Het land brengt op 21 juli hulde aan al die werknemers in cruciale sectoren en essentiële diensten die het onmogelijke hebben gedaan om het dodelijke coronavirus te bedwingen en de bevolking te beschermen. ‘Eén groep leverde daartoe een niet te onderschatten bijdrage: de kunstenaars’, zegt ceo Paul Dujardin van BOZAR.
Op 3 april 2020, luttele dagen na de lockdown, verscheen in het Belgisch Staatsblad een lijst van ‘handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking.’
Het was een lange lijst waarop uiteraard dokters en verplegers, politiemensen, arbeiders in de voedingsindustrie, begrafenisondernemers (!) en ook journalisten stonden. Zij bleven aan het werk en vielen ook niet onder de strenge bepalingen van de lockdown.
Al na enkele dagen werd duidelijk dat de regering één ‘essentiële dienst’ of ‘cruciale sector’ vergeten was: de kunsten. Tijdens de lange, zonovergoten dagen van de lockdown bleek precies hoe cruciaal de bijdrage van kunstenaars was voor het welzijn van de bevolking. Boekhandels waren gesloten, maar de onlineverkoop steeg fors. Theaters en concertzalen bleven dicht, maar vele duizenden mensen keken naar voorstellingen of concerten op hun computer. De openbare én private omroepen verhoogden hun aanbod aan films, documentaires, muziek en educatie en gooiden hun archieven open.
In het straatbeeld werden de schreeuwerige reclame-affiches vervangen door kunstwerken, werden de vitrines van gesloten handelszaken omgetoverd tot galeries.
BOZAR was lang niet de enige instelling die een totale digitale transformatie onderging. Meer dan 50.000 mensen in heel Europa zongen luidkeels mee met Singing Brussels. Onder het motto ‘Repairing the Future’ interviewden we kunstenaars, filosofen en economen ‘in hun kot’ voor een wereldwijd publiek.
Toen half juni de tentoonstellingen opnieuw openden, keerde het publiek meteen terug, ook al blijven de veiligheidsmaatregelen zeer streng.
Net als dokter is kunstenaar een essentieel beroep.
Traditioneel vindt op 21 juli het Nationaal Défilé plaats op het Paleizenplein in Brussel. Militairen en politiemensen paraderen dan voor de tribune onder het goedkeurende oog van de koning en de gestelde lichamen. Het is een eeuwenoud gebruik dat dient om de helden van de natie te eren; meestal helden die in den vreemde de vijand hebben verslagen. Dit jaar herdenken we ook het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De vijand van vandaag is onzichtbaar, hij is onder ons en hij ligt nog steeds op de loer. Om hem geen kans te geven zal het Nationaal Défilié dit jaar zonder publiek plaatsvinden. De klemtoon ligt terecht op de voorhoede van vandaag: de hulpverleners.
Vuurwerk zal er niet zijn, maar het zijn ongetwijfeld de kunstenaars die in het hele land voor vuurwerk zullen zorgen. Het begint met vier kunstenaars, Dema One, Zenith, Rinus Van de Velde en El Nino 76) die in Brussel, Antwerpen, Zaventem en Charleroi elk een gigantisch kunstwerk maken in de publieke ruimte.
Het toont meteen ook de veerkracht van kunstenaars. Als de zalen gesloten blijven, de kunstinstellingen niet weten wanneer ze opnieuw kunnen opstarten, gebruiken zij het canvas dat overal aanwezig is: gebouwen, blinde muren. Hun kunst is vastberaden, kritisch, bloedmooi en vrij toegankelijk voor iedereen. Een mooier contrast met de lockdown is moeilijk denkbaar. Het project stopt niet op 21 juli, maar slaat zijn vleugels uit om door kunst het land opnieuw te verbinden.
Artikel 23 van de Belgische Grondwet is waarschijnlijk het mooiste. Het waarborgt voor iedereen het recht ‘een menswaardig leven te leiden’. Het recht op arbeid, het recht op bescherming van de gezondheid, het recht op een behoorlijke huisvesting, een gezond leefmilieu maar ook het recht op culturele ontplooiing.
Als we, op een feestelijke dag als dinsdag, die rechten willen koesteren dan moeten we het beroep van kunstenaar ook erkennen als essentieel beroep. Kunst, hoe experimenteel, ondoorgrondelijk of lichtvoetig ook, is de kern van onze identiteit. Als individu, als stedeling of dorpeling, als Brusselaar, als Vlaming, als Waal, als Belg, (Afro-)Europeaan en wereldburger. De voorbije maanden is dat gebleken telkens we afscheid moesten nemen van een dierbare. Daar waar onze voorouders hun doden naar het hiernamaals stuurden met goud, sieraden, wapens en proviand, nemen wij alleen nog afscheid van hen met kunst. Met poëzie.
Zonder steun overleven onze kunstenaars deze crisis niet.
Psychiater Dirk De Wachter, die volgend seizoen in BOZAR zal meedenken over de relatie kunst en welzijn, vat het krachtig samen. Kunst is niet alleen een ‘essentiële sector”, het behoort volgens hem tot het wezenlijke van de mens. Precies omdat mensen zich bewust zijn van hun sterfelijkheid (en dat besef is vandaag wel erg groot), willen ze ook zin geven aan dat leven. En uit dat verlangen wordt kunst geboren.
Maar laat ons niet naïef zijn. Zonder steun overleven onze kunstenaars deze crisis niet. Ze zullen ander emplooi moeten gaan zoeken en hun essentieel beroep moeten uitoefenen in hun vrije tijd. In hun garage, zolderkamer of op straat als ze – net als andere essentiële beroepen – niet ondersteund worden.
Srecko Horvat, de Kroatische filosoof die vanuit ‘zijn kot’ deelname aan de interviewreeks Repairing the Future, zegt het zo: ‘Poëzie is de enige manier om het systeem te hacken. Ze brengt iets nieuws. Tijdens de coronacrisis realiseerden dezelfde mensen die bezig waren te snoeien in de budgetten voor de kunsten hoe belangrijk cultuur en kunst waren voor de mensen thuis.’
Vandaag pleit geen enkele politicus nog voor besparingen in de cultuursector. Je zou wel gek zijn. De sector heeft echter meer nodig dan noodhulp. Zonder een waarachtige solidariteit en blijvende steun zal de schade onherstelbaar zijn. En daar wordt de hele samenleving zwakker van.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier