Marc Vanfraechem
Nuchtere Romeinen
Bijna alles klinkt korter in het Latijn.
Als een wiskundige niet rechttoe rechtaan een bewijs kan leveren voor een bepaalde stelling, dan heeft hij vaak nog een vluchtheuvel ter beschikking, namelijk het indirecte bewijs. Hij zal dan aantonen dat je zijn oorspronkelijke stelling niet kunt verwerpen zonder in nonsens te vervallen. Die tweede bewijsvorm is even geldig en strikt als de eerste, voor wie aanneemt dat er geen derde weg bestaat, en een redenering ofwel geldig is, ofwel ongeldig. In het Latijn klinkt dat korter: tertium non datur. Bijna alles klinkt korter in het Latijn.
Kortheid, of brevitas, is een mooie eigenschap. De meeste mensen zullen het bijvoorbeeld op prijs stellen als een tekst of een spreker kort zijn. Wiskunde en Latijn delen die eigenschap, maar bij Latijn halen velen hun neus op. Verspilde energie zeggen zij, en vakken als management, maatschappijkunde of communicatie zijn meer van deze tijd.
Het nut van klassieke talen laat zich inderdaad niet direct bewijzen, en indirect eigenlijk ook niet. We moeten volstaan met indicaties.
Germaine Greer vertelde ons in haar boek over Shakespeare, dat in de Elizabethaanse tijd, […] educated people could escape hanging simply by reading a Latin verse. Toen een sterk argument ongetwijfeld, maar vandaag niet meer geldig.
Bernard Knox (1914-2010), was een Engelse classicus die nog in de Spaanse Burgeroorlog had gevochten, en in 1940 als parachutist dienst nam in het Engelse leger. Na de oorlog ging hij naar Yale en doceerde er Grieks. Knox was een praktische man, een soldaat, en zijn stelling was dat je het heden alleen maar kunt begrijpen als je het verleden kent. Ook vond hij dat zo veel mogelijk mensen een directe kennis van de oude talen en teksten moesten hebben. Een kleine kaste van specialisten volstond voor hem niet.
Bij Knox lezen we dat er zelfs in het Oude Rome al burgers waren die het nut van het Grieks betwistten. De nuchtere Romeinen vonden het niet ‘utilis’. Grieks leren was puur tijdverlies en snobistisch bovendien.
Zo moest Cicero als advocaat de Griekse dichter Archias verdedigen, aan wie het Romeinse staatsburgerschap was geweigerd omdat men niet inzag wat deze immigrant kon bijdragen (de Romeinen hadden nog geen snel-Belgae-wet). Cicero argumenteert dat zijn cliënt wel degelijk een nuttige bijdrage leverde aan de maatschappij, en dus een soort green card verdiende. Hij verontschuldigt zich wel bij de rechtbank voor zijn zeer indirecte bewijsvoering:
Haec studio adolescentiam alunt , senectutem
oblectant, secundas res ornant , adversis
perfugium ac solatium praebent , delectant
domi, non impediunt foris, pernoctant
nobiscum, peregrinantur , rusticantur. [zijn gedichten] geven onze jeugdjaren voedsel, verblijden onze oude dag, verfraaien voorspoedige dagen, bieden toevlucht en troost bij tegenslagen, zij zijn een plezier thuis, en elders nooit tot last, zij helpen ons de nacht door, vergezellen ons onderweg, gaan mee op vakantie.
Marc Vanfraechem
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier