Het eindrapport van Hilde Crevits (Onderwijs): een beleid van gemiste kansen
Emotionele discussies over de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs maakten wetenschappelijk onderbouwde hervormingen de voorbije jaren zo goed als onmogelijk. Ondertussen bezwijken scholen en leerkrachten onder de hoge werkdruk. De opvolger van Hilde Crevits kan maar beter iemand zijn die van een uitdaging houdt.
Dit artikel verscheen in de Knack van 24 april 2019. Intussen is er een doorbraak in het dossier van het inschrijvingsdecreet. Lees meer: Gedaan met kamperen voor de schoolpoort? Doorbraak over nieuwe regels voor inschrijvingen. p>
Het Vlaamse onderwijs boert achteruit en niemand lijkt met zekerheid te kunnen zeggen waarom. De schuld van Hilde Crevits (CD&V), die zich de voorbije vijf jaar Vlaams minister van Onderwijs mocht noemen, is het alvast niet. De impact van onderwijshervormingen (of het gebrek daaraan) laat zich pas na jaren voelen en meten. Het zullen dus haar opvolgers zijn die oogsten wat zij heeft gezaaid. Al zouden ze zich daar beter niet al te veel op verheugen, want erg veel is er de voorbije jaren niet gerealiseerd. ‘Er is te veel gepraat en te weinig gebeurd’, gaf Crevits onlangs zelf toe.
Dat komt voor een stuk doordat de minister de hele tijd moest laveren tussen de vaak tegengestelde meningen van onderwijsexperts, de gevoeligheden van de onderwijskoepels en de steeds minder verdoken aanvallen van coalitiepartner N-VA. Het grootste obstakel was dat zowel politici als experts elke wetenschappelijke evidentie onderuit haalden of naar hun hand zetten. Zo wordt het natuurlijk erg moeilijk om onderwijshervormingen objectief te onderbouwen. Wat ook al niet hielp, is dat Crevits naarmate de regeerperiode vorderde steeds vaker te horen kreeg dat het Vlaamse onderwijs erop achteruitgaat. Al was er ook over de betrouwbaarheid en impact van de studies en rankings die dat moesten aantonen weinig eensgezindheid.
Bijna ging Hilde Crevits de geschiedenis in als de minister die een eind had gemaakt aan de rijen kamperende ouders.
Uit de wereldtop
In elk geval staat vast dat ons onderwijs twintig jaar geleden zowel op het vlak van wiskunde als leesvaardigheid tot de wereldtop behoorde en vandaag niet meer. Nu boeren wel meer Europese landen achteruit, zeker in vergelijking met Aziatische staten, waar kinderen vaak met ijzeren discipline onder druk worden gezet om sterk te presteren. Het is ook niet zo dat het Vlaamse onderwijs plots in erbarmelijke staat verkeert, maar de regressie is wel degelijk zorgwekkend. Zeker omdat zowel het gemiddelde niveau als de prestaties van de beste leerlingen terugvallen. Eerder deze maand zorgde emeritus hoogleraar Jan Van Damme (KU Leuven) nog voor een orgelpunt. Hij legde de resultaten van de bekende internationale PISA-ranking die de prestaties van vijftienjarige scholieren meet naast het PIRLS-onderzoek, dat zich richt op taal- en leesvaardigheid, en het TIMSS-onderzoek, dat focust op wiskunde en wetenschappen. Conclusie: het Vlaamse onderwijs boet wel degelijk flink aan kwaliteit in. Daardoor is de grote voorsprong op het vlak van leesvaardigheid die Vlaanderen begin deze eeuw nog had ten opzichte van Franstalig België zelfs gehalveerd.
Die terugval werd de voorbije jaren gretig in de strijd gegooid tijdens steeds hoger oplaaiende onderwijsdiscussies. Volgens sommigen, met cognitief psycholoog Wouter Duyck op kop, is het probleem vooral dat de beste leerlingen veel te weinig worden uitgedaagd. Anderen, onder wie sociologe Mieke Van Houtte, beschouwen de sociale ongelijkheid in het onderwijs als de grootste uitdaging. De laatste maanden lijkt het haast alsof we moeten kiezen tussen hoogstaand onderwijs dat leerlingen doet excelleren en scholen waar de lat zo laag wordt gelegd dat alle kinderen er zich goed kunnen voelen. Ook de politieke partijen vallen grosso modo in twee kampen uiteen. Met de N-VA als grootste voorvechter van hoogstaand onderwijs waar leerlingen worden aangespoord om boven zichzelf uit te stijgen, en de linkse partijen die er vooral voor willen zorgen dat álle kinderen mee zijn. Vorig jaar gooide Dirk Van Damme, hoofd van het Centrum voor onderwijsonderzoek en innovatie van de OESO en voormalig kabinetschef van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A), nog een scheut olie op het vuur met een opmerkelijk mea culpa in de krant De Standaard. ‘Ik kom met pijn in het hart tot de conclusie dat we te naïef geweest zijn’, zei hij. ‘Ik ging er, samen met Frank Vandenbroucke, van uit dat de mechanismen die de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs garanderen altijd zouden blijven bestaan. We hebben niet gezien dat die aangevreten werden door een verkeerd denken over gelijke kansen en door nonchalance.’
De leerkrachten kúnnen niet meer, en dat komt niet alleen door het M-decreet.
Het is niet de schuld van Hilde Crevits dat het onderwijsdebat in een paar jaar tijd van een georganiseerd meningsverschil naar een soort loopgravenoorlog is geëvolueerd, maar ze kon ook niet genoeg gewicht in de schaal werpen om te verhinderen dat de discussie escaleerde. Eigenlijk is het een wonder dat ze toch nog iets in beweging heeft weten te krijgen. Alleen zijn veel van haar realisaties het resultaat van moeizaam bereikte compromissen, waardoor er vaak alleen nog een afkooksel van de oorspronkelijke plannen overbleef.
Homerun voor de N-VA
Wellicht voelde Crevits de bui al hangen bij haar aantreden. In april 2014, een maand voor de Vlaamse verkiezingen, zei N-VA-voorzitter Bart De Wever tijdens een partijmeeting dat er geen brede eerste graad zou komen en dat het aso al helemaal niet zou worden afgeschaft. Daarmee torpedeerde hij het akkoord over de hervorming van het secundair onderwijs dat de vorige Vlaamse regering, mét de N-VA, had gesloten. Het zou nog bijna drie jaar duren voor de regering-Bourgeois uiteindelijk tot een nieuw compromis kwam. Daarin is vastgelegd dat de basisvorming die álle kinderen in de eerste graad van het secundair onderwijs moeten krijgen, wordt versterkt. In de tweede en derde graad worden de huidige 29 studiegebieden door 8 studiedomeinen vervangen. Opvallend is dat domeinscholen, waar binnen hetzelfde studiedomein zowel richtingen worden aangeboden die naar het hoger onderwijs leiden als richtingen die leerlingen voorbereiden op de arbeidsmarkt, niet worden verplicht. Scholen kunnen er dus vrij voor kiezen om de tussenschotten tussen aso, tso en bso al dan niet weg te halen. Een gemiste kans volgens de oppositie en de helft van de onderwijsexperts. Maar de N-VA was tevreden. In een interview in Knack noemde De Wever de hervorming zelfs een homerun: alles wat zijn partij belangrijk vond, had ze binnengehaald. Daar moest Crevits de N-VA-parlementsleden geregeld aan herinneren toen hun kritiek op haar beleid aanzwol.
Hoe dan ook gaat de hervorming van het secundair onderwijs, die een jaar werd uitgesteld, op 1 september definitief in. Samen met de nieuwe eindtermen voor de eerste graad, die bepalen wat leerlingen aan het eind van het tweede middelbaar minstens moeten kennen. Daarin staan ook nieuwe sleutelcompetenties zoals burgerschap, digitale vaardigheden en financiële geletterdheid. Voor de invoering ervan had het onderwijsveld liever nog wat uitstel gekregen. Doordat het Vlaams Parlement de eindtermen pas in december vorig jaar heeft goedgekeurd, zijn de handboeken nog niet klaar en hebben leerkrachten naar eigen zeggen te weinig tijd om hun lessen aan te passen. Er is dan ook oeverloos over gepalaverd. Vorig jaar rond deze tijd tweette Dirk Van Damme, bijvoorbeeld, dat hij erg verontrustende signalen over de nieuwe eindtermen opving: de lat zou veel te laag worden gelegd. Anderen vinden daarentegen dat er te veel van de leerlingen wordt geëist.
Blijven kamperen
In sommige dossiers wist Crevits wel te scoren zonder al te veel water bij de wijn te hoeven doen. Zo voerde ze samen met Vlaams minister van Werk Philippe Muyters (N-V) het duaal leren in, waardoor jongeren uit de derde graad van het middelbaar onderwijs meer ervaring kunnen opdoen op de werkvloer en zo beter voorbereid op de arbeidsmarkt terechtkomen. Met een jaarlijks aangroeiend budget voor scholenbouw schakelde ze een versnelling hoger wat de capaciteit betreft. Al zal het, onder meer door het stijgende aantal leerlingen, nog een hele tijd duren voor de historische achterstand is weggewerkt. Verder werd er ook een niet-bindende oriënteringsproef ingevoerd die leerlingen uit het laatste jaar middelbaar moet helpen bij hun studiekeuze. Ook de lerarenopleiding krijgt een make-over, waardoor leerkrachten in spe onder meer beter zullen worden voorbereid op de diversiteit en kansarmoede waarmee ze in de klas kunnen worden geconfronteerd. Daarnaast keurde het Vlaams Parlement ook de hervorming van het volwassenenonderwijs goed.
Het loopbaanpact, bedoeld om het beroep van leerkracht aantrekkelijker te maken, wordt doorgeschoven naar de volgende regering.
Crevits hoopte er ook voor te kunnen zorgen dat ouders niet langer dagenlang voor de schoolpoort hoeven aan te schuiven om hun kind in te schrijven. Na veel gekrakeel tussen de meerderheidspartijen over de zogenaamde dubbele contingentering, waarbij een aantal plaatsen wordt voorbehouden voor kinderen uit kansarme gezinnen, kon het parlement zich eind vorig jaar eindelijk over het nieuwe inschrijvingsdecreet buigen. Dat bepaalt dat secundaire scholen met capaciteitsproblemen gebruik moeten maken van een digitaal centraal aanmeldingssysteem. De dubbele contingentering is voor het secundair onderwijs afgeschaft. Bijna ging Hilde Crevits de geschiedenis in als de minister die een eind had gemaakt aan de rijen kamperende ouders. Maar dat was buiten de Franse gemeenschapscommissie (Cocof) gerekend, die prompt een belangenconflict inriep omdat het nieuwe decreet in Brussel een grotere voorrang geeft aan kinderen van wie één ouder Nederlands kent. Volgens de Cocof worden de vele kinderen in de hoofdstad die thuis noch Frans noch Nederlands spreken daardoor benadeeld. Door het belangenconflict zullen de nieuwe inschrijvingsregels op z’n vroegst volgend jaar ingaan.
De alarmbel luidt
Maar de grootste kei in de schoen van Hilde Crevits was ongetwijfeld het M-decreet, dat ze van haar voorganger, Pascal Smet (SP.A), erfde. Het decreet, dat net voor het eind van de vorige regeerperiode door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, komt tegemoet aan het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Daarin staat dat inclusief onderwijs de norm moet worden. Vlaanderen, waar in vergelijking met de meeste andere Europese landen opvallend veel kinderen in het buitengewoon onderwijs schoollopen, moest daartoe een grote inhaalbeweging inzetten. Door het M-decreet kunnen sinds het schooljaar 2015-2016 ook kinderen met speciale zorgnoden naar een gewone school gaan. Op zich een nobel plan, waar zo goed als iedereen voor te vinden was. Alleen werden er vanaf het begin niet genoeg middelen en mankracht voor vrijgemaakt. Daardoor oversteeg de komst van leerlingen met een beperking of stoornis de voorbije jaren de draagkracht van veel scholen en leerkrachten. Zeker in combinatie met anderstalige leerlingen en de groeiende groep kinderen met psychische en sociale problemen die op dezelfde schoolbanken zitten. Scholen kregen ook amper tijd om zich op de hervorming voor te bereiden, en er werd al te vlot voorbijgegaan aan het feit dat veel leerkrachten geen idee hebben hoe ze met die kinderen moeten omgaan omdat ze daar simpelweg niet voor zijn opgeleid.
Na aanhoudende kritiek van schooldirecties, leerkrachten en ouders stelde minister Crevits het M-decreet vorig jaar bij. Lagere scholen krijgen nu vlotter ondersteuning voor leerlingen met gedragsproblemen en kunnen kinderen in sommige omstandigheden sneller naar het buitengewoon onderwijs laten overstappen. Maar veel meer dan een dikke druppel op een hete plaat is dat niet. Vorige week nog bleek uit een rapport van het Rekenhof dat Vlaamse leerkrachten allesbehalve positief zijn over het M-decreet. Zo zijn ze er niet van overtuigd dat alle leerlingen met specifieke behoeften genoeg leerwinst boeken in een gewone school. Bovendien moeten ze zo veel aandacht aan die kinderen geven dat ze soms niet genoeg tijd overhouden voor de andere leerlingen. Zowel Groen als de Open VLD liet meteen weten dat het M-decreet bij het begin van de volgende regeerperiode moet worden bijgestuurd.
Ondertussen luiden leerkrachten en schooldirecties week na week de alarmbel in de media. Ze kúnnen niet meer, en dat komt niet alleen door het M-decreet. Op 20 maart staakten leerkrachten, vooral in het basisonderwijs, om de steeds hogere werkdruk, de vele afwezigheden door ziekte en de uitstroom van directeurs en jonge collega’s aan te klagen. Van de volgende regering eisen ze stevige investeringen in plaats van besparingen.
De grootste teleurstelling
De volgende minister van Onderwijs heeft in elk geval genoeg werk op de plank. Om te beginnen zal hij of zij het M-decreet moeten evalueren en wellicht bijsturen, de kinderziektes van de hervorming van het secundair onderwijs opvangen, nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad uitwerken en extra investeren in het kleuter- en lager onderwijs. Daarnaast ziet het ernaar uit dat ook het loopbaanpact naar de volgende regering zal worden doorgeschoven. Dat pact was nochtans een van de speerpunten van Crevits’ beleid, bedoeld om het beroep van leerkracht weer aantrekkelijker te maken. Maar de onderhandelingen met de sociale partners liepen spaak, onder meer omdat de minister het aantal uren dat leerkrachten voor de klas staan tot 22 wilde optrekken. Daarop bestelde ze een tijdsbestedingsstudie, waaruit ondertussen is gebleken dat Vlaamse leerkrachten gemiddeld 46 uur per week werken. Op basis daarvan moet verder worden onderhandeld, maar de verkiezingen komen ondertussen wel erg dichtbij. Crevits noemde dit dossier zelf al de grootste teleurstelling van haar ambtstermijn.
De vraag is of een minister met meer lef en minder galanterie niet meer uit de brand had kunnen slepen.
De vraag is of een minister met meer lef en minder hoffelijkheid dan Crevits niet meer uit de brand had kunnen slepen. Het is ondertussen duidelijk dat ze zichzelf na 26 mei graag zou opvolgen, maar er zijn kapers op de kust. ‘Na lectuur over de achteruitgang van het Vlaams onderwijs staat het voor mij vast dat we de onderwijslijn van de N-VA in de volgende legislatuur sterker moeten doordrukken’, tweette Bart De Wever twee dagen voor de start van dit schooljaar. Ondertussen liet zijn partijgenoot Theo Francken geen gelegenheid onbenut om zijn interesse in het departement te laten blijken. Helemaal conform de partijlijn droomt hij hardop van een solidaire eliteschool waar leerlingen worden aangemoedigd om uit te blinken. Maar onlangs liet hij in het één-programma Van Gils & Gasten vallen dat hij liever naar zijn vorige post, asiel en migratie, zou terugkeren. Zijn partij heeft ondertussen wel onomwonden laten weten dat ze de volgende minister van Onderwijs wil leveren. Om het sportief te houden, richt ze haar pijlen niet al te nadrukkelijk op Hilde Crevits maar wel op het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, dat al jaren met de N-VA op ramkoers ligt. Als christendemocrate zou Crevits de confrontatie met het katholieke onderwijs niet genoeg zijn aangegaan, waardoor de hervormingen – inclusief de homerun van De Wever – te veel dode letter zouden zijn gebleven. Toch is het lang niet zeker dat ze straks door een N-VA’er wordt opgevolgd. De minister van Onderwijs beheert een derde van de Vlaamse begroting. Een partij moet dus erg zwaar kunnen doorwegen om zowel die post binnen te halen als het minister-presidentschap. En die functie staat net nog wat hoger op het verlanglijstje van de N-VA.
Het Knack-verkiezingsdebat over onderwijs vindt op 2 mei om 20 uur plaats aan de UGent. Experts Els Consuegra en Wouter Duyck en politici Geert Bourgeois (N-VA), Jan Durnez (CD&V) en Caroline Gennez (SP.A) gaan in debat onder leiding van moderator Ann Peuteman. Wilt u erbij zijn? Schrijf u dan in via www.knack.be/verkiezingsdebatten. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier