Waarom de mens zijn succes aan gras te danken heeft

De eerste mensachtigen trokken vanuit de Afrikaanse savanne naar graslanden in Europa en Azië. © Getty Images

Maai Mei Niet draait om het optimaal beheren van kleine graslandjes in tuinen. Wereldwijd zijn graslanden een hyperbelangrijk, maar onderschat biotoop.

Maai Mei Niet

Doe eind mei mee aan het Bloementelweekend en registreer nu uw tuin op knack.be/maaimeiniet

De eerste mensachtigen zagen zo’n 2 miljoen jaar geleden het levenslicht in een gigantisch grasland: de Afrikaanse savanne. Het ging zo goed dat ze erin slaagden door te stoten naar graslanden in wat wij nu Europa en Azië noemen. Maar toen wij 10.000 jaar geleden de cruciale transitie van zwervende jager-verzamelaar naar territoriale landbouwer maakten, werden we pas echt afhankelijk van grassen.

De domesticatie van grassen als tarwe, rijst en maïs tot cultuurgewassen bood de mensheid de permanente energiestoot die ze nodig had om de aarde naar haar hand te zetten. Samen leveren de drie planten de helft van de voedingsenergie van onze soort. Ook onze vee- en pluimveeteelt is afhankelijk van grassen die het voer voor de gekweekte dieren vormen. Grassen maakten van de mens een evolutionair succesverhaal.

Het vakblad Science wijdde een tijdje geleden een special aan de belangrijke biotopen. Grassen zijn een relatief recente ontwikkeling in de geschiedenis van het leven. De eerste grasachtigen ontstonden tussen 80 en 100 miljoen jaar geleden – de oudste bekende fossiele landplanten zijn 470 miljoen jaar oud. Het duurde een hele tijd voor ze de wereld begonnen te veroveren. Dat zou pas 30 miljoen jaar geleden gebeurd zijn. Tussen 8 en 3 miljoen jaar geleden kregen ze een boost, vooral in de tropen, maar ook steeds meer in gematigde streken. Wetenschappers gaan ervan uit dat een verdroging van het aardklimaat essentieel was om grassen de kans te geven hun leefruimte beduidend uit te breiden. In hun zog deden onze voorouders hetzelfde.

Twee maïsvarianten verschillen genetisch meer van elkaar dan wij van de chimpansee.

Vandaag zijn er zo’n 12.000 verschillende soorten gras op de aarde – er zijn meer gras- dan vogelsoorten! Grasbiotopen bedekken 25 tot 30 procent van het aardoppervlak – 35 tot 40 procent in de tropen. In de loop van hun succesverhaal ontwikkelden grassen onder meer een efficiënte manier om aan fotosynthese te doen: het proces waarmee planten onder invloed van licht energie puren uit een combinatie van CO2 en water, met zuurstof als restproduct. Ze produceren krachtige zaden die wij ‘granen’ noemen. Ze doen het vooral goed in drogere omstandigheden, waarbij regenperiodes in één seizoen geconcentreerd zijn.

Jaarlijks zaaien

Grassen floreren in een lucratieve interactie met natuurlijke grazers en vuur. Grazers zoals de antilopen op de Afrikaanse savannes onderhouden ‘hun’ grasland op zo’n manier dat het regelmatig verjongt. Overbegrazing is in de natuur zelden aan de orde, tenzij natuurlijke graslanden snel en substantieel in oppervlakte afnemen, bijvoorbeeld als ze door mensen in landbouwland worden omgezet. Daardoor kunnen dieren in onnatuurlijk hoge concentraties voorkomen – dat gebeurt bijvoorbeeld met olifanten. Regelmatige branden zorgen ervoor dat struikvorming en andere stappen richting bebossing van grasland onder controle gebracht worden. Grassen zijn bestendiger tegen de gevolgen van branden dan veel andere planten.

De genetische diversiteit van grassen is indrukwekkend. Twee maïsvarianten verschillen genetisch meer van elkaar dan de mens van de chimpansee. De genetische basisstructuur van maïs is compleet anders dan die van tarwe of rijst. Dat was al het geval voor wij grassen zijn gaan domesticeren en selecteren voor hogere productie. We cultiveerden grassen die hun levenscyclus in één jaar afwerken in plaats van hem over meerdere jaren uit te smeren, zoals met grassen in de natuur de regel is. Een belangrijke genetische verandering was dat we planten zijn gaan kweken die hun zaden vasthouden en niet op de grond laten vallen, zoals in de natuur. Dat vergemakkelijkt het oogsten, maar impliceert wel jaarlijks zaaien.

Intrigerend is dat gecultiveerde graangewassen die verwilderen, dat proces weer uitschakelen: ze laten hun zaden opnieuw los. Dedomesticatie van graangewassen kan uitmonden in grassen die als ‘onkruid’ worden beschouwd. Wereldwijd zijn lastige onkruiden in velden trouwens dikwijls andere grassen, zoals de Japanse gierst die als een pest voor rijstvelden wordt beschouwd. Het ene gras is mensvriendelijker dan het andere.

Gras wordt bos

Het succes van grassen voor de overleving en expansie van de mens impliceert dat steeds meer natuurlijke graslanden opgeofferd worden voor intensieve voedselproductie. Liefst 90 procent van de oorspronkelijke graslanden in gematigde regio’s is al omgevormd tot akkers of bebouwing. Amper 1 procent van wat overblijft, is zo goed beschermd dat verdere aantasting moeilijk is. Het verdwijnen van regenwoud in de tropen staat hoog op de agenda van milieubewuste mensen, maar het verdwijnen van graslanden krijgt amper aandacht. Experts waarschuwen ervoor dat tegen 2070 liefst 40 procent van de gewervelde graslanddieren zou kunnen uitsterven, omdat hun biotoop verdwijnt.

Het CO2-gehalte van Amerikaanse prairies neemt toe als er weer grote kuddes bizons op grazen. © Getty Images/iStockphoto

Een van de recente oorzaken die het verdwijnen van grasland bevorderen, is het planten van bomen op savannes om de klimaatopwarming te counteren. Bomen worden steevast als dé redders in nood beschouwd als we op de natuur willen leunen om de gevolgen van onze massale uitstoot van broeikasgassen te compenseren. Bebossen kan echter even zware en langdurige effecten op de bodem van een oorspronkelijk grasland hebben als ploegen. Een aanplanting van dennenbomen voor de productie van mijnbouwhout kan de bodem van een grasland in een halve eeuw tijd zo erg ontregelen dat de oorspronkelijke biotoop decennialang niet meer terug kan komen. Het zou minstens een eeuw, en mogelijk zelfs enkele millennia, duren voor wat verloren is gegaan eventueel hersteld kan worden.

De capaciteit van natuurlijke graslanden om zelf CO2 op te slaan wordt constant onderschat. Ze houden een derde van de natuurlijke koolstofstock aan land vast, vooral in hun wortels. Hoe hoger de diversiteit aan soorten in een grasland, hoe hoger de opslagcapaciteit voor CO2. De opslagcapaciteit van een gedegradeerd grasland voor CO2 verhoogt beduidend als er wordt ingezet op natuurherstel. Wetenschappers stelden bijvoorbeeld vast dat het CO2-gehalte van Amerikaanse prairies toeneemt als er weer grote kuddes bizons op grazen. Herstel van biodiversiteit is nuttig als klimaatregulerende factor.

Liefst 90 procent van de graslanden in gematigde regio’s is al omgevormd tot landbouwgrond.

Ecologische ravage

Helaas zorgt de klimaatopwarming zelf voor secundaire effecten die de degradatie van graslandbiotopen kunnen versnellen. De verhoogde frequentie van natuurbranden – te veel is ook voor grassen te veel – en veranderende weerspatronen, met véél intensere regen over onvoorspelbare periodes, kunnen de weerbaarheid van graslanden tegen de klimaatopwarming sterk beperken.

Overbegrazing door vee kan hetzelfde effect hebben, zeker in graslanden die geen ervaring hebben met substantiële begrazing. Een onnatuurlijke begrazingsintensiteit vermindert de opslagcapaciteit van grasland voor CO2. Bovendien heeft de landbouwende en tuinierende mens de neiging niet kunnen weerstaan om ook het grasland naar zijn hand te zetten. Hij verplaatste op grote schaal grassen van de ene plek in de wereld naar de andere, meestal om de productie van veevoer rendabeler te maken. Dat heeft op veel plaatsen een ecologische ravage veroorzaakt.

Een triest voorbeeld is het gambagras uit Zuid-Afrika, dat in de jaren 1980 op grote schaal in Australië is aangeplant als veevoer. Het gras is echter gaan woekeren en werd een bedreiging voor de natuurlijke graslanden. In het begin van de jaren 2000 zagen politici de vergissing in en wilden ze het roer weer omgooien, maar het was te laat. Gambagras is in sneltreintempo het Australische binnenland aan het veroveren. Het verhevigt de intensiteit van de natuurlijke branden in de regio, waardoor bijvoorbeeld eucalyptusbossen op grote schaal in vlammen opgaan.

Veel invasieve grassen lijken gemaakt om goed te branden. © Getty Images

In de Verenigde Staten is smelehaver, een gras uit het Middellandse Zeegebied, aan het woekeren. Het maakt gebruik van de synergie met vuur die van sommige grassen een natuurlijk succes maakt. Veel invasieve grassen in de wereld lijken gemaakt om goed te branden, met onder meer een natuurlijke productie van brandbevorderende chemicaliën. Ze zijn een soort Red Bull-versie van de oorspronkelijke link tussen grassen en vuur. Zodra ze zich ergens gevestigd hebben, zijn ze nog moeilijk te bestrijden. De neiging van de mens om van het landschap overal in de wereld eenheidsworst te maken, met overal dezelfde aan de mens aangepaste soorten, manifesteert zich eveneens in de graslandwereld. Het maakt de strijd voor meer biodiversiteit relevanter dan ooit.

Partner Content