Miljoenenfonds voor betonstop in de maak
Voor het eerst ligt een concreet voorstel op tafel om de betonstop te financieren. Bevoegd Vlaams minister Bart Somers (Open Vld) wil daarvoor een fonds opzetten. De kosten blijven behapbaar voor Vlaanderen en gedupeerde grondeigenaars worden volledig gecompenseerd, zegt hij aan De Tijd.
De bouwshift – zoals de betonstop vandaag heet – moet de open ruimte in Vlaanderen vrijwaren. Terwijl onze regio al een Europese koploper in ruimtebeslag is, wordt dagelijks nog altijd 5,1 hectare open ruimte ingepalmd voor menselijk gebruik. De kwestie staat al jaren bovenaan op de politieke agenda, maar raakte nog niet beklonken omdat een miljardenfactuur dreigt.
De Vlaamse meerderheidspartijen Open Vld, CD&V en de N-VA maakten in 2020 de afspraak om lokale besturen aan het roer van de bouwshift te zetten. Alle woonuitbreidingsgebieden, gronden die gemeenten kunnen aansnijden bij een tekort aan bouwgrond, werden onder een stolp geplaatst. Alleen de gemeenteraad kan beslissen of hij die grond laat aansnijden of omzet naar natuur- en landbouwgebied, waarop definitief niet kan worden gebouwd.
Als dat gebeurt, moet het waardeverlies – verrekend tegen de volledige marktwaarde – uit de gemeentekas betaald worden. Omdat de regering daarvoor geen financiering uittrok, vreesden experts dat 20 jaar geen grond zou worden omgezet. De factuur zou de Vlaamse regering pas in 2040 voorgeschoteld krijgen.
Aan die kritiek hoopt minister van Lokale Besturen Somers tegemoet te komen door een Lokaal Bouwshiftfonds op te richten. Als een lokaal bestuur woonreservegebied omzet naar bos, vergoedt Vlaanderen via het fonds twee derde van het waardeverlies. Als een gemeente een stuk grond herbestemt tot landbouwgrond of natuur, dan legt Vlaanderen een derde op tafel. Het resterende bedrag passen de gemeenten zelf bij.
Somers wil jaarlijks 150 miljoen euro uittrekken voor het fonds, waarmee in het beste geval 900 hectare open ruimte per jaar gevrijwaard kan worden. “Gemeenten die van het fonds gebruikmaken, moeten zich daarbovenop engageren om minstens evenveel hectares onder een stolp te houden. Ze mogen die dan niet meer aansnijden, maar hoeven ze ook niet te herbestemmen”, zegt Somers.
In theorie kunnen zo alle niet-ontwikkelde woonuitbreidingsgebieden, goed voor 12.700 hectare, in 18 jaar herbestemd worden. Een deel van die gronden zou volgens Somers evenwel nog bebouwd kunnen worden om het woonaanbod te vergroten en de prijzen te drukken.