Jan de Zutter
‘Moedertaal op school: moedige poging van GO! om de nieuwe stedelijke realiteit tegemoet te treden’
‘Die ongemakkelijke verhouding tussen de nieuwe stedelijkheid en de organisatie van onze samenleving in natiestaten is een van de grote uitdagingen van deze tijd’, schrijft Jan De Zutter.
De visietekst van het GO over taalbeleid op school heeft een tere zenuw geraakt in Vlaanderen. Andere talen dan de landstaal aanvaarden in schoolse context lijkt een bijzonder controversieel onderwerp te zijn. Ik ben geen taalkundige en evenmin een pedagoog, maar wel iets anders dat in deze discussie te makkelijk over het hoofd wordt gezien: een stedeling. Ik zie het initiatief van het GO! dan ook eerder als een moedige poging om de nieuwe stedelijke realiteit van Europa tegemoet te treden. De manier waarop we met talen omspringen maakt deel uit van die uitdaging. Ik verklaar me nader.
‘Moedertaal op school: moedige poging van GO! om de nieuwe stedelijke realiteit tegemoet te treden’
Europa kent 24 officiële talen die meteen ook de landstalen zijn van de natiestaten waaruit de Unie is samengesteld. Maar in elk beetje stad in Europa worden er vandaag véél meer talen gesproken dan die 24. In Brussel bijvoorbeeld zijn dat er 108. De stedelijke realiteit overlapt geenszins het officiële talenpalet van de lidstaten. Die ongemakkelijke verhouding tussen de nieuwe stedelijkheid en de organisatie van onze samenleving in natiestaten is een van de grote uitdagingen van deze tijd. Eentaligheid is een kenmerk van de natiestaat – meertalige natiestaten blijven in Europa een uitzondering. En als ze bestaan, zoals in ons land, probeert men ze in geografische zones af te bakenen, zodat er de facto nieuwe, mini-natiestaatjes ontstaan waarbinnen opnieuw eentaligheid de norm is.
Natiestaten hebben er in het verleden ook alles aan gedaan om de eenheid van de natie te verzekeren, ondermeer door homogenisering van het taalgebruik. Kleinere taalgemeenschappen werden aanvankelijk weggezuiverd door een verbod om de taal te spreken, te gebruiken in contacten met de overheid of om ze aangeleerd te krijgen op school. Pas de laatste decennia hebben Europese minderheidstalen enige erkenning gekregen.
De realiteit van Europese stedelijkheid is van een totaal andere aard dan het virtuele lappendeken van natiestaten.
De verstedelijking van Europa heeft het talenprobleem naar een ander niveau getild, want het gaat niet langer enkel over de veelheid aan talen die in Europa zelf gesproken worden, maar ook over talen die via migraties naar onze steden zijn afgereisd. Dat is geen marginale kwestie. Meer dan de helft van de Europeanen leeft vandaag in een stad en zo’n 80 procent in wat urbane gebieden wordt genoemd. In die steden heeft een groot deel van de bevolking een migratieachtergrond. In Antwerpen bijvoorbeeld spreken ruim 40 procent van de leerlingen thuis geen Nederlands. Die grote verscheidenheid aan talen kan ook veel makkelijker dan voorheen gehandhaafd blijven ondermeer door moderne communicatietechnologie, aanhoudende migraties, maar ook fenomenen zoals Erasmus die er voor zorgen dat jongeren elders in een vreemde taal gaan studeren. Europese steden vormen op die manier netwerken van meertaligheid en superdiversiteit die als een web over de oude natiestaten van Europa gedrapeerd worden. De realiteit van Europese stedelijkheid is van een totaal andere aard dan het virtuele lappendeken van natiestaten.
Meertaligheid als kenmerk van de stad
Die evolutie maakt communiceren met elkaar er uiteraard niet makkelijker op, hoewel stedelingen in de dagelijkse praktijk toch een redelijk ontspannen houding ten opzichte van taal aannemen. Bij de Pakistaanse nachtwinkel om de hoek hoor ik Antwerpenaren van Turkse, Marokkaanse en Roemeense origine gewoon Nederlands met elkaar praten, de ene al met een grappigere tongval dan de andere of soms in onversneden Antwerps, en in het winkelcentrrum van de stad maakt niemand er een punt van om bezoekers die het Nederlands niet machtig zijn in het Engels te helpen.
Gebruik de meertaligheid om het Nederlands toegankelijker te maken én meteen respect te tonen voor de meertaligheid van de nieuwe stedelingen.
Meertaligheid is nu eenmaal het kenmerk van de stad. Waar taal in de natiestaat moest bijdragen tot identiteitsvorming – wij zijn Fransen, want wij spreken Frans – heeft de linguïstische superdiversiteit in de steden uiteraard ook een impact op die identiteitsvorming? Want tot welke groep behoor ik nu precies als ik meerdere talen spreek? Nationalisten willen dat probleem oplossen door het oude recept van homogenisering van het taalgebruik toe te passen: je maakt pas deel uit van de groep als je de taal van die groep perfect beheerst. Nieuwkomers hebben echter al lang begrepen dat die belofte niet wordt waar gemaakt, want zelfs al beheers je het Nederlands perfect, in de logica van de natiestaat moet je ook deel uitmaken van de geschiedenis en de traditie. En dat kan voor nieuwkomers uiteraard niet.
Wat wel mogelijk is, is de integratie in de nieuwe stedelijke realiteit, die superdivers en meertalig is en, zoals stedendeskundige Eric Corijn onlangs in De Morgen opmerkte, gekenmerkt wordt door een gedeelde toekomst in een post-nationale stedelijke omgeving, eerder dan door een gedeeld verleden. Dat betekent uiteraard niet dat we de landstalen zomaar bij het grof vuil moeten zetten, wel integendeel. Het betekent wel dat we in stedelijke context minder gecrispeerd moeten omspringen met taal en taalverwerving. Het is met die stedelijke realiteit dat de visietekst van het GO! rekening houdt. Gebruik de meertaligheid om het Nederlands toegankelijker te maken én meteen respect te tonen voor de meertaligheid van de nieuwe stedelingen. Op die manier neemt het officieel onderwijs opnieuw het voortouw om alle kinderen gelijke kansen te geven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier