvaardigheden van hun kind: te veel allochtonen op school, dat zou slecht zijn voor de beheersing van de moedertaal. Dat is natuurlijk onzin – in de jaren zestig heeft de beroemde Amerikaanse socioloog James Coleman dat afdoende bewezen. Kinderen van hoogopgeleide ouders die op jonge leeftijd leren lezen en discussiëren, zullen altijd een grote voorsprong hebben. Niet dat de school voor hen onbelangrijk wordt, maar factoren als de thuissituatie en de peergroup spelen in hun geval een grotere rol.
Nog een excuus dat je vaak hoort is hoogbegaafdheid: ‘Mijn kind heeft extra uitdaging nodig. Daarom moet het naar een wit gymnasium’ – vergelijkbaar met elitaire aso-scholen in Vlaanderen.
Betwist u dat er zoiets als hoogbegaafdheid bestaat?
Merry: Helemaal niet. Hoogbegaafden hebben recht op extra zorg, net zoals kinderen met leerstoornissen. Maar de stempel ‘hoogbegaafd’ wordt tegenwoordig veel te snel gedrukt: zowat alle zonen en dochters van hoogopgeleide ouders zouden het zijn – en hebben bijgevolg separaat onderwijs nodig.
In Vlaanderen spoort de vereniging Positive Education Psychology (PEP!) kansarme leerlingen met een migratieachtergrond aan om hoog te mikken. PEP! werkt met rolmodellen wier succesverhalen haast altijd in een witte school starten. Die verhalen hebben wel een duister randje: de getuigen voelden zich op zo’n witte school vaak slecht in hun vel.
Merry: Ik ken zelf ook succesverhalen met een duister randje. Een goede vriend van Marokkaanse oorsprong heeft op een montessorischool gezeten. Dankzij die opleiding, en uiteraard ook door zijn eigen ambitie, is hij in Oxford gepromoveerd. Toch kijkt hij met gemengde gevoelens op zijn schooltijd terug. Blijkbaar waren de leraren rabiate atheïsten: dagelijks moest hij misprijzende opmerkingen of flauwe grappen over zijn religie incasseren.
Het is trouwens oppassen met persoonlijke succesverhalen. Voor je het weet, trap je in de Obama-val.
De Obama-val?
Merry: Het misbruiken van rolmodellen. De voormalige Amerikaans president Barack Obama heeft zich via het onderwijs aan zijn kansarme achtergrond kunnen ontworstelen. ‘Waarom zouden anderen met een vergelijkbare achtergrond dat dan niet kunnen?’ hoor je dan. Rolmodellen worden op een voetstuk geplaatst om te verdoezelen dat het systeem geen gelijke kansen biedt. Dat gebeurt niet alleen door conservatieve partijen die in wezen tegen de emancipatie van kansengroepen zijn. De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb, een socialist nota bene, is ook zo iemand die roept: ‘Wat ik heb gepresteerd, moet iederéén kunnen!’
Het is onvermijdelijk dat kansarme kinderen af en toe helemaal naar de top doorstoten, door een combinatie van talent, doorzettingsvermogen en een dosis geluk. Die ene leerkracht of die oudere broer die hun potentieel opmerkt en ervoor zorgt dat ze in een goede school belanden: zulke meevallers. Maar zolang het schoolsysteem niet grondig verandert, zullen ze de spreekwoordelijke uitzonderingen blijven die de regel bevestigen.
De Vlaamse obsessie met de hoofddoekenkwestie is dom en gevaarlijk. Jullie creëren zelf het klimaat waarin radicalisering gedijt.
Wat zou u Hilde Crevits (CD&V), onze minister van Onderwijs, aanraden?
Merry: Volg een meersporenbeleid. Investeer in goede gemengde scholen, maar besef dat die strategie niet volstaat om gelijke kansen in het onderwijs te creëren. Je moet vanuit de realiteit vertrekken, en die realiteit zegt: we leven nog altijd in een erg gesegregeerde maatschappij. Waarom moet het dan een probleem zijn als een school in een Turkse buurt vooral door Turkse leerlingen wordt bezocht? Ik kant me tegen het stigmatiseren van concentratiescholen. Er valt juist veel te zeggen voor onderwijs dat zich op de culturele achtergrond en de specifieke behoeften van minderheden richt, zolang er alternatieven zijn voor wie daar zijn gading niet vindt.
Kinderen zijn beter af in een omgeving waar hun cultuur en achtergrond niet worden geminacht. Waar ze zonder complexen hun religie kunnen beleven. Waar ze zich kleden zoals ze dat zelf willen. En waar niemand hen bestraffend toespreekt als ze op de speelplaats hun thuistaal spreken. Alle kinderen moeten de kans krijgen om een positief zelfbeeld te ontwikkelen: dat is een absolute noodzaak om zich later als volwaardige burgers te ontpoppen. Als daarvoor onderwijs in aparte, gekleurde scholen nodig is, dan is dat maar zo.
Horen we daar een pleidooi voor islamitische scholen?
Merry: In Nederland is het islamitisch onderwijs een succes. De eerste basisschool is in 1988 opgericht, intussen zijn er al zo’n 45. Ik heb veel islamitische scholen bezocht. Aanvankelijk waren er in Nederland problemen, de focus lag te veel op capaciteitsuitbreiding. Maar de voorbije tien jaar is de kwaliteit fel verbeterd: verschillende moslimscholen staan in de top 20 van de beste basisscholen van Nederland.
Ik sluit niet uit dat ook niet-moslims op termijn de weg naar het islamitisch onderwijs zullen vinden. Zo is het hier in Amsterdam al gegaan met het hindoe-onderwijs, dat oorspronkelijk bedoeld was voor hindoes uit de Surinaamse diaspora. Ook Surinaamse christenen en moslims sturen er nu hun kinderen naartoe. Vanwege de kwaliteit en vanwege de gedeelde cultuur, taal en achtergrond.
Pogingen om in Vlaanderen islamitische basisscholen op te richten zijn tot dusver mislukt. ‘Slecht voor de integratie’, luidt een bezwaar. Of: ‘Hiermee worden moslims nog dieper in een getto gedrongen.’ En ten slotte: ‘Islamitisch onderwijs zet de deur open voor radicalisering.’
Merry: Wat een dooddoeners. Om met integratie te beginnen: minderheden hebben bitter weinig aan een multiculturele samenleving als ze helemaal onderaan de pikorde staan, waar ze worden misprezen en schabouwelijk behandeld. En wat radicalisering betreft: goed georganiseerd islamitisch onderwijs kan daar net een dam tegen opwerpen.
Legt u dat eens uit.
Merry: In het Verenigd Koninkrijk heb je meer dan 200 moslimscholen, in Amerika en Canada ruim 500, en in Nederland dus een 45-tal. Samen zijn dat veel leerlingen en oud-leerlingen. Je zou verwachten dat geradicaliseerde moslims in die landen uit moslimscholen afkomstig zijn. Maar nee, de meesten hebben een verleden in openbare scholen – waar ze gefrustreerd zijn geraakt door discriminatie en stigmatisering.
Michael S. Merry
– Amerikaan, 49 jaar
– Groeide op in Atlanta
– Studie: filosofie en theologie in Chicago en Leuven
– Doctoraat in filosofie en onderwijsbeleid aan de University of Wisconsin-Madison
– 2005: wordt assistent-professor aan Beloit College in Wisconsin
– 2008: wordt professor onderwijsethiek en wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam
– Publiceert onder meer over schoolkeuze en -segregatie, burgerschap en burgerschapseducatie, en onderwijs aan minderheden
Natuurlijk is onderwijs niet de enige factor: ook politiek speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol. Maar het staat wel vast dat moslims minder kans op radicalisering lopen als ze op een school zitten waar ze positieve rolmodellen ontmoeten en waar leraren hoge verwachtingen koesteren. Een school, kortom, waar ze geen vervreemding maar verbondenheid ervaren.
Let wel, ook de kwaliteit van islamitische scholen staat of valt met een goede organisatie. En uiteraard moet er adequaat toezicht zijn. Het kan niet de bedoeling zijn die scholen door Saudi-Arabië te laten financieren, noch door groeperingen met extremistische, salafistische agenda’s.
Het hoofddoekendebat in het Vlaamse onderwijs wil maar niet luwen. Hoe kijkt u daarnaar?
Merry: Met verbijstering. Wat me opvalt is de verkrampte houding in linkse middens, vaak ingegeven door een radicaal atheïstische overtuiging. Het doet me denken aan mijn jaren in Leuven, waar ik theologie heb gestudeerd. De professoren van de faculteit Godgeleerdheid waren veel progressiever dan hun collega’s in de faculteiten Wijsbegeerte of Politieke Wetenschappen, linkse intellectuelen die niet wilden snappen dat religie voor onderdrukte groepen een emanciperende rol kan spelen. Gelukkig zijn we dat station in Nederland al lang gepasseerd.
De Vlaamse obsessie met deze kwestie is dom en gevaarlijk. Door zo’n controverse over een stuk textiel op te blazen, creëren jullie zelf het klimaat waarin radicalisering gedijt. Het is kortzichtig, maar ook een treffend voorbeeld van een dominante witte meerderheid die haar normen aan een onderdrukte minderheid oplegt.
Om advocaat van de duivel te spelen: waarom zou die meerderheid haar normen en waarden niet via het onderwijs mogen opleggen? Ze gelden tenslotte ook op de arbeidsmarkt en, meer algemeen, in de samenleving. Gelet op het ontwikkelings- en welvaartspeil van die samenleving zou je voor die normen en waarden zelfs een lans kunnen breken.
Merry: Dat argument hoor ik vaak. Telkens antwoord ik met een wedervraag: wat betekenen die universele normen en waarden? Stel dat Dirk en Ahmed dezelfde competenties hebben: hebben ze daarom bij een sollicitatie evenveel kansen op een positief antwoord? Natuurlijk niet, want discriminatie op de arbeidsmarkt is een feit.
Vindt u in Nederland gehoor met uw pleidooi voor emanciperend gescheiden onderwijs?
Merry: Nee. De meesten van mijn collega’s zitten op een totaal andere golflengte. Als buitenlander snap je er niets van, hoor ik ze denken. Terwijl het natuurlijk evengoed kan liggen aan de oogkleppen die zij als vertegenwoordigers van de dominante witte meerderheid dragen. (lachend) Dat denk ík dan.
Dit artikel verschijnt woensdag 4 april in Knack.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier