Op zoek naar een stikstofakkoord: Dirk Draulans over de ‘natuurvriendelijke landbouw’ van Zuhal Demir
Als de stikstofoverlast efficiënt wordt aangepakt, komt de verzoening tussen natuur en landbouw dichterbij.
De Universiteit Gent heeft een stilaan zorgwekkend aantal complotdenkers in haar rangen. Op de website van een infocentrum voor Vlaamse land- en tuinbouwers publiceert de directeur van een vzw ‘van en voor veehouders’ een tekst, waarin hij ongegeneerd poneert dat het stikstofbeleid tot doel heeft veehouders rond natuurgebieden zulke strenge normen op te leggen dat de waarde van hun grond daalt, waarna hij goedkoop kan worden aangekocht door natuurverenigingen.
De auteur is professor aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen van de UGent, maar hij dekt zich in met de boodschap dat hij ‘in eigen naam’ schrijft. Hij geeft in ieder geval geen blijk van een grondige kennis van de techniciteit van het complexe stikstofverhaal. Zo maakt hij nergens het onderscheid tussen het stikstofhoudende ammoniak uit de landbouw en de stikstofoxiden uit transport en industrie, wat nochtans fundamenteel is.
Meer zelfs: hij stelt dat landbouw niet het probleem maar de oplossing voor de stikstofproblematiek is, want in tegenstelling tot fabrieken en voertuigen capteren landbouwgewassen stikstof. Blijkbaar heeft hij nooit gehoord van kunstmest, die op grote schaal extra stikstof aan ons landschap toevoegt. Ook de invoer van buitenlandse soja als voeding voor de veeteelt, die de stikstofbalans verder ontregelt, is hem kennelijk ontgaan. Hij ziet uitsluitend een hetze tegen boeren die weggepest moeten worden.
Andere minister
De oprispingen van deze slecht verlichte geest monden uit in een vraag naar nieuwe cijfers en analysen om meer up-to-date maatregelen over het stikstofprobleem te kunnen nemen. Het is een doorzichtig manoeuvre, dat ook boerenorganisaties en hun politieke verdedigers uitvoeren. Ze proberen het stikstofdossier over de volgende Vlaamse regeringsvorming in 2024 te tillen, in de hoop dat er dan een andere minister van Omgeving over moet oordelen dan Zuhal Demir (N-VA).
Minister Demir probeert die vertragingsmanoeuvres te counteren, onder meer door druk te zetten in het dossier van de omgevingsvergunning voor de luchthaven van Zaventem. De grote stikstofuitstoot van vliegtuigen heeft daar een funest effect op de omliggende natuur. Maar de harde feiten zijn dat de sectoren industrie en transport meer maatregelen genomen hebben om hun stikstofoverlast terug te dringen dan de landbouw. De stikstofuitstoot van de landbouw blijft al een jaar of tien op hetzelfde peil, terwijl die van de andere sectoren verder daalt. Landbouw is nu de grootste stikstofvervuiler in Vlaanderen. Bovendien is het ammoniak uit de landbouw per eenheid gewicht veel schadelijker voor de natuur dan de stikstofoxiden.
Het belang van natuur in ons landschap wordt eindelijk ernstig genomen. De vereniging Natuurpunt is met meer dan 130.000 aangesloten gezinnen een maatschappelijk zwaargewicht geworden. Een CD&V-politica die dicht bij de Boerenbond staat, verzuchtte onlangs dat ze in haar bijna twintig jaar in het parlement nog nooit zoiets als het stikstofdebat heeft meegemaakt. Dat hoeft niet te verbazen. Voor Zuhal Demir de bevoegdheid Omgeving kreeg, was het natuurbeleid decennialang in handen van CD&V-ministers. Die hebben de hete aardappel van de landbouwvervuiling zo lang voor zich uitgeschoven dat er nu inderdaad drastische maatregelen moeten komen om aan de Europese normen te voldoen. Desondanks maakt de CD&V er nog altijd een karikatuur van. Partijvoorzitter Sammy Mahdi verklaarde dat we ‘toch geen hele sector gaan wegduwen omdat er ergens drie bomen staan met een speciale vleermuis in’.
Landbouwers moeten inzien dat ze het rijk nooit meer voor zich alleen zullen hebben. Ze moeten leren dat landschap en natuur niet hetzelfde zijn. ‘Boerennatuur’ is niet zelden boerenbedrog, want landbouwlandschappen zijn doorgaans levenloos: er zit geen beestje of natuurlijk plantje meer in. Ook natuurwaarden in bos en hei kreunen onder stikstofoverlast. Zeldzame planten worden verdrongen door woekeraars als bramen en brandnetels, die floreren onder de hoge stikstofwaarden. Als we er niet in slagen om op korte termijn de stikstofvervuiling terug te dringen, kunnen we evengoed stoppen met natuurbeheer.
Landschapsschilders
Meer dan honderd jaar geleden probeerden bevlogen geesten onze natuur en karakteristieke landschappen al te redden. De plantkundige en fotograaf Jean Massart publiceerde in 1912 zijn werk Pour la protection de la nature en Belgique, met een lijst van landschappen die moesten worden beschermd tegen industrialisatie en bevolkingsexpansie – de landbouw was toen nog geen probleem. Hij waarschuwde voor het gevaar van ‘de versmelting van het moderne stedelijke landschap met het natuurlijke’. Het heeft niet mogen baten. Vlaanderen is op grote schaal verstedelijkt.
In 1911 kwam er een eerste officiële wet ‘tot het behoud van de schoonheid der landschappen’. Maar al snel moesten landschapsbeschermers, onder wie nogal wat kunstschilders, vaststellen dat ze dode letter bleef. Leden van de in 1910 opgerichte Koninklijke Vereniging voor Natuur en Stedenschoon (KVNS) ageerden tegen plannen die een aantasting van het landschap zouden betekenen, zo valt te lezen in de masterthesis van kunsthistorica Anneleen Van Wulpen (UGent, 2018).
In die jaren circuleerden er ook al plannen om de Leie in de omgeving van Gent recht te trekken. Een ingreep die een halve eeuw later tot de standaardprocedure behoorde bij natuurvernietigende ruilverkavelingen. Men wilde toen ook een groot deel van het Zoniënwoud afsluiten als oefenterrein voor het leger. Vergelijkbare plannen werden vorig jaar gelanceerd voor het prachtige Drongengoedbos in het Oost-Vlaamse Maldegem. Ook de duinen aan de kust werden begin vorige eeuw al bedreigd door projectontwikkeling – ze zijn nu bijna helemaal weg.
Leden van de KVNS organiseerden congressen, tentoonstellingen, betogingen en protestacties om aandacht te vragen voor de waarde van de Vlaamse ‘oerlandschappen’. Het haalde allemaal niet veel uit. Heiden en bossen werden op grote schaal ontgonnen en verkaveld. Er verschenen fabrieksschouwen in het landschap, naast de molens. In haar publicaties verzuchtte de KVNS dat de gemiddelde Belg niet genoeg oog had voor het natuurschoon om hem heen. Dat is vandaag gelukkig anders. Steeds meer mensen beseffen dat natuur niet alleen mooi, maar ook nodig is.
De strijd voor natuurbehoud was destijds vooral een preoccupatie van de betere burgerij, niet zelden afkomstig uit de stad en in de natuur op zoek naar rust. Zo kwam kunstschilder Jakob Smits in 1888 in een gehucht van de Kempense gemeente Mol wonen om aan de stedelijke drukte en een woelig privéleven te ontsnappen. Voor hem behoorde het ‘Kempisch dorp’ tot de Vlaamse oerlandschappen. Hij schilderde landschappen die vooral de nietigheid van de mens illustreerden.
De mens was heel aanwezig in zijn werk, maar er doken zelden of nooit wilde dieren in op. Dat was zo bij de meeste landschapsschilders uit die tijd. Was het omdat vogels en vlinders, en ’s nachts glimwormen als dwaallichtjes, zo algemeen waren dat mensen er amper oog voor hadden? Wilde dieren waren bijna uitsluitend in jachttaferelen te zien, en dan meestal dood. Natuur en landschap waren in die tijd nog hetzelfde, alleen werd het niet zo geportretteerd. De landschappen op de schilderijen leken even levenloos als de echte landschappen nu.
Romantisch boerenbestaan
Kunsthistorica Van Wulpen merkte op dat de schilders toen ook de neiging hadden het harde boerenbestaan te romantiseren. Zij – en hun vaak geprivilegieerde opdrachtgevers – wilden niet geconfronteerd worden met de ellende van die mensen. Je ziet geen geploeter en gewroet, je ziet zelden kromme ruggen, knokige vingers of harde trekken op gezichten. Je ziet vrouwen in mooie kleren op wandel met een koe, en herders met schaapjes. Maar Jakob Smits was zich wel bewust van de noodzaak tot ‘ontsluiting’ van de Kempen om het leed van de boerenbewoners te verzachten.
Het boerenbestaan is nooit makkelijk geweest. In Tot de bodem, een recent boek over de toekomst van de landbouw in Vlaanderen, komt ook de geschiedenis van het landbouwbeleid sinds 1830 aan bod. Het leest als één lange litanie van kommer en kwel voor de boeren. De Vlaamse boer was altijd de pineut. Vandaag werkt 70 procent van onze boeren voor een schamel inkomen in moeilijke omstandigheden, ook mentaal. Bioboer Kurt Sannen noemt de landbouwers ‘goedkope leveranciers van grondstoffen aan de industrie’. Hij laat zelfs het woord ‘lijfeigenen’ vallen.
Na de Tweede Wereldoorlog raakte de landbouw geïndustrialiseerd, met boterbergen en melkplassen tot gevolg. Die duwden de boer opnieuw in een economisch weinig benijdenswaardige positie. In dat proces ging het echte Vlaamse landschap verloren. Beken werden rechtgetrokken, moerassen drooggelegd, bossen gerooid of vervangen door monoculturen van dennen voor mijnhout. Het kleinschalige landschap met hagen en heggen veranderde in saaie monoculturen, de wei met koeien in een megastal met meer dan duizend dieren.
De Kalmthoutse Heide en andere natuurlandschappen waar de KVNS zich voor inzette, zijn relicten in reservaten geworden. De biodiversiteit is gecrasht, onder meer onder een eindeloos bombardement van pesticiden om de opbrengst van landbouwgewassen te verhogen. Zelfs de menselijke gezondheid werd op het spel gezet – pesticiden hebben het label ‘kankerverwekkend’ gekregen. De milieu- en gezondheidskosten van de industriële landbouw worden nog altijd afgewenteld op de samenleving.
Tot de bodem biedt in twaalf hoofdstukken van verschillende auteurs een staalkaart van visies over hoe het beter kan met onze landbouw, beter voor de boer en voor de natuur. Het is duidelijk dat er een transitie moet komen naar een duurzamere landbouw. Maar het boek biedt geen pasklaar en uitrolbaar scenario en illustreert daarmee wat het Vlaamse landbouwbeleid zo moeilijk maakt: er is geen eenduidigheid over hoe het verder moet, zeker niet als er rekening moet worden gehouden met natuurwaarden.
Moet er worden ingezet op agro-ecologie: de verzoening van duurzame grondgebonden landbouw en natuur? Of moet er zwaar worden geïnvesteerd in ‘duurzame intensifiëring’, door meer landbouwactiviteit te concentreren in grote stallen, zodat er meer ruimte kan worden vrijgemaakt voor natuur? Hoe moeten we omgaan met de balans tussen plaatselijk verbruik en export van landbouwproducten uit onze overbelaste Vlaamse ruimte? Is het echt nodig dat wij aardappelproducten uitvoeren naar landen als Peru, waar de bakermat van onze aardappel ligt?
Zeldzame vogels
Consensus is er in Tot de bodem maar over twee zaken. Eén, de Vlaamse veestapel moet drastisch worden teruggeschroefd, onder meer door de consument aan te sporen minder vlees te eten, wat sowieso gezonder is. En twee, de socio-economische situatie van de boer moet verbeteren. Dat impliceert sleutelen aan de prijszetting voor zijn producten.
Het was veelbetekenend dat Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (CD&V) niet inging op een uitnodiging voor een debat naar aanleiding van de presentatie van het boek – in zijn plaats kwam minister Demir. CD&V-politici gebruiken het leed van de getroffen boerenfamilies als emotioneel wapen in het stikstofdebat, maar de etterende zweer van de stikstofvervuiling is een gevolg van hun eigen laksheid. Minister Demir maakt zich sterk dat een aangepast en natuurvriendelijker landbouwbeleid ook de boeren zelf ten goede zal komen. Zij zullen er een beter bestaan aan overhouden. Voor landbouworganisaties als de Boerenbond zal dat minder het geval zijn.
Ondertussen zijn gelukkig steeds meer, vooral jonge boeren zich bewust van het belang van de synergie tussen landbouw en natuur. In de Westhoek werken boeren mee aan een aangepast beheer van hun velden, zodat er opnieuw zeldzame vogelsoorten als grauwe kiekendief en velduil tot broeden komen. Ze worden daarvoor vergoed, waar niks mis mee is – het zijn geen veelverdieners. Je hebt boeren die hun best doen om nesten van kieviten op hun akkers te sparen. Steeds meer boeren zien er geen graten in om akkerranden in te zaaien met inheemse bloemenmengsels, waardoor er her en der weer wat natuurlijke schoonheid in het landbouwlandschap sluipt. Je voelt dat er een kentering komt.
Beken worden uit hun betonnen keurslijf gehaald en mogen weer meanderen. Moerassen worden geherwaardeerd omdat ze nuttig zijn in de strijd tegen de klimaatopwarming. Natuurreservaten worden uitgebreid, soms op vrijgekomen landbouwgronden waar diep in de bodem dikwijls nog sluimerende restanten in plantenzadenvorm van de oorspronkelijke biotopen zijn achtergebleven. Als die vermaledijde stikstofoverlast eindelijk efficiënt wordt aangepakt, komt de verzoening tussen natuur en landbouw dichterbij. Dan zullen we opnieuw van echte boerennatuur kunnen spreken.
Tot de Bodem. De toekomst van de landbouw in Vlaanderen. Maïka De Keyzer (editor). Leuven University Press.
Tentoonstelling ‘Landschap in Verandering’ over het werk van kunstschilder Jakob Smits in bezoekerscentrum Tabloo, Gravenstraat 3 in Dessel. Tot 30 april.
Reactie Benedikt Sas: Antwoord op het artikel van de heer Dirk Draulans m.b.t. het stikstofdossier
De opiniestukken van professor Sas die verschenen zijn in de landbouw gerelateerde pers en op sociale media beginnen duidelijk op de zenuwen te werken van en een gevoelig punt te raken bij natuurverenigingen en de minister van Leefmilieu. In de opiniestukken van professor Sas werd telkens transparant meegegeven dat professor Sas én werkzaam is bij de vzw’s DGZ, MCC en de cv VIVEE, én als professor werkzaam is bij de UGent, faculteit bio-ingenieurswetenschappen.
Blijkbaar mag in de mainstreampers alleen de landbouw worden geviseerd en niet de natuurverenigingen of de Vlaamse minister van Leefmilieu. Echter, de kabinetsmedewerkers die aan ontwerpen zoals het PAS werken zijn eveneens (bestuurs)leden van natuurverenigingen en kunnen op die manier de doelstellingen van die natuurverenigingen via de politiek helpen realiseren. Om de schone schijn hoog te houden, worden dan nog wel te elfder ure voormalige medewerkers van bijvoorbeeld landbouworganisaties aangetrokken.
Helaas voor de natuurverenigingen doorzien meer en meer kritische mensen de intrieste demagogie.
De heer Draulans verwijt professor Sas een complotdenker te zijn wanneer hij stelt dat het stikstofbeleid resulteert in het feit dat bijvoorbeeld Natuurpunt aanhoudend de gronden aankoopt van de geviseerde landbouwers. Nochtans stellen ook andere auteurs zich serieuze vragen bij dit ganse gebeuren. Een interessant voorbeeld hiervan is het artikel van 29 januari 2023 in De Tijd “Van boomplanter tot grootgrondbezitter: hoe machtig is Natuurpunt?” van H. Dheedene en P. Lambrecht[1]. In dit artikel wordt een interessant overzicht gegeven van de geldstromen van Natuurpunt en de mate dat deze meer en meer grootgrondbezitter wordt.
De bewering van de heer Draulans dat professor Sas geen blijk geeft van een grondige kennis van de techniciteit van het complex stikstofverhaal, raakt kant noch wal. Prof. Benedikt Sas heeft een doctoraat scheikunde behaald aan de Universiteit Gent en durft aldus te stellen iets te weten van scheikunde, van stikstof en zijn verschillende verbindingen, moleculen dat dit kan vormen.
De stikstofemissies worden momenteel veelal becijferd en dit telkens op een andere manier afhankelijk van de sector die men bekijkt. Men vergelijkt dus appels met peren. De deposities zijn dan weer gebaseerd op modellen, met tal van aannames en met een foutenmarge tot wel 50%. Professor Sas stelt terecht dat er eerst objectief en correct moet worden gemeten alvorens conclusies te trekken en vonnissen uit te schrijven richting de landbouw.
In het buitenland begint men meer en meer op voldoende plaatsen metingen uit te voeren, zowel voor ammoniak als voor stikstofoxiden. Niet alleen de landbouw produceert ammoniak, maar ook de industrie of het verkeer. Wang et al. concluderen uit hun studie en metingen in 2020 (Science of the Total Environment, Elsevier) dat de ammoniak in de atmosfeer in de metropool Xi’an, met rondom gelegen agrarische gebieden, voornamelijk afkomstig is van niet-agrarische bronnen, zoals industrie, verkeer, de bevolking,…
De heer Draulans vergeet dat de mens zelf ook een dier is en dus ook heel wat ammoniak genereert. De natuur op zich, zonder landbouw, genereert eveneens heel wat stikstof, inclusief ammoniak. L. Zhang en J. Evans stelden in hun studie uit 2014 (Atmospheric Environment, Elsevier) vast dat in de Canadese stad Toronto niet alleen de industrie of het verkeer verantwoordelijk was voor de uitstoot van de ammoniak, maar ook het park in de stad. Waar niet aan landbouw wordt gedaan. De achtergrondwaarden van stikstofemissies door de natuur zelf moeten natuurlijk in mindering worden gebracht als men de bijdrage uit de landbouwactiviteiten wil toewijzen. Voor het effectief meten van de stikstofemissies doet men recentelijk ook meer onderzoek naar bijvoorbeeld isotopenanalyse van stikstof om zo beter, op basis van de verschillen, de stikstof (ammoniak en stikstofoxiden) toe te wijzen aan een specifieke emissiebron. Correct, veelvuldig en objectief meten is dus de boodschap, en pas dan conclusies trekken of plannen opmaken. De wetenschappelijke kennis en materialen zijn voorhanden.
Prof. dr. Benedikt Sas is algemeen directeur van Diergezondheidszorg Vlaanderen vzw (DGZ), Melkcontrolecentrum Vlaanderen vzw (MCC), VIVEE cv en tevens verbonden als professor aan de Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep voeding.
Stikstofcrisis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier