‘Na de dood van Loes (7): waarom één extra zebrapad niet zal volstaan’
Redacteur Tex Van berlaer staat stil bij het overlijden van een jong fietsertje in Schoten. ‘Verkeersbelastingen en files wekken grotere en luidere woede op dan smalle fietsstroken of een armzalig fietswegdek.’
‘Geachte ouders.’ Een dag na ontvangst blijf ik de email herlezen. Vluchtig, diagonaal. Echt concentreren kan ik me niet. Daarvoor is de boodschap te gruwelijk.
Op woensdagochtend overleed een vriendinnetje van mijn stiefdochter. Ze zaten samen in de klas, was altijd goedlachs, en hield van eenhoorns (beter bekend als ‘unicorns’). Het 7-jarig fietsertje overleefde een klap met een aanhangwagen van een grote pick-up niet. Het ongeval gebeurde vlakbij haar kleine schooltje in Schoten.
De schoolgemeenschap is zwaar getroffen. Onze gedachten zijn bij de ouders. Die lieve mensen die hun dochtertje hebben verloren.
Door dat verdriet kruipen ook gevoelens van angst en woede. Angst, omdat we het gevaarlijke verkeerspunt vaak zelf passeren. Altijd met de fiets, want een wagen hebben we niet. Angst voor het noodlot, de kans dat kinderen vóór hun ouders heengaan.
Maar ook woede. In die woedegevoelens vind ik geen één aanwijsbare schuldige. Daarvoor is dit probleem te groot en sleept het ook al zolang aan.
Uiteraard is er de plek van het ongeval: een drukke straat, waar auto’s snel rijden en voetgangers en fietsers over een smalle strook moeten uitvechten wie het meeste ruimte krijgt. Vlakbij een school is het onbegrijpelijk dat er zelfs geen zebrapad te bespeuren valt. Wel stond er een opzichter, maar op dit moment is het onduidelijk waarom die niet volstond.
Het staat vast dat aanpassingen zullen volgen. Uiteraard te laat, maar het is toch iets. Maar betekent dat dan dat de gebrekkige weginfrastructuur de hoofdschuldige is?
Als persoon zonder rijbewijs ondervind ik dagelijks wat het betekent om in een autogerichte maatschappij te leven. Let wel, de laatste jaren is er veel verbeterd. Enkele jaren nadat ik uit het centrum van Antwerpen ben verhuisd, doet het me plezier wanneer ik er terugkom en merk dat er een pak meer fietsstraten zijn. Op die wegen mogen autobestuurders niet zomaar voorbijsteken. Niet dat iedereen dat doorheeft: ook in fietsstraten durven ongeduldigen nog te claxonneren.
Ook op de lange termijn gaat het beter met onze verkeersveiligheid. Volgens statistiekbureau Statbel vielen er in 2019 drie dodelijke slachtoffers tussen 0 en 9 jaar. In 2005 waren dat er nog 25. Trouwens, zowat alle cijfers met betrekking tot verkeersongevallen dalen.
Na de dood van Loes (7): waarom één extra zebrapad niet zal volstaan.
Softies van de Fietsersbond
Het gaat dus beter. Maar we zijn er nog lang niet. Verkeersinstituut Vias concludeerde dat er elke dag tien verkeersongevallen gebeuren waarbij een kind jonger dan 15 jaar gewond raakt of sterft. De helft van die slachtoffers bestaat uit voetgangers en fietsers. Tijdens de lockdowns van 2020 was bij één op drie zware ongevallen een fiets betrokken, zegt AXA België.
Maar ook op een dieper, haast cultureel niveau blijft Vlaanderen een autogerichte samenleving. Dat uit zich in de kleinste dingen.
Neemt u de auto naar de bakker? En zo ja, komt dat door de lange afstand, of omdat het makkelijker is? Volgens het Onderzoek Verplaatsingsgedrag legt de Vlaming 65 procent van alle verplaatsingen met de auto af. Meer dan 28 procent gaat met de fiets naar school. Een aanzienlijk aandeel, ware het niet dat bijna evenveel jongeren (ruim 27 procent) met de wagen worden gebracht.
Zo komt het dat rustige schoolstraten tweemaal per dag verworden tot een lawaaierige doorgang. Sommige ouders proberen elke centimeter te benutten om toch maar dichterbij de schoolpoort te parkeren. Fietsers banen zich een weg doorheen de uitlaatgassen.
Niet zelden krijgen fietsers te maken met ongeduldige autobestuurders. Chauffeurs die claxonneren, te dichtbij rijden of gewoon hun kans wagen om fietsers toch te passeren. Elke seconde moet benut. Elk tijdsverlies, hoe klein ook, lijkt een nederlaag.
Uiteraard zijn er ook wegduivels bij de zwakke weggebruikers. Telefonerende fietsers, sms’ende fietsers, roekeloze en egoïstische fietsers. Om maar te zwijgen van argeloze wielertoeristen (meer amateur dan coureur) en schrikwekkende speed-pedelecs.
En toch. Hoewel ‘de koers van ons is’, blijft Vlaanderen een autoland. Verkeersbelastingen en files wekken grotere en luidere woede op dan smalle fietsstroken of een armzalig fietswegdek. Tegenover goed geoliede organisaties als VAB en Touring staan de ‘softies’ van de Fietsersbond.
Hoe kan het ook anders, wanneer er moord en brand wordt geschreeuwd wanneer er ochere één rijstrook verdwijnt in de Brusselse Wetstraat? Dat een voorstel om van 30 kilometer per uur de norm te maken, wordt weggelachen en een zeer populaire politicus de indiener van het voorstel spottend vraagt ‘of hij wel een auto heeft’.
Dat iedereen weet wat ‘bakfietsouders’ zijn en de honende connotatie errond meteen oppikken, maar geen hond zich druk maakt om de achterbankgeneratie, de kinderen die de wereld voorbij zien razen vanachter een autoruit. Dat geen Nederlander opkijkt wanneer de Nederlandse premier Mark Rutte met de fiets naar het werk gaat, maar er hier aparte nieuwsstukken worden opgetekend wanneer voormalig CD&V-voorzitter Wouter Beke een keertje op zijn elektrische fiets naar het Paleis bolt?
Trouwens, onze noorderburen zijn en blijven een gidsland. Volgens het weekblad De Groene Amsterdammer is geen enkele stad in Nederland zo gericht op de auto als Rotterdam. En toch werkt men zelfs daar aan verandering. Zelfs een verstokte autoliefhebber vraagt zich in het blad af: ‘Waarom zouden auto’s hier dwars door het centrum moeten kunnen rijden?’ Een onderzoeker vat de verkeerde mindset van het verleden samen: ‘Vanuit de politiek zijn we steeds autoproblemen aan het oplossen, maar daarmee houden we het autoprobleem in stand.’
Iedereen moet rekening houden met iedereen. Maar zware, vervuilende, snelle en dus potentieel dodelijke voertuigen toch iets meer dan al de rest.
Gezinswagen van 2021
Om Vlaanderen leefbaar te houden is een cultuuromslag nodig. Het is noodzakelijk om elk zwart verkeerspunt aan te pakken, maar niet voldoende. Mensen gebruiken hun wagen regelmatiger dan de afwasmachine, maar beseffen soms nog te weinig met wat voor een potentieel gevaar ze hun naasten benaderen.
Het gaat om een fundamentele verandering in de zienswijze op auto’s: vanaf zij de bebouwde kom betreden, moeten we hen gaan beschouwen als gasten, niét als een natuurlijk onderdeel van de leefomgeving. Zonder twijfel: iedereen moet rekening houden met iedereen. Maar zware, vervuilende, snelle en dus potentieel dodelijke voertuigen toch iets meer dan al de rest.
Zwakke weggebruikers worden nog steeds letterlijk en figuurlijk naar de zijkanten van de weg gedrukt, terwijl zij het centrum van de besluitvorming zouden moeten vormen. Dat autoclub VAB uitgerekend woensdag een (voor zwakke weggebruikers gevaarlijke) SUV verkiest tot ‘gezinswagen van 2021‘ doet duizelen.
Een mentaliteitswijziging komt er evenwel niet door één autoclub, automobilist of gemeentebestuur. Zoiets vereist de toewijding van een hele maatschappij. En op een structurele, niet-afhoudende wijze, in plaats van enkel wanneer het al te laat is. Zodat er geen enkele schoolpoort meer moet volhangen met bloemen, tekeningen en unicorns.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier