‘Hoe meer vlinders, hoe minder allergieën’: het onverwachte extraatje van Maai Mei Niet

© Debby Termonia

Bioloog Hans Van Dyck en weervrouw Jill Peeters zeggen één strijd te voeren. Met plezier onderschrijven ze de missie van Maai Mei Niet, Knacks jaarlijkse por in uw zij ten behoeve van biodiversiteit en klimaat.

Registreer hier uw tuin voor de derde editie van Maai Mei Niet!

Lees ook onze andere artikels over de actie.

Jill Peeters is weervrouw bij VTM en wijdde al in 2007 een eerste boek aan de opwarming van het klimaat. Hans Van Dyck is professor gedragsbiologie aan de UCLouvain. Het object van zijn affectie: insecten, maar vlinders in het bijzonder. Ook hij neemt de klimaatzaak ter harte. Samen met een legertje internationale collega-biologen luidde hij laatst de alarmklok met een warning paper. De klimaatverandering is een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit bij insecten. Peeters en Van Dyck: twee vliegen in één Maai Mei Niet-klap. Om te beginnen gunnen ze u een blik in hun eigen tuin.

Jill Peeters: Veel mensen denken dat ik groene vingers heb omdat ik mij bekommer om het klimaat, maar ik besteed het werk in de tuin uit. Ik heb altijd een gruwelijke hekel gehad aan de grasmaaier. Als vader mijn kant uitkeek omdat er gemaaid moest worden, dan dook ik weg. (lacht) Mogelijk nog erger: graskanten afsteken.

Hans Van Dyck:(lacht) Om het keurig en netjes te houden? Dat is fel overroepen, Jill.

Peeters: Maar de overtreffende trap is kunstgras.

In China moeten kinderen nu al met een penseeltje bloemen bestuiven. Ik vermoed dat dat plezierig is voor tien minuten.

Hans Van Dyck, bioloog

Van Dyck: Dan moet je niet maaien maar stofzuigen. Ik beken: ik heb een stuk gazon in mijn tuin. Daar is niets mis mee: toen mijn jongelui nog kinderen waren, konden ze er ravotten. En volgens de gangbare definitie is het niet eens een gazon. Mos en kruiden mogen hun zin doen, ik bemest nooit: er valt er in Vlaanderen al genoeg uit de lucht. Naast het gazon heb ik een zone van zes bij zes waar ik een keer per jaar maai, bijvoorbeeld in het najaar, om te kijken wat dat geeft.

Ik heb ook interessante nectarplanten ingezaaid, zoals knoopkruid en wilde margriet. Daar bruist het van het biodiverse leven, met vooral klein grut: sprinkhanen, mieren, icarusblauwtjes en andere fraaie verschijningen. Als je een gazon zijn gang laat gaan, is het resultaat soms heel saai. Als alles dicht bij elkaar staat, krijgen zaden geen kans. Als je woelt en zaait, krijg je veel meer dynamiek. Zo doen ze het in natuurreservaten ook: er wordt gewérkt aan de natuur. Door de mens. In echt natuurlijke systemen doen andere beesten dat.

Peeters: We hebben het zo hard verprutst dat de natuur niet meer genoeg puf heeft om zich te ontwikkelen tot iets interessants. Ze kan hulp gebruiken.

Doen jullie mee met Maai Mei Niet?

Peeters: Zeker, ik vind het een eenvoudige maar fantastische boodschap. Ik vind het spannend om af te wachten welke bloemetjes uit het gras tevoorschijn komen. En nadien maai ik op de plekken met veel bloemetjes nog niet.

Van Dyck: Mensen zijn zo gek om hun gras te laten groeien en andere zijn nog zotter om te tellen wat dat oplevert. Voor veel mensen is dat een eyeopener: wat leeft daar allemaal in mijnen hof? Allemaal dingen die er al lang waren, maar die we over het hoofd zagen. Er wordt weer over biodiversiteit gesproken en nagedacht, en dat is goed. Maar we gaan de biodiversiteit wel niet redden door een maand niet te maaien.

U hebt al gepleit voor een Maai Mei Niet 2.0 voor vlinders.

Van Dyck:(knikt) Dan moet je het jaar rond op verschillende plekken in de tuin op een verstandige manier maaien, of net niet. Dat is natuurlijk makkelijker als je een grote tuin hebt, want eigenlijk heb je een spreidingsplan nodig: hier een stukje grasland, daar een heg als overgang naar hoge begroeiing waar dieren kunnen overwinteren. Je kunt de biodiversiteit een duwtje in de rug geven. Maar voor mij is de tuin in de eerste plaats toch een plek waar iets te beleven valt, waar je andere, kleine levensvormen kunt ontmoeten. Dat is iets wat ik heel erg enthousiast promoot.

(Lees verder onder het kader)

TIPS VOOR VLINDERS IN DE TUIN

Waardplanten

Dat zijn de planten waar vlinders eitjes op leggen.

Bloeiboog

Plant bloeiende planten vanaf het voorjaar tot en met het najaar, voor het jaar rond nectar.

Structuur

Creëer hoogtes en laagtes, met grassen, planten, kruiden, struiken en bomen in diverse hoogtes.

U vindt dat kinderen te weinig in bomen klimmen.

Van Dyck: Het wordt nog altijd niet onderzocht in België, maar als ze in Groot-Brittannië en Japan aan mensen vragen of ze ooit in een boom hebben geklommen, antwoordt amper 10 procent van de tieners ‘ja’. Bij zestigers gaat dat tot 80 procent.

Peeters: Ik heb altijd gedroomd van een boomhut in mijn tuin, maar het is er nooit van gekomen. En aangezien de kinderen nu volwassen zijn, zou het een beetje belachelijk zijn.

Van Dyck: Mama kan toch ook de boom in? In bomen klimmen is belangrijk omdat het een vorm van spontaan natuurcontact is. Dat is goed voor de ontwikkeling van kinderen. Je moet met je handen in de grond woelen en zien wat daar leeft. Met je neus erboven hangen en bewonderen. Kinderen kúnnen dat, maar ze moeten de kans krijgen.

Het concept van de shifting baselines komt me nu voor de geest: onze opvatting van wat natuur is, verandert van generatie op generatie. Doordat we minder aandacht hebben voor de natuur, of omdat er minder is?

Van Dyck: Een combinatie van de twee. Het aantal soorten neemt af, net als de totale biomassa, de bulk van alle dieren bijeen. Maar mijn vlindercollega Robert Pyle schreef in de jaren zeventig ook al over the extinction of experience. Onze levensstijl is veranderd, we brengen veel tijd door in huis, waardoor we de voeling met de natuur zijn kwijtgeraakt. Net als de heilzame effecten.

Neuroloog Steven Laureys werkt nu in Canada. Hij kan er een bezoek voorschrijven aan de vele fabelachtige nationale parken die ze daar hebben. Het toegangsbewijs wordt terugbetaald door het ziekenfonds.

Peeters: Hier wordt ook gewerkt aan natuur op voorschrift. En er is al veel onderzoek gebeurd naar het effect van bijvoorbeeld bosbaden. Ze hebben een groep studenten ooit cognitieve proeven laten afleggen. Nadien ging de helft van de groep in het bos wandelen, en de andere helft in de stad. Als ze die proeven daarna opnieuw deden, scoorde de groep die in het bos was geweest opmerkelijk beter. Ze hadden een dieper inzicht.

Van Dyck: Ik ben peter van een leerstoel over zorg en natuurlijke leefomgeving bij de faculteit geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen. We komen meer en meer te weten over de link tussen biodiversiteit en gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk. Natuur is bevorderlijk voor relaxatie en creativiteit, dat is bekend. De mechanismen worden nog volop onderzocht. En dat is niet simpel, want wie in de vrije natuur wandelt, is niet alleen omgeven door meer kwetterende vogeltjes maar ook door mínder fijnstof. Je kunt die factoren moeilijk uit elkaar halen. En je mag het ook niet overdrijven: je geneest een ziekte niet met drie wandelingen in het bos, het is veel complexer dan dat.

De natuur heeft niet alleen een heilzaam effect op onze geestelijke gezondheid. Onderzoek naar allergieën toont duidelijk dat wie omringd is door biodiversiteit, ook meer biodiversiteit in zich heeft. Hoe meer vlindertjes, hoe minder kinderen last hebben van eczeem en allergieën. Dat heeft te maken met het fameuze microbioom, de verzameling van miljarden microorganismen in en op ons lichaam, waar steeds meer onderzoek naar gebeurt. Het is enorm belangrijk voor onze gezondheid, maar je moet je wel laten ‘bevolken’ vanuit een natuurlijke omgeving en helaas leven we te vaak in een Dettol-samenleving.

Peeters: Mensen plaatsen zich vaak buiten de natuur, ze willen alles ontsmetten en controleren. Alles moet clean en steriel zijn.

Van Dyck: Het overgrote deel van die miljarden micro-organismen is onschadelijk en zelfs gunstig tot noodzakelijk. Maar net als bij insecten zitten er uiteraard klootzakjes tussen.

© Debby Termonia

U droomt van een boomhut in uw tuin, mevrouw Peeters. Ik neem aan dat er dan al bomen staan die de hut kunnen dragen?

Peeters: Ja. Ik heb me laten helpen door een tuinarchitect. Er staat veel meidoorn: ik ben meer van de vogels dan van de insecten. Die houd ik scherp in het oog. Ik had onlangs een cetti’s zanger in de tuin.

Van Dyck: Een onooglijk vaalbruin vogeltje, maar hij bedient zich van een bijzondere zangmethode. Relatief zeldzaam, ook al doet hij het tegenwoordig wat beter – sommige soorten schuiven door de klimaatverandering op naar onze streken. Soorten hebben drie opties als hun leefomgeving verandert: uitsterven, aanpassen of opschuiven. Dat is niet vanzelfsprekend, want je moet een geschikt leefgebied vinden in een landschap op mensenmaat. Voor veel soorten is de klimaatopwarming een mobiliteitsprobleem. En als soorten noordwaarts trekken, gaat dat in principe gepaard met sterfte aan de zuidelijke flank van hun areaal.

Peeters: In de Noordzee zoeken veel vissoorten noordelijker oorden op, omdat ze de temperatuur volgen waarin ze zich lekker voelen. Vanuit de andere richting rukken steeds meer en grotere kwallen op in onze richting.

Als ik lezingen geef over het klimaat probeer ik altijd te motiveren en geen angst aan te jagen, maar je kunt niet om de bedreigingen heen. Voor ons is dat de stijging van de zeespiegel, maar dat gaat traag. Een veel meer directe bedreiging zijn vector borne diseases. Dieren die ziekteverwekkers verspreiden, komen onze kant op. Als de temperatuur stijgt, worden insecten seksueel actiever en kunnen ze zich makkelijker voortplanten. En ze zullen de ziekten die ze meedragen ook gemakkelijker overdragen.

Van Dyck: Ziektekiemen zijn ook organismen. Ze zijn vanuit menselijk oogpunt niet altijd even fraai of nuttig, maar de rotzakjes schuiven ook mee op.

U hebt zelf een bijzondere allergie overgehouden aan een ontmoeting met insecten.

Van Dyck: Juist is juist: een teek is een spinachtige, geen insect. En mijn allergie is veroorzaakt door de teek zelf, niet door een parasiet die door de teek wordt verspreid zoals bij de ziekte van Lyme. Het is allemaal begonnen met nachtelijke aanvallen, jeuk en bulten. Die werden erger, mijn oren zwollen op, ik zag eruit als een cavia. Ik ben een paar keer op de spoed beland voor een shot cortisone. Nu heb ik altijd adrenaline op zak. Als jullie een dipje hebben, geen nood: ik heb de remedie bij me. Maar het klopt dat ik in principe kan doodgaan van een lap biefstuk. Kip of vis mag ik eten, maar niets van zoogdieren. Maar ik was natuurlijk vooral bezorgd voor auto-immuunproblemen want ik ben zelf ook een zoogdier.

Peeters: Misschien ben je gewoon allergisch voor jezelf?

Van Dyck: Stel je voor, blauwe bulten door één blik in de spiegel. Maar intussen weet ik dat het geen auto-immuunziekte is. Het zogenoemde alfagal-syndroom wordt veroorzaakt door een foute reactie op een bepaalde suiker die bij alle zoogdieren te vinden is, behalve de tak van primaten waar wij op zitten. Kannibalisme behoort dus wel tot de mogelijkheden en een bonobosteak kan ik veilig eten. Grapje, zou ik uiteraard niet doen, bonobo’s zijn me te dierbaar. Net als een leefbaar milieu. Vegan is prima.

Peeters: Eigenlijk vind ik dat een cadeau, in het licht van het klimaat. Veel mensen hebben het moeilijk om rood vlees en zuivel te laten.

Het gras langer laten groeien is bewezen efficiënt in het licht van de opwarming van het klimaat. Op de warmste dagen is het in tuinen met lang gras twee graden koeler.

Peeters: Ik heb vorige zomer gezien dat langer gras een pak weerbaarder is tegen de droogte. Het bleef langer groen, terwijl kort geschoren gazons heel snel bruin waren. Het is gewoon slim om het te laten groeien. Gras houdt vocht vast, en de temperatuur in je tuin is sterk gelinkt aan de vochthuishouding. Extreme hitte doet in eerste instantie alles verdampen. Maar als er geen vocht zit in de bodem, gras of struiken, wordt alle zonne-energie rechtstreeks omgezet in hogere omgevingstemperaturen. Dan komt de warmte veel harder aan.

Van Dyck: Eigenlijk is een tuin met kort geschoren gazon niet veel anders dan een stad van beton.

Peeters: We zien ook steeds meer blokkeringen van weersystemen. Toen ik daarover doctoreerde, viel dat amper voor. Er was een natuurlijke cyclus die samenhangt met de straalstroom: na tien dagen van wisselvallig weer kwam een hogedrukgebied tien dagen boven ons kamperen, dat was onze Belgische zomer – wij allemaal blij. Nu blijft de hitte veertig of zelfs zestig dagen hangen. De voorbije seizoenen hadden we constant een aanvoer van een continentale oostelijke wind, die onze contreien droog heeft geblazen. In maart hebben we veel regen gekregen, maar de seizoenen ervoor waren kurkdroog. We hebben geen buffer meer. Nog zo’n droge zomer komen we niet zonder kleerscheuren door.

Van Dyck: Die droogte en warmte zijn lastig voor mensen. Maar als Jill warm weer aankondigt in haar weerbericht kan ze adviseren om genoeg te drinken en binnen te blijven tijdens de warmste uren. Vlinders horen dat niet. Met hittestress tot gevolg, en soms dus sterfte.

U hebt samen met collega’s een brandbrief geschreven, waarin u fel waarschuwt voor de gevolgen van de klimaatopwarming.

Peeters: De biosfeer en de atmosfeer zijn sterk verbonden. Uiteindelijk vertellen wij hetzelfde verhaal, Hans.

Van Dyck: Zowel bij klimaat als bij biodiversiteit gaat het over onze leefomgeving en hoe we ermee omspringen. Wij zijn niet de enige diersoort die haar leefomgeving manipuleert, maar wij gaan er heel ver in. Dat heeft voordelen, maar op de duur heb je zo veel naar je hand gezet dat je alle gunstige neveneffecten bent kwijtgeraakt. Hoe we omgaan met onze leefomgeving heeft een impact op andere levensvormen, maar ook op onszelf. De planeet is wel het een en ander gewoon, maar er was tot nu toe altijd een basisstabiliteit die fluctuaties kon opvangen, want er zijn warmere en koudere perioden geweest. De directe gevolgen van de klimaatopwarming laten zich nu voelen, maar er komt nog meer op ons af. Voor biodiversiteit komt dat nog boven op al die andere slechte invloeden zoals vervuiling en het verlies van natuurlijk leefgebied. We hebben ons landschap helemaal uitgekleed, alle overhoeken, bermen en wetlands opgeruimd. Kap daar het verstoord klimaat bij en je krijgt een cocktail die heel giftig aan het worden is.

Peeters: Ik vind dat we het de natuur verplicht zijn om een handje toe te steken, we hebben het al op zo veel andere manieren verprutst.

Van Dyck: Zeker in een regio als Vlaanderen, waar elke vierkante meter natuur is beïnvloed door de mens, zullen we slimmer moeten zijn. Onze natuur van morgen zal niet de natuur van vandaag zijn. Maar onze huidige natuur is de bron voor de toekomstige natuur. Daarom is investeren in de diverse levensvormen in natuurgebieden, biodiverse tuinen, parken, groenzones op industrieterreinen enzovoort erg zinvol. Aan onze universiteiten is er ook erg veel kennis van zaken om dat slimmer en efficiënter aan te pakken.

Ik vind de weerstand tegen de wolf illustratief voor hoe de Vlamingen tegenover wilde natuur staan: mooi, achter een hek, in de dierentuin. Wat kan het hen schelen dat de limonadewesp voorgoed verdwijnt?

Van Dyck: Ik draai de vraag om: hoe nuttig is een mens voor andere levensvormen? Waarom nemen wij onszelf altijd als de norm? Terwijl we gewoon ook een dier zijn dat – naast verschillen – veel gelijkenissen vertoont met andere dieren. Een aantal omgevingsfactoren is voor ons even belangrijk als voor andere beestjes.

Peeters: Vochtigheid, temperatuur.

Van Dyck: En voedingskwaliteit. Als jij zegt dat insecten voor jou de hoogste boom in kunnen, dan zul je het zonder dat kopje koffie moeten stellen, en zonder dat stukje citroen in je cola.

Peeters: Zonder insecten eten we alleen nog mais, tarwe en een paar andere gewassen die door de wind bestoven worden. Voor de lekkere dingen heb je insecten nodig.

Van Dyck: In China moeten kinderen nu al met een penseeltje bloemen bestuiven. Ik vermoed dat dat plezierig is voor tien minuten, maar niet langer. Andere mensen denken dat robotbijen de oplossing zijn.

Hoe slecht is het gesteld met de insectenpopulatie in ons land?

Van Dyck: Vlinders zijn interessant om te vergelijken, omdat ze al lang bestudeerd en verzameld worden. Je hoort vijftigers weleens vertellen over wolken van vlinders. Je moet opletten met herinneringen, maar sommige gevallen zijn heel goed gedocumenteerd. Van de 75 inheemse dagvlindersoorten zijn er al 20 uitgestorven in Vlaanderen. Nog eens 21 soorten zijn in mindere of meerdere mate bedreigd. Dat betekent dat zelfs niet de helft van onze dagvlinders wordt beschouwd als ‘niet in gevaar’. Toen wij in 2001 voor het eerst in de internationale vakliteratuur rapporteerden over de belabberde toestand van dagvlinders in Vlaanderen is dat opgepikt door Nature. Het plaatste een commentaarstuk met de ronkende titel ‘Butterflies fall in Flanders fields.’ Dat ging de wereld rond. Je merkt dat het woordgebruik forser wordt in de vakliteratuur. We spreken nu over defaunation, ontdiering.

(Lees verder onder het kader)

VLINDERS DIE U NU KUNT SPOTTEN IN UW TUIN

1. Citroenvlinder

2. Gehakkelde aurelia

3. Koolwitjes

Er zullen altijd winnaars en verliezers zijn, insecten zullen nooit verdwijnen, maar om functioneel te zijn hebben we er massaal veel nodig. Je kunt je afvragen wie dat waanzinnige proces van bestuiving bedacht heeft, maar het is een geniale evolutionaire strategie van planten: insecten zijn de sekswerkers van de plantenwereld. Maar om elk bloemetje te bevruchten heb je veel sekswerkers nodig. De focus op het redden van soorten mag dus maar een deel van de oplossing zijn. Dat is de afdeling intensive zorg, we moeten ook werk maken van een betere basisgezondheid van onze biodiversiteit.

Mevrouw Peeters heeft ooit een klimaatdepressie opgelopen toen ze begreep hoe verontrustend de vooruitzichten zijn en hoe laag de bereidheid tot actie. Wordt het u soms droef te moede?

Van Dyck: Hout vasthouden, maar ik heb geen depressieve natuur. Dat neemt niet weg dat de situatie heel ernstig is. Maar ik wil de mouwen oprollen en kundig ingrijpen.

Terug naar de 2,5 miljoen tuinen in Vlaanderen, samen goed voor misschien zelfs 12 procent van de oppervlakte. Het potentieel is enorm, zowel voor klimaat als biodiversiteit. Alleen: hoe overtuig je die 2,5 miljoen Vlamingen die goede raad al snel verwarren met bemoeizucht?

Peeters: Tijdswinst lijkt mij een goed argument: als je minder maait, kun je meer tijd doorbrengen in een aangenamere tuin.

Van Dyck: De kostprijs is ook een argument, denk aan bedrijven die hun terreinen niet meer wekelijks laten maaien.

Peeters: Je mag er wel geen heksenjacht van maken. Je moet rekenen op de groepsdynamiek, het fomo-effect als mensen zien dat de tuin van de buren kleurrijker is.

Van Dyck: Nieuwe normen opleggen werkt meestal niet, het goede voorbeeld tonen wel. Vlekkeloos en aangeharkt was de norm geworden, iemand met een wilde tuin werd ‘lui’ genoemd. Maai Mei Niet doorbreekt die logica voor een stukje. Een tuin die klimaat- en insectvriendelijk is, is een mooie tuin. Het omgekeerde is niet waar. Als mensen zien dat de wilde tuin van de buren groen blijft tijdens een gortdroge zomer, zullen ze het wel snappen.

Peeters: Mensen beginnen het nu ook te voelen. Ze zien op de heetste dagen hun bejaarde ouders naar lucht happen, dat is confronterend. Vorig jaar was er oversterfte, niet door corona, maar door de hitte. Ik spreek tijdens lezingen vaak over het vlindereffect. Dat is een wet uit de chaostheorie, ontdekt door een meteoroloog die merkte dat kleine veranderingen in een grote set data heel andere uitkomsten geven. Het metaforische voorbeeld dat hij gaf: een vlinder die in Brazilië fladdert, kan uiteindelijk een tornado veroorzaken in Texas.

Van Dyck: Dit volledig terzijde, maar oorspronkelijk was het vlindereffect een meeuweffect. (lacht) De organisator van het congres waar die paper werd voorgesteld, vond een vlinder poëtischer dan een meeuw.

Peeters: Mijn punt blijft hetzelfde: één gazon dat niet gemaaid wordt, één druppel water die langer wordt vastgehouden en één bijtje dat meer nectar heeft: het is allemaal zinvol.

Jill Peeters

Roeselare, 1975.

Studeerde geografie en meteorologie aan de KU Leuven.

Is sinds 2000 met tussenpozen weervrouw bij VTM.

Bezieler van Climate without Borders, een netwerk van weerlui met een hart voor de klimaatzaak.

Hans Van Dyck

Herentals, 1970.

Studeerde in 1992 af als bioloog aan de UAntwerpen.

Promoveerde daar in 1997 met een proefschrift over gedragspatronen bij vlinders.

Leidt sinds 2004 als hoogleraar Gedragsecologie en Natuurbehoud zijn eigen onderzoeksgroep aan de UCLouvain.

Partner Content