Nationale Bank: ‘Nauwelijks ruimte voor loonopslag’

Pierre Wunsch, gouverneur van de Nationale Bank van België (NBB)
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

‘Er is nauwelijks ruimte voor loonopslag en improviseer niet met de loonwet van 1996.’ Dat is de duidelijke boodschap van gouverneur Pierre Wunsch bij de voorstelling van het Verslag van de Nationale Bank. Er staan nog zaken in dat Verslag die de regering-De Croo, de regionale regeringen en de werkgevers- en werknemersorganisaties niet graag zullen lezen. Knack-redacteur Ewald Pironet somt de drie belangrijkste op.

Het is de jaarlijkse hoogmis in de financieel-economische wereld: het Verslag van de Nationale Bank. Daarin staan alle boordtabellen van het voorbije jaar, voorzien van deskundige commentaar plus vooruitzichten. Het verslag dat nu nog nat is van de inkt, gaat over het bijzondere jaar 2020, toen de wereld getroffen werd door de coronapandemie. Wie wil weten wat dat financieel en economisch betekent voor ons land, in een mondiale en Europese context, heeft eten en drinken aan het meer dan 300 bladzijden tellende Verslag, gratis te vinden op de website van de Nationale Bank, nbb.be.

In het Verslag staan ook waarschuwingen en wenken aan het adres van de regeringen, vakbonden en werkgeversorganisaties over wat er de komende tijd best wel en niet zou gebeuren. We lichten er de drie belangrijkste uit.

1. Nauwelijks ruimte voor loonopslag

Vorig jaar namen de loonkosten toe: de Nationale Bank berekende dat de loonkosten per gewerkt uur in 2020 met 4 procent stegen. Dat is veel meer dan de 2,3 procent in 2019. Meer zelfs, de verhoging in 2020 ‘is de sterkste stijging sinds 2008’. De indexering, de automatische aanpassing van de lonen aan het duurder wordende leven, was goed voor 1 procent van de 4 procent stijging vorig jaar.

Een stijging van de loonkosten hoeft volgens de Nationale Bank geen probleem te zijn ‘op voorwaarde dat ze gepaard gaat met een even grote toename van de zichtbare arbeidsproductiviteit’. Met andere woorden: als er voor een hoger loon ook meer wordt geproduceerd is dat niet meteen een halszaak. Maar… de productiviteit nam in 2020 af. Zoals ze ook in de jaren daarvoor afnam. Dus met een hoger loon werd minder geproduceerd. Dat is wél een probleem, want dan worden we duurder en dreigen we minder concurrentieel te worden tegenover andere landen.

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft een inschatting gemaakt hoe sterk de lonen in 2021-2022 kunnen stijgen en komt op 0,4 procent, boven op de index. Werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers onderhandelen daarover en als zij er niet uitraken, komt het op de regeringstafel. De vakbonden hebben die 0,4 procent al eerder bestempeld als ‘een aalmoes’. De socialistische partijen in de regering-De Croo hebben ook al gezegd dat er meer loonsverhoging moet komen, zodat de koopkracht van de gezinnen stijgt.

‘We moeten nu niet beginnen te improviseren met het berekenen van de loonmarge.’

Op een vraag van Knack bij de presentatie van het Verslag, noemt gouverneur Pierre Wunsch dit ‘een delicaat onderwerp’, maar toch is hij duidelijk: ‘Je moet de loonsverhoging bekijken samen met de productiviteit.’ Om dan te besluiten ‘dat er maar weinig ruimte is voor een loonsverhoging boven op de index’.

PS-staatssecretaris voor Relance, Thomas Dermine, verklaarde onlangs in een interview met Knack dat de loonwet van 1996, die ervoor moet zorgen dat onze lonen gelijke tred houden met die in de buurlanden, moet worden gewijzigd. Dermine pleitte voor een andere manier om te berekenen hoeveel de lonen mogen stijgen – met als doel meer loonsverhoging mogelijk maken, dat spreekt. Gouverneur Wunsch vindt dat geen goed idee: ‘We moeten nu niet beginnen te improviseren met het berekenen van de loonmarge.’

Kortom, er is nauwelijks ruimte voor loonopslag en we moeten niet morrelen aan de manier waarop wordt berekend hoeveel onze lonen mogen stijgen om concurrentieel te blijven met onze buurlanden.

2. Maak werk van degressieve werkloosheidsuitkeringen

De coronacrisis heeft in 2020 tot banenverlies geleid, en dit jaar zullen de werkloosheidscijfers nog oplopen. Om te voorkomen dat die werkloosheid structureel wordt en we de hoge werkloosheid dus nog jaren meeslepen, vindt de Nationale Bank het van het grootste belang dat er meer mobiliteit en flexibiliteit komt op de arbeidsmarkt, zelf heeft ze het over ‘wendbaarheid’.

Daarbij schrijft ze dat niet mag worden teruggegrepen naar ‘recepten uit het verleden, waarbij werknemers aan het einde van hun loopbaan werden gestimuleerd via vroegtijdige uittreding de arbeidsmarkt te verlaten’. De Nationale Bank wijst dus elke vorm van ‘brugpensioen’ af.

Er moet opnieuw werk gemaakt worden van de ‘degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen’.

Bij herstructureringen, als er ontslagen vallen, moet alles in het werk worden gesteld zodat toch iedereen opnieuw (snel) werk vindt. Dat is absoluut nodig, er zijn nu in ons land al minder mensen aan de slag dan in onze buurlanden, benadrukt het Verslag. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het toch niet, want een van de 28 leden van de regentenraad van de Nationale Bank weigerde deze passage in het Verslag te ondertekenen. Wellicht gaat het om Marc Leemans, voorzitter van de christelijke vakbond ACV. Leemans was onbereikbaar voor commentaar.

Er was trouwens nog een andere passage die door dezelfde persoon niet werd ondertekend en die handelt over de werkloosheidsuitkeringen. De Nationale Bank zegt dat mensen die hun job verliezen snel elders aan het werk moeten kunnen ‘dankzij een combinatie van intense begeleiding, opleidingskansen en gepaste financiële prikkels’. En als er nieuwe banen bijkomen, moet opnieuw werk gemaakt worden van de ‘degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen’, wat wil zeggen dat werklozen bij aanvang een hogere werkloosheidsuitkering ontvangen die daarna sneller afneemt. Dat moet hen stimuleren om vlug werk te zoeken en te vinden. De vakbonden vinden dat maar niets, en ook de socialisten zien het niet echt zitten.

3. Niet meer belastingen, wel minder overheidsuitgaven

Al sinds mensenheugenis is ‘de gezondmaking van onze openbare financiën’ een thema waar de Nationale Bank op hamert. Vandaag is dat niet anders. Met de coronacrisis zijn onze openbare financiën natuurlijk nog verslechterd, door meer uitgaven (zoals tijdelijke werkloosheid, coronahinder- en sluitingspremies enz.) en minder inkomsten (minder belastingontvangsten omdat de economie op een laag pitje draaide). Dat zorgde ervoor dat de overheid 10 procent van het bbp méér uitgaf dan dat er binnenkwam. Anders gezegd: het financieringstekort (dat geen rekening houdt met terugbetalingen van de leningen) bedroeg vorig jaar 10 procent. Onze overheidsschuld klom dan weer met 17 procent van het bbp tot 115 procent.

De Nationale Bank wijst erop hoe belangrijk het is dat de overheidsfinanciën gezond zijn vóór de uitbraak van een economische crisis, zoals we nu met corona aan den lijve hebben ondervonden. Heel subtiel wordt in het Verslag vermeld dat Nederland vertrok met een schuldgraad van 49 procent van het bbp en Duitsland van 59 procent. Dan kun je natuurlijk beter tegen een flinke stoot dan België dat vertrok van tegen de 100 procent schuldgraad. De schuldgraad van Nederland en Duitsland steeg met respectievelijk 11 en 12 procent, tot 60 en 71 procent van het bbp. Bemerk het astronomische verschil met België.

Het Verslag wijst er bovendien op dat we de vergrijzingskosten voor ons land niet mogen vergeten met de coronacrisis: de volgende twee decennia zullen de kosten van de gezondheidszorg, sociale uitkeringen en pensioenen wegen op de overheidsfinanciën. Kortom, zonder gewijzigd beleid zullen ze niet verbeteren.

Nóg meer belastingen zijn volgens de Nationale Bank geen goed idee.

De Nationale Bank zegt dat ‘zodra de economische bedrijvigheid volledig is hersteld en de gezondheidscrisis voorbij is, de schuldgraad moet worden teruggedrongen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen’. Ze vraagt aan de regering om een stappenplan op te stellen, dat het tekort stap voor stap afbouwt zodat de schuld niet verder oploopt en na een tijdje vermindert.

Hoe moet het financieringstekort worden verminderd? De Nationale Bank schetst twee mogelijkheden. Ofwel moeten er meer ontvangsten komen, lees: meer belastingen, maar ze ziet daarvoor ‘amper marges, gelet op de reeds zware heffingsdruk’. Nóg meer belastingen zijn dus volgens de Nationale Bank geen goed idee.

Andere mogelijkheid is om te besparen op de overheidsuitgaven. Daarbij merkt de Nationale Bank op dat de overheidsuitgaven de voorbije twintig jaar in ons land méér gestegen zijn dan dat de economie groeide. Gevolg? Onze overheidsuitgaven lagen al erg hoog vóór de uitbraak van de pandemie: 52 procent van het bbp, tegen gemiddeld 47 procent in het eurogebied. Alleen in Frankrijk en Finland lagen die overheidsuitgaven nóg hoger dan in België.

‘De belangrijkste categorie binnen de uitgaven, met name de sociale uitkeringen, moeten onder controle worden gehouden.’

De Nationale Bank stipt ook nog aan dat de overheidsuitgaven dus erg hoog liggen, maar dat dit niet komt door overheidsinvesteringen. Die dalen al jaren. Daarop kan dus niet meer worden bespaard, integendeel: er moeten juist meer overheidsinvesteringen komen. Daarom ziet de Nationale Bank maar één uitweg: ‘Op alle beleidsniveaus moet een zo efficiënt mogelijk overheidsapparaat de hoofddoelstelling zijn om de toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Bovendien zal het verloop van de belangrijkste categorie binnen de uitgaven, met name de sociale uitkeringen, onder controle moeten worden gehouden, gezien de forse opwaartse druk als gevolg van de vergrijzing.’ Kortom: er moet bespaard worden op de overheidsuitgaven, maar niet op de overheidsinvesteringen.

En om er geen misverstand over te laten bestaan, staat in het verslag klaar en duidelijk: ‘De houdbaarheid van de overheidsfinanciën is de verantwoordelijkheid van de regering.’ De federale regering, maar ook de deelregeringen, knopen dat best in hun oren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content