Onderwijsspecialist Dirk Van Damme: ‘Mogen ouders geen tweede keer aan hun lot overlaten’
Op 1 september gaan álle scholen in Vlaanderen open, heeft onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) beslist. ‘Ik ben vooral bang voor onzekerheid, ad-hocbeslissingen, verwarrende communicatie en chaos’, zegt Dirk Van Damme, onderwijsspecialist van de OESO.
Vorige week dinsdag in Parijs. Het is 38 graden wanneer Dirk Van Damme puffend en met een strooien hoed op het hoofd uit zijn auto stapt vlak bij de Jardin du Ranelagh. Een straat verderop bevindt zich het hoofdkwartier van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Het park is leeg, de kastanjebomen kreunen. Nog voor het interview begint, heeft Van Damme een waarschuwing klaar: hij wil niet de schoonvader van het Vlaamse onderwijs zijn die vanuit Frankrijk met het vingertje zwaait. ‘Discussies over onderwijs liggen erg gevoelig.’
Hij woont en werkt al geruime tijd in Parijs, maar zolang het virus rondwaart keert hij niet terug naar België. Misschien ook omdat hij zich behoorlijk ergert aan de aanpak van covid-19 in zijn thuisland. ‘België heeft deze crisis niet goed beheerd. De besmettings- en sterftecijfers zijn bij de hoogste ter wereld, en daar wordt te licht overheen gegaan. Ook de lamentabele toestanden in onze woonzorgcentra tijdens de lockdown vond ik verschrikkelijk. Hebt u het vernietigende artikel daarover gelezen in The New York Times? Die analyse is scherp, maar volkomen terecht.’
Hoe komt het dat België zo ondermaats presteert?
Dirk Van Damme: De versnippering van bevoegdheden is uiteraard niet bevorderend voor onze daadkracht. Dat valt minder op in normale omstandigheden, maar tijdens een crisis komen de structurele zwaktes van een systeem snel bovendrijven. Bovendien is Vlaanderen de afgelopen jaren qua efficiëntie achteruitgeboerd.
We weten nu wel dat de kwaliteit van de aangeboden leerstof tijdens de lockdown in veel gevallen ondermaats was.
Wat we zelf doen, doen we dus niet beter?
Van Damme: Ik heb de beginjaren van de regionalisering van het onderwijs vanaf de eerste rij meegemaakt. In het begin maakte Vlaanderen een flinke inhaalbeweging op het vlak van onderwijskwaliteit. Wat we toen deden, was zeker beter dan tijdens de voorafgaande nationale periode. Ik zeg niet dat die voorsprong volledig weg is, maar er is onvoldoende gekapitaliseerd op de intrinsieke troeven van Vlaanderen. Efficiëntie, kwaliteit en innovatie zijn niet meer de belangrijkste waarden in het Vlaamse overheidsapparaat.
Vlaanderen heeft zich ‘verbelgist’?
Van Damme: Dat heeft te maken met de politisering van de administratie, de almacht van politieke partijen, maar zeker ook met de dalende kwaliteit van de ambtenaren. Vlaanderen slaagt er niet meer in om de sterkste mensen aan te trekken en te behouden voor de belangrijkste functies in ons overheidsapparaat.
U schreef enkele weken geleden op Twitter: ‘Lang gedacht dat ondanks politieke chaos en onlogische bevoegdheidsverdelingen de administratieve kwaliteit nog steeds vrij hoog was. Nu is duidelijk dat dit niet zo is.’
Van Damme: Ik heb veel reacties gekregen op die tweet. Sommigen vonden dat ik overdreef. Er zijn inderdaad uitzonderingen, ministeries en agentschappen die uitstekend werken. Tweets zijn per definitie ongenuanceerd, maar als je het over een lange termijn bekijkt, zie ik wel degelijk trends die mij niet vrolijk stemmen.
Komt dat door de aanhoudende vraag om te bezuinigen en het overheidsbeslag te verkleinen?
Van Damme: (droog) De Vlaamse en Belgische administraties zijn nog altijd ruim bedeeld als je dat vergelijkt met andere leden van de OESO.
Wat is dan de echte reden?
Van Damme: Het statuut van ambtenaar is ongetwijfeld minder aantrekkelijk geworden omdat de autonomie van de ambtenaar sterk beknopt is door de politisering. De administratie houdt zich ook met te veel bezig.
In welke mate verschilt de Franse aanpak van covid-19 van de Belgische?
Van Damme: De Franse overheid heeft meer gezag dan de Belgische. Zij voert de regie, top-down, en er is meer eenduidigheid. Fransen zijn kritisch voor hun president en hun overheid, maar ze respecteren uiteindelijk wel de genomen beslissingen. In België loopt men er snel de kantjes vanaf. Ook niet verwonderlijk als de overheid de ene dag de avondklok instelt en enkele dagen later zegt dat de politie niet zal controleren op de naleving ervan. Erg verwarrend allemaal.
Zou de Franse overheid ooit overwegen om de avondklok in te stellen?
Van Damme: Hoor eens, ik vind dat men nogal snel begint te zeuren over grondwettelijkheid en mensenrechten. Ik heb veel respect voor de Antwerpse gouverneur Cathy Berx, ik schat haar hoog in. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat zij over één nacht ijs is gegaan. Maar het is een draconische maatregel die ik niet in veel andere steden genomen zie worden.
Ook niet in Parijs?
Van Damme: Dat denk ik niet, ook al waren de regels tijdens de lockdown hier veel strenger dan in België. Je mocht bijvoorbeeld je huis niet uit, op een korte wandeling van maximaal honderd meter na. Dat werd gecontroleerd en zeer goed nageleefd.
U hebt zich geërgerd aan de houding van veel Vlamingen tijdens de lockdown. U had het in een tweet over ‘geneut en geklaag over de coronamaatregelen’.
Van Damme: (lacht) Het stoorde me mateloos dat veel mensen, ook heel ernstige en invloedrijke, voortdurend allerlei maatregelen ter discussie stelden. Ik vind dat de overheid krediet verdient. Dit zijn voor iedereen zeer ongewone tijden. Dan is het overdreven om meteen met grote argumenten te komen aanzetten, bijvoorbeeld over de grondwettelijkheid van een avondklok. Laten we die argumenten opsparen voor wanneer ze écht nodig zijn. Of voor landen zoals Wit-Rusland. De proportionaliteit van de maatregel was misschien overdreven, maar dat gold zeker ook voor de reacties erop.
U schreef dat wij een verwend volkje zijn geworden.
Van Damme: In vergelijking met Frankrijk en veel andere landen waar ik recent was, vind ik van wel. Men heeft het in Vlaanderen ongelooflijk goed en toch zijn mensen constant over van alles aan het klagen.
Vindt u dat dat deze coronacrisis nog eens het belang onderstreept van een goed en een democratisch onderwijs?
Van Damme: Op het niveau van de grote onderwijsprincipes antwoord ik volmondig ‘ja’. Ik sta voor een publiek onderwijsbestel dat democratisch toegankelijk is en een hoge kwaliteit biedt. Maar de vraag is hoe realistisch dat nog is tijdens en na deze crisis. Covid-19 vreet aan de fundamenten van ons onderwijsbestel. De kloof tussen sterke en zwakkere leerlingen is bijvoorbeeld sterk vergroot, en de gemiddelde kwaliteit van het onderwijs is overal ter wereld gedaald – al zeggen experts tegelijkertijd dat sommige leerlingen en studenten juist baat gehad hebben bij deze crisis. Andreas Schleicher, mijn baas bij de OESO, verstuurde bijvoorbeeld een tweet waarin hij schreef dat leerlingen nu beseffen hoe slecht het onderwijssysteem in elkaar zit en dat ze het plezier van de zelfstudie ontdekken. U kunt zich voorstellen dat daar veel reactie op gekomen is.
Wat vindt u ervan?
Van Damme: Onderwijs focust zich op standaardisatie. De zwakke leerlingen worden meegetrokken door de sterkere. Dat verhindert dat de sociale ongelijkheid explodeert, maar het kan zo wel de kansen verkleinen voor sommige leerlingen.
Men houdt meer rekening met de besmettingsrisico’s van de leerkrachten dan met de noden van de leerlingen.
Voor de sterkste leerlingen?
Van Damme: Ja. Vandaar de stijgende populariteit van het thuisonderwijs. Dat zag je al voor de coronacrisis, maar die tendens is de afgelopen maanden alleen maar toegenomen in alle landen waar dat wettelijk mogelijk is. Velen denken dat religieuze motieven doorslaggevend zijn bij thuisonderwijs, maar dat is niet zo. Steeds meer gezinnen kiezen ervoor omdat ze zo onderwijs op maat van hun kinderen kunnen aanbieden. De Britse krant The Guardian meldde vorige week dat de vraag naar privéonderwijs in het Verenigd Koninkrijk explodeert.
Gebeurt dat ook in Vlaanderen?
Van Damme: Misschien niet in de vorm van privéscholen die buiten het wettelijke kader functioneren. Maar ik merk wel een enorme expansie van tutoring, van bijlessen enzovoort.
U schreef in een OESO-paper dat covid-19 discrimineert volgens opleidingsniveau.
Van Damme: Ik deed dat op basis van een Zweeds onderzoek. Van cruciaal belang om corona klein te krijgen is de mate waarin we in staat zijn om ons gedrag te veranderen. Scholingsgraad is daarbij een zeer belangrijke factor. Mensen die hoger opgeleid zijn, kunnen zich beter aanpassen aan veranderende omstandigheden en zijn daardoor beter bestand tegen besmetting. Over het algemeen geldt dat hooggeschoolden gezonder zijn, omdat ze vaardigheden en attitudes hebben ontwikkeld die hun gedrag sturen.
Uit een onderzoek van Google bleek ook dat leerlingen uit hogere sociale klassen bij afstandsonderwijs meer en sneller dingen gingen googelen.
Van Damme: Dat is een erg interessant onderzoek omdat het een grote hoeveelheid data kon analyseren op wijkniveau. Zoals u weet, zijn wijken in de VS vaak gesegregeerd. Rijk en arm wonen apart, en dus kun je makkelijk onderzoeken hoe het internet op een andere manier wordt gebruikt in arme en in rijke districten. Meteen na de lockdown zag je dat jongeren in rijkere wijken veel zaken gingen opzoeken voor hun schoolopdrachten, terwijl dat in armere wijken bijna niet het geval was. Dat is goed om te weten, want het idee achter afstandsonderwijs is vaak heel idealistisch, namelijk dat de technologie iedereen in staat stelt om zelf te leren. Velen vergeten daarbij dat je daarvoor over enkele competenties moet beschikken: zelfsturing, discipline, planning, volharding. Die komen niet vanzelf. Het is niet zo dat de toenemende ongelijkheid door de scholen wordt veroorzaakt, maar juist omdat in afstandsonderwijs de structuur van de school wegvalt.
Een verklaring voor dat verschillende opzoekgedrag is misschien ook dat kinderen in de meest kwetsbare gezinnen vaak geen eigen laptop hebben.
Van Damme: Dat is een te eenvoudige uitleg. Het volstaat niet om massaal laptops uit te delen en dan te denken dat het probleem daarmee opgelost is. Het echte sociale onderscheid zit in hoe men technologie gebruikt. Het is dus erg belangrijk dat jonge mensen digitale vaardigheden ontwikkelen en leren inzien hoe technologie het best gebruikt wordt tijdens afstandsonderwijs.
Overheden moeten niet alleen focussen op het openhouden van de scholen. Afstandsonderwijs wordt van ontzettend groot belang.
Wat is uw advies?
Van Damme: We weten ondertussen dat de kwaliteit van de aangeboden leerstof in afstandsonderwijs in veel gevallen ondermaats was. Ik werp geen steen naar scholen of leerkrachten – de crisis kwam onverwacht en men was hier niet op voorbereid. Maar men wist toch al langer dat inzake e-learning niet de hardware het grootste probleem is, maar wel de software of de eduware. De inhoud van veel educatieve pakketten is vaak te simplistisch en te lineair opgesteld, terwijl de technologie net de mogelijkheid geeft om te differentiëren en interactief te werken. Veel scholen en leerkrachten maakten het zichzelf makkelijk door banale invulformulieren, die ze in de klas gebruikten, te scannen om die vervolgens te mailen naar hun leerlingen. Dat is geen digitaal onderwijs. Qua kwaliteitsvol afstandsonderwijs is een snelle inhaaloperatie noodzakelijk.
Krijgt u signalen dat men bezig is met die inhaaloperatie?
Van Damme: Grote computerbedrijven zoals Microsoft en ook het Britse Pearson zijn daar zeker mee aan de slag gegaan. Ik ben daar niet per se tegen, maar het idee dat de inhoud van lespakketten wordt aangeleverd door commerciële bedrijven die daarmee winst willen maken, is natuurlijk een risico dat bewaakt moet worden. Overheden moeten niet alleen focussen op het openhouden van de scholen, ze moeten ook inzien dat het goed georganiseerd krijgen van afstandsonderwijs van ontzettend groot belang wordt.
Hoe deed het Vlaamse onderwijs het tijdens de eerste coronagolf?
Van Damme: De switch die men gemaakt heeft, is bewonderenswaardig. Veel leerkrachten hebben het beste van zichzelf gegeven, tot en met huisbezoeken bij hun leerlingen. Alleen zijn er, zoals met alles in het Vlaamse onderwijs, gigantische verschillen tussen scholen en leraren. Sommige scholen deden het héél goed, elders werden leerlingen gewoon aan hun lot overgelaten. Het probleem is dat niemand dat evalueert en dat niemand zich daarvoor hoeft te verantwoorden.
De onderwijskoepels lieten op het einde van het schooljaar weten dat de leerlingen geen leerachterstand hadden opgelopen.
Van Damme: Dat is niet geloofwaardig. Het zegt erg veel over de gebrekkige evaluatiecultuur in Vlaanderen. Velen doen veel te vergoelijkend over de langetermijneffecten van het sluiten van scholen. Ik ken geen enkel ander land dat zoiets durft te beweren. Sommige volgen dit wél ernstig op, en zij komen tot de conclusie dat er wel degelijk een ernstig leerverlies is geleden. Onderzoekers van het Amerikaanse Brookings Institution hebben berekend dat een verlies van één derde onderwijstijd in het derde leerjaar, zonder dat dit nadien hersteld wordt, tot een gecumuleerde achterstand van één volledig schooljaar leidt in het vierde jaar van het secundaire onderwijs.
En in Europa?
Van Damme: Noorwegen en Denemarken deden het goed. Daar zijn de scholen veel sneller en zonder problemen heropend. Toch is ook daar sprake van leerachterstand. In Noorwegen heeft men de leerlingen meteen getest toen ze terug naar school gingen om te zien hoe ze het gedaan hadden tijdens de lockdown en waar ze achterstand hadden opgelopen. Het grote probleem in Vlaanderen is dat het schooljaar niet fatsoenlijk is afgesloten, zonder ernstige evaluaties.
Wat vond u van het verschil in aanpak tussen Vlaanderen en Wallonië? Waalse scholen gaven tijdens de lockdown geen nieuwe leerstof en kozen voor verdieping. Vlaanderen ging voor de zogenaamde pre-teaching.
Van Damme: Vlaanderen heeft tenminste nog geprobeerd om de leerlingen vooruit te helpen. De Franse Gemeenschap wilde geen nieuwe leerstof via afstandsonderwijs aanbieden en heeft opnieuw een kans gemist.
Onderwijsexpert Wouter Duyck voorspelt dat het Vlaamse onderwijs 5 tot 6 punten zal verliezen in het Pisa-onderzoek, dat de onderwijskwaliteit in de lidstaten van de OESO vergelijkt.
Van Damme: Hij heeft gelijk. De OESO heeft vanwege corona beslist om de volgende meting uit te stellen tot 2022. Ik vrees dat er zelfs een versnelling merkbaar zal zijn van de dalende tendens die zich al aan het aftekenen was.
Ook de langetermijnimpact op het bruto binnenlands product (bbp) is gigantisch. Daar bestaat een interessant Frans onderzoek over. Door het studentenprotest van mei ’68 bleven de Franse secundaire scholen enkele maanden dicht. Tot vandaag ziet men die gevolgen daarvan op de loopbaanontwikkeling en het inkomen van die cohorte leerlingen. Het is dus niet iets om licht over te gaan.
Straks begint het nieuwe schooljaar. Hebben we iets geleerd uit de eerste golf?
Van Damme: De kans op besmetting onder en door leerlingen is relatief klein. Dat risico moeten we nemen in functie van het algemeen belang. Ik ben vooral bang voor onzekerheid, ad-hocbeslissingen, opnieuw verwarrende communicatie en chaos. Er moeten duidelijke richtlijnen komen, en ook als de cijfers de slechte kant opgaan, moet alles op alles gezet worden om de scholen open te houden. Tegelijkertijd moet ook het afstandsonderwijs goed georganiseerd worden voor wanneer het nodig is.
Kijkt men te veel naar de belangen van de leerkrachten en niet naar die van de leerlingen?
Van Damme: De Vlaamse scholierenkoepel zit soms mee aan tafel als er beslissingen worden genomen. Maar ik heb inderdaad het gevoel dat men eerder rekening houdt met de risico’s voor de leerkrachten om besmet te worden, of met de organisatorische problemen van een school, dan met de noden van leerlingen. Zij hebben recht op goed onderwijs. Leraars zouden beter eens een voorbeeld nemen aan de mensen die in de zorg werken.
Vraagt dit een ander type leraar?
Van Damme: Ja, maar als je die vraag zou stellen aan de verantwoordelijken van de lerarenopleiding, dan zullen ze antwoorden dat die er al zijn en dat leerkrachten weten hoe ze aan e-learning moeten doen. Wel, ik betwijfel dat. Veel leraren werden tijdens de lockdown overweldigd door de omstandigheden en bleken niet voldoende vaardigheden te hebben om kwaliteitsvol digitaal onderwijs aan te bieden. Het grote mankement in de Vlaamse lerarenloopbaan is het gebrek aan permanente vorming.
Moeten we kiezen voor klassikaal onderwijs, afstandsonderwijs of voor een mix van beide?
Van Damme: Het onderwijs zal evolueren naar blended learning of hybride onderwijs. Dus een combinatie van de twee, met een uitgebreid scala van varianten. We moeten er wel over waken dat we niet te snel evolueren naar een volledige individualisering van het onderwijs. Het voordeel van klassikaal onderwijs, namelijk dat je de leerlingen samen vooruithelpt, zou ik graag behouden. De droom van gepersonaliseerd onderwijs, die veel voorstanders van e-learning koesteren, houdt een groot risico van toenemende ongelijkheid in.
Het is ongeloofwaardig van de koepels om te zeggen dat leerlingen geen achterstand opliepen tijdens de lockdown.
Vraagt dat ook andere leerstof?
Van Damme: Niet op het niveau van de eindtermen, maar wel hoe die eindtermen vertaald worden in concrete leerdoelen, in handboeken enzovoort. Die hangen nog te veel vast aan het traditionele precoronaonderwijs.
Wat bedoelt u daarmee?
Van Damme: Onderzoekers van onder meer het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en Harvard University stellen voor om vanaf nu veel meer te focussen op wat zij ‘essentiële kennis en vaardigheden’ noemen en om niet-prioritaire leerstof los te laten. Ik ben het eens met die Amerikaanse onderzoekers dat er een selectie moet worden gemaakt. Ik zeg niet dat er veel ballast onderwezen wordt in onze scholen, en ik pleit evenmin voor het verarmen van de leerstof. Maar we moeten de leerstof concentreren als de lestijd wordt ingekrompen door corona.
De vraag is dan natuurlijk: wat is essentiële kennis?
Van Damme: Ik vind het razend interessant om na te denken over welke kennis we wel of niet moeten doorgeven aan onze kinderen. In de meeste landen zijn de curricula te overladen. Het probleem is dat als vakspecialisten vergaderen over eindtermen, ze vaak de neiging hebben om heel breed te gaan. Ze zijn op zulke momenten te veel de lobbyist van hun eigen vak. We moeten diepte en kwaliteit laten primeren op hoeveelheid. De nieuwe eindtermen zijn beter dan de vorige, maar ze zijn nog niet ambitieus genoeg qua kwaliteit.
Sommigen pleiten zelfs voor de afschaffing van wat ze ‘niet-prioritaire vakken’ noemen: esthetica, godsdienst of levensbeschouwing.
Van Damme: (lachend) Ik wil liever geen nieuwe schooloorlog ontketenen. Het afschaffen van de lessen godsdienst kan grondwettelijk trouwens niet. Er zijn volgens mij geen niet-prioritaire vakken, maar binnen elk vak is er wel niet-prioritaire leerstof.
Vereist dit ook een andere rol van de ouders?
Van Damme: We hebben tijdens de lockdown te veel gevraagd van de ouders. Ze – meestal waren het de moeders – moesten het huishouden grotendeels in hun eentje bestieren, hun eigen job thuis doen en daarbovenop nog eens de vervangende leerkracht zijn van hun zoon of dochter. Dat is gekkenwerk. Dat houdt niemand vol. Ouders verdienen van de school van hun kinderen meer ondersteuning en begeleiding. We moeten vanaf september vermijden dat ze voor de tweede keer aan hun lot worden overgelaten.
Tot slot: moet het schooljaar anders ingedeeld worden?
Van Damme: In sommige Aziatische landen heeft men de zomervakantie ingekort om de achterstand op te halen. In Japan geven ze weer les op zaterdagen. Dus ja, het schooljaar moet anders ingedeeld worden. Ik ben al langer voorstander van het inkorten van de zomervakantie. Twee maanden weg van school is veel te lang, vooral voor kwetsbare leerlingen. De reorganisatie van het schooljaar is niet de meest dringende opdracht, maar we moeten het ooit wel eens doen.
Kortom, de uitdagingen en de bedreigingen voor ons onderwijs zijn bijzonder groot.
Van Damme: Als we het slecht aanpakken, kan dit leiden tot een systeemcrisis van het onderwijs. Ik vind dat men zich daar te weinig bewust van is – en niet alleen in Vlaanderen.
Dirk Van Damme
– Geboren in 1956
– Studie: pedagogische wetenschappen (UGent)
– 1995-vandaag: hoogleraar onderwijskunde aan (UGent)
– 1992-2004: kabinetsmedewerker van Vlaamse onderwijsministers, algemeen directeur van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, gedelegeerd bestuurder van het Gemeenschapsonderwijs
– 2004- 2008: kabinetschef van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke
– 2008-vandaag: hoofd van het Centre for Educational Research and Innovation en senior counsellor onderwijsbeleid van de OESO
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier