Leraren middelbare scholen waarschuwen: ‘Dit mag écht geen verloren schooljaar worden’
Overal in Vlaanderen werken leerkrachten keihard om hun leerlingen door het woelige schooljaar te loodsen. Velen van hen maken zich grote zorgen. ‘In het middelbaar onderwijs wordt de kloof tussen de goede leerlingen en de anderen almaar groter’, klinkt het. ‘Het ergste is: we kunnen hun geen enkel perspectief bieden.’
Seppe V. (15) zit met negen andere leerlingen in de turnzaal van het college. Hun tafels staan meters uit elkaar en iedereen draagt een mondmasker. Terwijl de leerlingenbegeleider een meisje met haar wiskundetaak helpt, probeert Seppe zich op het scherm van zijn laptop te concentreren. Door zijn hoofdtelefoon hoort hij de stem van mevrouw Verbeke, zijn leraar Frans, die verderop in de gang in een leeg lokaal lesgeeft. Seppes klasgenoten volgen haar uitleg over de passé composé thuis op hun computer. Zelf deed hij dat vorig trimester ook, maar dat was geen succes. Doordat zowel zijn ouders als zijn broer en zussen de hele tijd online waren, viel de wifi constant uit. Op den duur deed Seppe de moeite niet meer om weer in te loggen of zijn taken te uploaden en zo raakte hij steeds verder achterop. Vooral voor Frans en wiskunde.
Door de coronacrisis zijn veel leraren zich pas echt bewust geworden van de ongelijkheden in hun klas.
Els Consuegra, professor pedagogiek (VUB)
Hij is niet de enige. Na een klein coronajaar hebben veel Vlaamse scholieren minder geleerd dan eigenlijk zou moeten. Dat komt vooral doordat velen vorig schooljaar maandenlang uitsluitend online les kregen. Sommigen floreerden daarbij, maar voor de meesten was het – zeker na verloop van tijd – een beproeving. Ze slaagden er niet in om een goed werkritme aan te houden, hadden geen idee hoe ze de leerstof in hun eentje moesten verwerken, en waren op den duur niet meer mee. Geen nood, heette het toen nog, vanaf september zou dat allemaal worden rechtgetrokken.
Het is anders gegaan. Nog voor de achterstand weer was ingelopen, moesten de tweede en derde graad van de middelbare scholen op halftijds afstandsonderwijs overschakelen. Sommige tieners gaan sindsdien de helft van de week naar school, anderen om de andere dag of om de andere week. De rest van de tijd krijgen ze weer op afstand les. ‘Zo wordt het leerverlies aanzienlijk beperkt, maar daarom nog niet weggenomen’, zegt onderwijseconoom Kristof De Witte (KU Leuven), directeur van het onderzoekscentrum Leuven Economics of Education Research. ‘Het is nu eenmaal niet haalbaar – en ook niet wenselijk – om leerlingen elke dag zeven lesuren aan hun computerscherm gekluisterd te houden. Haast onvermijdelijk wordt er aan instructietijd ingeboet. Dat leidt, zo weten we uit onderzoek, tot leerverlies.’
Dat sommige jongeren de boot dreigden te missen, viel alerte leraren al vroeg in de eerste coronagolf op. ‘In april zag ik de eerste alarmsignalen’, zegt Kristien Meerhaeghe, leraar Latijn aan het Go! Atheneum Voskenslaan in Gent. ‘De leerlingen logden wel in voor mijn onlinelessen, maar ik kon moeilijk controleren of ze die ook echt volgden. Al gauw merkte ik dat sommigen het opgaven om taken in te dienen en steeds minder gemotiveerd waren om te studeren. Nadat vanuit Brussel het advies was gekomen om in juni geen examens te organiseren, verloren de meesten elke motivatie om de leerstof zelfstandig te verwerken. Zo werd de kloof tussen de leerlingen die de leerstof bleven bijhouden en de anderen steeds groter.’
Op bed studeren
Het is geen verrassing dat kansarme leerlingen nu extra kwetsbaar blijken te zijn. Vaak komt dat doordat ze thuis geen internet of rustige werkplek hebben, maar ook doordat hun ouders hen niet controleren of niet kunnen helpen als ze iets niet begrijpen. ‘Door de coronacrisis zijn veel leraren zich pas echt bewust geworden van de ongelijkheden in hun klas’, zegt professor pedagogiek Els Consuegra (VUB). ‘Als ze online lesgeven, merken ze plots dat sommige leerlingen de lessen op hun bed moeten volgen omdat ze geen bureau hebben. Anderen blijken voor hun zieke vader of moeder te moeten zorgen of hebben geen degelijke internetverbinding.’
Zelfs als hun ouders er warmpjes bij zitten, kunnen jongeren niet altijd in alle rust afstandsonderwijs volgen. ‘In veel gezinnen leven ouders en kinderen nu de hele tijd onder één dak. En dan heb ik het nog niet over samengestelde gezinnen, waar nog veel meer mensen een huis moeten delen’, zegt Kristien Meerhaeghe. ‘Dat kan niet alleen tot onderlinge spanningen leiden, maar ook voor een overbelaste internetverbinding. In veel gevallen hebben niet alle gezinsleden een eigen plek waar ze rustig kunnen werken.’
Een bijkomend probleem is dat nogal wat Vlaamse jongeren het schooljaar zijn begonnen in een studierichting die te hoog gegrepen bleek. ‘In juni hebben veel leerlingen het voordeel van de twijfel gekregen’, zegt Kristof De Witte. ‘Aangezien de leraren hen vaak sinds half maart niet meer hadden gezien en er in veel gevallen geen examens plaatsvonden, werd er zo mild mogelijk gedelibereerd op basis van de prestaties in het eerste trimester. Als er twijfel was of iemand in een bepaalde richting aan het volgende leerjaar kon beginnen, kreeg hij meestal toch een positief advies. Pas na de examens van december werd duidelijk dat er heel wat niet op de juiste plaats zaten. Gevolg: meer leerlingen dan anders zijn na de kerstvakantie naar een andere richting overgestapt.’
Voor sommigen, die in juni in normale omstandigheden een negatief advies of een B-attest hadden gekregen, lijkt dat niet zo veel verschil te maken. ‘Toch is het jammer dat ze niet meteen in de juiste richting zijn terechtgekomen’, zegt Pieter Smaers, leerlingenbegeleider aan het KSOM Campus Sint-Paulus in Mol. ‘Ze hebben niet alleen een paar maanden van het vorige schooljaar verloren, maar ook nog het hele eerste trimester van dit jaar.’ Anderen zouden de richting waarin ze in september zijn terechtgekomen wellicht wél hebben aangekund als ze in de eerste coronagolf geen achterstand hadden opgelopen. ‘Die laatste groep is nu dus overgestapt naar een studierichting die eigenlijk te gemakkelijk voor hen is’, zegt De Witte. ‘Corona heeft hen in het beruchte watervalsysteem geduwd, wat natuurlijk impact kan hebben op hun toekomst.’
Als marionetten
Vooral leraren uit de tweede en derde graad van het middelbaar onderwijs staan vandaag voor een enorme opdracht. Om te beginnen moeten ze al hun creativiteit uit de kast halen om hun leerlingen zonder al te veel kleerscheuren door het huidige schooljaar te loodsen. Tegelijk proberen ze de leerachterstand die velen vorig jaar hebben opgelopen zo veel mogelijk goed te maken. ‘Alles begint met degelijk onlineonderwijs’, vindt Kristof De Witte. ‘In principe kan dat zelfs effectiever zijn dan contactonderwijs. Online kunnen leraren veel meer differentiëren, individuele feedback geven en elke leerling op zijn niveau uitdagen. Maar het is wel hard werken, want je kunt de les die je gewoonlijk in de klas geeft niet zomaar online gebruiken. Eén uur goed onlineonderwijs voorbereiden kost telkens weer veel tijd.’
Dat weten de leraren zelf maar al te goed. Niet alleen hebben de meesten met vallen en opstaan met digitale tools en platforms moeten leren werken, om de leerlingen online bij de les te houden zijn velen ook uren per week in de weer met opzoeken of filmpjes maken. Ze stellen nu aangepaste toetsen op en bereiden dezelfde les noodgedwongen twee keer voor: één keer voor in de klas en één keer digitaal. ‘Ook de cursussen die we in de vakgroep Latijn gebruiken ben ik aan het herschrijven’, zegt Kristien Meerhaeghe. ‘Omdat het niveau van de leerlingen nu lager ligt dan de vorige jaren, maar ook omdat we digitaal anders moeten lesgeven dan op school. In de zestien jaar dat ik voor de klas sta, heb ik nog nooit zo hard gewerkt als nu. Alle weekends en vakanties gaan voor een groot stuk aan schoolwerk op.’
Ook het stressniveau van leraren is enorm toegenomen. ‘De hele dag moet je van onlinelessen naar contactonderwijs overschakelen’, zegt Hans Verbrugghe, leraar Nederlands, geschiedenis en ICT aan het Immaculata-instituut in De Panne. ‘Zodra ik klaar ben met een fysieke les aan een groep tweedejaars, hol ik vaak naar een leeg lokaal aan de andere kant van het gebouw om online les te geven aan derdejaars die thuiszitten. En dan maar hopen dat het systeem meewil en ik vlot kan inloggen. Gelukkig ben ik technisch goed onderlegd. Voor veel collega’s zijn de computerproblemen waar ze vaak tegenaan lopen een grote bron van frustratie.’
Veel lesgevers zouden graag zien dat de overheid eenvoudige tools én bijbehorende lesmethoden ter beschikking stelt van mensen die daar behoefte aan hebben. In sommige scholen zitten leraren daar niet op te wachten omdat ze te allen tijde een beroep kunnen doen op een ICT- specialist en ook op kant-en-klare digitale lesmethodes kunnen terugvallen. Maar op andere plekken hebben ze het gevoel dat ze aan hun lot worden overgelaten. ‘Om mijn leerlingen tijdens het afstandsonderwijs toch iets bij te brengen, wilde ik filmen hoe je een binnendeur van hardhout maakt’, zegt een Antwerpse leraar houtbewerking. ‘Dus stapte ik naar de directeur om raad én apparatuur te vragen. Tevergeefs. “Je hebt toch wel eens een filmpje voor Facebook gemaakt? Zo moeilijk is dat niet”, zei hij. Uiteindelijk heeft mijn collega van lichamelijke opvoeding me met zijn telefoon gefilmd terwijl ik thuis in mijn garage aan een deur werkte.’
Uit verschillende bevragingen blijkt dat de meeste leraren vinden dat ze het voorbije jaar veel hebben bijgeleerd. ‘Op zich is dat natuurlijk positief, zeker in een conservatieve sector als het onderwijs. Maar op den duur kan het werk zo zwaar worden dat je de cognitieve ruimte niet meer hebt om nog te leren en te experimenteren’, zegt Consuegra. ‘Doordat er op dit moment onvoldoende rustmomenten zijn, dreigen sommigen te crashen. Zeker omdat de coronaregeling aldoor verandert. Veel leraren hebben het er in gewone tijden al moeilijk mee dat er van bovenaf constant beslissingen worden genomen die zij als marionetten moeten uitvoeren. Als er nieuwe eindtermen worden ingevoerd, wordt verwacht dat leraren daar drie maanden later al mee aan de slag gaan. Alsof dat niets inhoudt. Daardoor hadden velen al het gevoel dat de overheid hun werk niet naar waarde schat. De coronacrisis heeft dat alleen maar versterkt.’
Chatten met die van Frans
Leraren investeren dezer dagen veel extra tijd in leerlingen die achterlopen. Kristien Meerhaeghe organiseert twee keer per week na de gewone lesuren een huiswerkklas Latijn, Hans Verbrugghe spendeert zijn middagpauzes met jongeren die niet weten hoe ze de leerstof moeten samenvatten en verwerken, en bij de Antwerpse leraar houtbewerking kunnen leerlingen op zaterdagochtend met hun vragen terecht. ‘Veel collega’s proberen jongeren die problemen hebben ook via digitale weg zo veel mogelijk bij te staan. Het aantal individuele chats is enorm toegenomen’, zegt Koen Vandamme, directeur van de tweede en derde graad van het Sint-Lievenscollege in Gent. ‘Ook dat is een van de redenen waarom leraren nu nog veel meer tijd in hun werk investeren.’ Er zijn ook klassenleraren die al hun leerlingen geregeld opbellen om te checken of het wel goed met hen gaat, en vakleraren die elke dag na school tijd maken voor jongeren die nood hebben aan een babbel.
Sommige scholen hebben ondertussen een heel systeem opgezet om jongeren te ondersteunen. In Sint-Paulus in Mol, bijvoorbeeld, wordt vijf halve dagen per week een studieklas georganiseerd. Daar kunnen telkens maximaal vijf leerlingen terecht die het om de een of andere reden moeilijk hebben met afstandsonderwijs. ‘In die klas vinden ze de rust en het materiaal waaraan het hun thuis soms ontbreekt’, zegt leerlingenbegeleider Pieter Smaers. ‘Ze kunnen er onlinelessen volgen of aan een opdracht werken. We overlopen ook hun agenda van de voorbije en de komende week. Hebben ze een les niet gevolgd of een taak niet gemaakt, dan vraag ik – zonder te oordelen – hoe dat komt. Soms blijkt dan dat die leerling zijn werk echt niet kan plannen of de zelfdiscipline niet heeft om Facebook af te sluiten of te stoppen met gamen. Anderen kunnen zich thuis dan weer moeilijk concentreren omdat er vaak lawaai is.’
Andere scholen, zoals die van Seppe V., richten een lokaal in waar leerlingen desnoods álle onlinelessen kunnen volgen. In het Sint-Lievenscollege, bijvoorbeeld, maken daar elke dag dertig tot veertig leer
lingen gebruik van. ‘Dat zijn niet alleen jongeren voor wie dat thuis om materiële redenen niet gemakkelijk is, maar ook leerlingen die erg lijden onder het gebrek aan sociaal contact of die de nodige zelfstandigheid missen’, zegt Vandamme. ‘Doordat ze nu naar school komen, vermijden we dat we hen kwijtraken, zoals tijdens de eerste coronagolf met sommigen is gebeurd.’
Tonnen huiswerk
In al hun ijver vergeten leraren wel eens dat halftijds afstandsonderwijs ook voor hun leerlingen heel stresserend is. ‘Ze moeten op tijd ingelogd zijn, de wifi moet het doen, vaak moeten ze onder tijdsdruk taken maken die voor het eind van het lesuur geüpload moeten zijn, en dan is het alweer tijd om voor de volgende les in te loggen. Dat moet soms echt kortsluiting geven in die hoofdjes’, zegt Hans Verbrugghe. Veel ouders klagen ook over de tonnen toetsen en taken die hun kinderen opgelegd krijgen. ‘Natuurlijk is het belangrijk dat je constant nagaat of de leerlingen mee zijn, maar dat kun je ook in de les zelf doen. Daarom probeer ik mijn onlinelessen zo interactief mogelijk te maken: de leerlingen kunnen vragen stellen en ik laat hen geregeld de microfoon overnemen om antwoorden te formuleren. Huiswerk geef ik niet.’
Ook de dagen dat jongeren wel naar school mogen, verlopen allesbehalve zoals vroeger. Alle uitstappen, voorstellingen en sportdagen zijn geschrapt, en door de veiligheidsmaatregelen is het contact met hun vrienden danig beperkt. ‘Bij ons blijven alle leerlingen binnen hun eigen zone, die met dranghekken is afgebakend. Als je beste vriendin toevallig in een andere zone zit, mag je geen contact met haar hebben. Ze dragen natuurlijk ook allemaal een mondmasker en mogen het grootste deel van de dag hun klaslokaal niet uit’, zegt Verbrugghe. ‘Voor veel jongeren voelt het alsof ze niets meer mogen, voortdurend op hun kop krijgen en ook nog eens bergen extra werk moeten verzetten.’
Veel leraren maken zich ernstig zorgen over het verdere verloop van dit schooljaar, zeker als het halftijdse afstandsonderwijs ook in het derde trimester de norm blijft. De meesten hebben hun verwachtingen zelfs danig moeten bijstellen. ‘Ik heb de ambitie losgelaten om tegen het eind van het schooljaar hetzelfde niveau te bereiken als anders’, zegt een leraar die lesgeeft in de tweede graad van een aso-school. Velen zetten alles op alles om hun leerlingen ook mentaal te ondersteunen en hen te motiveren om te leren en hun geheugen te blijven trainen. ‘Mijn belangrijkste doelstelling is nu om hen allemaal aan boord te houden – ook al weten we niet waarheen het schip vaart’, zegt Kristien Meerhaeghe. ‘Als ik door corona één ding heb beseft, is het wel dat leraar zijn een echte roeping is. Ik sta niet alleen in het onderwijs om de liefde voor mijn vak met jongeren te delen, maar ook om het verschil te maken in hun volwassenwording. En ik ben lang niet de enige.’
‘Er moet nú in extra leraren worden geïnvesteerd’
Net als heel wat andere lokale besturen springt de stad Gent haar onderbemande scholen bij. ‘Er zijn dringend meer handen in de klas nodig’, zegt schepen van Onderwijs Elke Decruynaere (Groen).
‘Uit een bevraging bij onze scholen is gebleken dat er veel werk aan de winkel is’, zegt Decruynaere. ‘Veel kinderen en jongeren hebben door de coronacrisis een leerachterstand opgelopen. Ze hebben hulp nodig om de leerstof beter te leren verwerken. Ook hun sociaal-emotionele welbevinden vraagt extra zorg. In veel scholen is er onvoldoende personeel om dat allemaal op te vangen.’
Hoe komt dat?
Elke Decruynaere: Om te beginnen zijn veel leerkrachten uitgevallen. Dat komt onder meer doordat er mensen zijn die in quarantaine moeten, van een coronabesmetting recupereren of tot de risicogroep behoren, maar ook door de – terechte – maatregelen om de epidemie in te dijken. Zo mogen leraren nu maar in twee verschillende scholen werken. Het gevolg is dat er plaatsen zijn waar bijvoorbeeld een turn- of godsdienstleerkracht wegvalt.
Met het stadsbestuur hebben we besloten om onze scholen te helpen. Nu al schakelen we wekelijks gemiddeld 82 extra mensen in: vrijwilligers, uitzendkrachten, medewerkers van stadsdiensten die technisch werkloos zijn en ook studenten. Zij vervangen leerkrachten die thuis zijn en vangen een deel van het extra werk op. Ze geven les, houden toezicht en begeleiden leerlingen die extra hulp nodig hebben.
In december zijn we begonnen met een programma om de opgelopen achterstand zo veel mogelijk aan te pakken. We hebben een miljoen euro vrijgemaakt voor de Gentse scholen van alle onderwijsnetten. Die middelen worden in de eerste plaats ingezet om mensen in dienst te nemen: leerkrachten, maar ook logopedisten of ergotherapeuten. Zij moeten de leerachterstand helpen wegwerken.
Nog andere steden en gemeenten hebben vergelijkbare initiatieven genomen, maar eigenlijk zou de Vlaamse regering dat moeten doen.
Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) heeft toch een buddyproject, waarbij studenten uit de lerarenopleiding groepjes scholieren bijwerken, in het leven geroepen om de leerachterstand weg te werken?
Decruynaere: Dat is een sympathiek project, maar geen structurele oplossing. Op dit moment hebben we in de eerste plaats extra handen in de klas nodig. Het heeft geen zin om de scholen open te houden als de leerlingen er in de studie moeten zitten omdat er onvoldoende leerkrachten zijn, zoals nu in sommige scholen het geval is. Als we willen vermijden dat dit een verloren schooljaar wordt, moet er nú in menselijk kapitaal worden geïnvesteerd.
Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) reageert:
‘We zijn héél bezorgd over de leerachterstand’, zegt Michaël Devoldere, woordvoerder van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA). ‘Vandaar dat we er alles aan doen om de scholen maximaal open te houden. Dat is met grote voorsprong het belangrijkste en beste wapen. Daarnaast hebben we al verschillende initiatieven genomen, zoals zomer, herfst- en winterscholen en het buddyproject, waarbij studenten uit de lerarenopleiding worden ingezet om leerachterstand weg te werken. Ondertussen werken we samen met de onderwijspartners nog andere ideeën uit. Zo denken we onder meer aan de inzet van gepensioneerde leerkrachten.’
Ook van de grote werkdruk in de scholen en het tekort aan leerkrachten is Weyts zich volgens zijn woordvoerder goed bewust. ‘De Vlaamse regering heeft al een budget vrijgemaakt voor korte en flexibele vervangingen in scholen’, zegt hij. ‘Daarnaast is een zogenoemde pedagogische reserve op poten gezet, die bestaat uit initiatieven en organisaties die leerlingen kunnen ondersteunen. Wel vinden we het essentieel dat de helpende handen op school de juiste competenties hebben. Zo hebben we weet van een gemeente die vrijwilligers naar scholen stuurde “om de kinderen dan maar op te vangen”. Ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar we hebben pedagogisch opgeleide mensen nodig.’
Het opzetten van een databank met kant-en-klare online tools en lesmethodes, zoals veel leerkrachten vragen, blijkt niet aan de orde. ‘De overheid stelt zich in pedagogische zaken doorgaans terughoudend op, maar wij hebben die nood ook aangevoeld en doen wat we kunnen. Zo faciliteren we onder meer de uitwisseling van digitale middelen tussen leerkrachten via Klascement.be. In ons ICT-plan Digisprong, waarvoor 375 miljoen euro is vrijgemaakt, zullen we ook inzetten op digitale leermiddelen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier