Red de insecten: wespen zijn bijzonder nuttige dieren
Overal in de wereld, dus ook bij ons, crashen de insectenpopulaties. Dat is geen goed nieuws. Met een natuurvriendelijk tuinbeheer kunnen we de diertjes helpen.
Doe eind mei mee aan het bloementelweekend en registreer nu uw tuin op www.maaimeiniet.be.
De klaverspanner is een mooie nachtvlinder die vooral overdag actief is. Hij werd het voorwerp van experimenten van bioloog Thomas Merckx (VUB) en zijn collega’s, die aantoonden dat hij in de problemen komt als gevolg van chronische nachtelijke lichtvervuiling in zijn leefomgeving. De resultaten, gepubliceerd in The Journal of Applied Ecology, illustreren dat door het gebrek aan echte duisternis de levenscyclus van de dieren ontregeld raakt. Ze verliezen hun seizoensgevoeligheid en gaan niet meer in winterslaap.
Maar de volwassen dieren overleven niet in de winter – in normale omstandigheden brengen ze die goed verpakt als pop door. Daardoor krijgt de soort het moeilijk. Zelfs op het platteland is het een probleem, als er een gloed van stads- of autowegenverlichting in de hemel hangt. Volgens Merckx is nachtelijke lichtvervuiling een onderschat aspect van de negatieve invloed van de mens op de overlevingskansen van insecten en andere dieren.
Het gros van de wilde planten rekent op bestuiving door vlinders en bijen om zich voort te planten.
De informatie dat het niet goed gaat met de insecten stapelt zich op. Bio-ingenieur Kris Wyckhuys, een internationale consultant inzake insectenaangelegenheden, rekende enkele jaren geleden in Biological Conservation voor dat wereldwijd de populaties van 40 procent van de insecten crashen. 33 procent van de soorten is met uitsterven bedreigd. De laatste decennia nam het insectenbestand elk jaar met 2,5 procent af. Dat is beangstigend veel. Insecten zijn bestuivers van planten, ook in de landbouw. Driekwart van de belangrijke landbouwgewassen is voor zijn voortplanting afhankelijk van bestuiving door insecten zoals bijen en vlinders.
Kikkers en zwaluwen
In Europa krijgen 37 procent van de bijensoorten en 31 procent van de vlinders het moeilijk. Dat kan niet anders dan problemen opleveren, niet alleen voor de mens trouwens. Liefst 87 procent van de wilde planten hangt voor zijn voortplanting af van bestuiving door insecten. Zonder insecten crashen ook hun populaties. Insecten kunnen eveneens ‘plaagsoorten’ voor de landbouw, zoals bladluizen, onder controle houden en verwerken dode dieren en plantaardig afval. Ze zijn dus bijzonder nuttig voor de gezondheid van een ecosysteem. De diertjes zijn doorgaans ook zo massaal aanwezig dat ze het voedsel vormen voor tal van andere soorten, zowel in het water als op het land en in de lucht. Als insectenpopulaties onderuitgaan, heeft dat effecten op de bestanden van dieren als kikkers en zwaluwen.
De voornaamste oorzaken voor de afname van het insectenbestand zijn bekend: massaal pesticidegebruik dat uiteraard ook ‘niet-schadelijke’ insecten en planten treft, verlies van geschikte biotopen door de verschraling van op landbouwmonoculturen geënte landschappen en sluipende vervuilers zoals de stikstofoverlast, waar pas recent echt aandacht voor is. Een verslag in Nature legde een link tussen insectonvriendelijke landbouwpraktijken en de klimaatopwarming. Door het feit dat ze koudbloedig zijn en dus de temperatuur van hun leefomgeving aannemen, zijn insecten nog gevoeliger voor klimaatveranderingen dan warmbloedige dieren zoals wij. Ze hebben niet veel opties om zich efficiënt aan te passen aan de snelle temperatuursveranderingen die met de klimaatopwarming gepaard gaan, zo blijkt uit experimenten.
Vlinders die weinig kieskeurig zijn, zoals de dagpauwoog, floreren.
De studie in Nature stelde dat de klimaatopwarming in landbouwgebieden tussen 1992 en 2012 voor een extra afname met maar liefst 49 procent van het totale aantal insecten zorgde in vergelijking met gebieden zonder landbouw. In de landbouwgebieden ging in die vrij korte tijd 27 procent van de aanwezige soorten verloren. Het weinige goede nieuws dat uit de studie kwam, was dat de verliezen in landbouwgebieden kleiner zijn als ze omgeven zijn door natuur. Hoe meer natuur, hoe geringer de verliezen. Natuurgebieden fungeren als een reservoir voor insecten en vertragen hun teloorgang.
Vlinderbioloog Hans Van Dyck (UC Louvain), dit jaar coverboy van Knacks Maai Mei Niet-campagne, stuurde recent met een grote schare internationale collega’s via het vakblad Ecological Monographs een ‘wetenschappelijke waarschuwing’ de wereld in. De basisconclusie daarvan was dat de klimaatverandering de andere milieuproblemen die de mens veroorzaakt, verergert. Het gaat niet alleen om effecten van de stijgende temperaturen, maar ook van het frequenter voorkomen van extreme weersomstandigheden, met voor onze regio vooral langere droogteperiodes als ontregelend verschijnsel.
Lees verder onder het artikel.
Dat er nu zo weinig vlinders vliegen valt deels te verklaren door de erg droge maand augustus vorig jaar, waardoor belangrijke voedingsplanten zoals brandnetels afstierven en veel rupsen verhongerden. Langdurige extreme hitte kan insecten zelfs steriel maken: ze blijven leven, maar kunnen zich niet meer voortplanten.
Atalanta en dagpauwoog
In onze contreien zijn de dramatische gevolgen van een milieuonvriendelijke mensheid goed gedocumenteerd voor vlinders en bijtjes. Een halve eeuw geleden kon je op een vlinderstruik gemakkelijk een tiental soorten dagvlinders en een breed gamma aan bijtjes zien. Vandaag beperkt de aanwezigheid zich dikwijls tot één soort van elke familie. In het geval van de vlinders is het dikwijls de atalanta, die profiteert van zowel de klimaatopwarming als de stikstofoverlast doordat zijn rupsen graag op brandnetels leven. In het geval van de bijen gaat het om de gecultiveerde honingbij, van wie het succes ten koste kan gaan van wilde bijtjes.
Wespen zijn bijzonder nuttige dieren. Ze eten bijvoorbeeld veel muggen op.
Vorig jaar beschreven bioloog Dirk Maes (INBO) en enkele collega’s in Biological Conservation het wedervaren van de 75 dagvlindersoorten die nog in Vlaanderen voorkomen. Of tot voor kort voorkwamen, want liefst twintig soorten zijn de laatste drie decennia verdwenen. Nog eens negentien wacht hetzelfde lot. Vooral zeldzamere en in een specifieke levenswijze gespecialiseerde soorten krijgen het moeilijk, ondanks grote aandacht vanuit het natuurbehoud voor hun welzijn. Generalisten, zoals de atalanta en de dagpauwoog, die weinig kieskeurig zijn in hun voedingsplanten en grote afstanden kunnen afleggen, floreren. We zien nog vlinders, maar steeds minder soorten.
Voor solitaire bijtjes geldt iets vergelijkbaars. Bijna de helft van de ongeveer vierhonderd soorten in onze streken is voor zijn voeding afhankelijk van een of enkele plantensoorten. Die bijtjes hebben dikwijls een korte vliegtijd, die beperkt wordt door de bloeitijd van hun lievelingsplanten. In het voorjaar kunnen wilgenkatjes een boost geven aan bijenpopulaties – Vlaanderen telt acht bijensoorten die erop gespecialiseerd zijn. Zo goed als alle bijtjes die in de lente vliegen, doen zich tegoed aan wilgenkatjes. Sommige planten zijn belangrijker voor de overleving van insecten dan andere.
Uit de Vlaamse vlinderstudie bleek dat bosvlinders het beter doen dan vlinders van open landschap, maar toch blijft ook daar waakzaamheid geboden. Een recente studie uit Duitsland, waaruit eerder dramatische berichten kwamen over een afname met liefst 75 procent van het insectenbestand in sommige regio’s, stelt dat er in bosgebieden eveneens een afnemende trend in het insectenbestand is. Uit de analyse, gepubliceerd in Communications Biology, blijkt dat 60 procent van de bosinsecten in aantal afneemt. Vooral roofinsecten en insecten die dood hout afbreken, krijgen het kwaad. Mogelijk kreunen de bomen waarop ze leven onder de gevolgen van de klimaatopwarming, waardoor ze ziek worden – alleen ‘plaaginsecten’ zoals de letterzetter profiteren daarvan.
Intrigerend was een studie in Nature Ecology & Evolution, waarin het huidige insectenbestand in een gebied in de Finse arctische zone vergeleken werd met de gegevens van een boswachter die 120 jaar geleden jarenlang minutieus noteerde welke insecten er op welke planten zaten. Ondanks het feit dat er weinig landschappelijke veranderingen waren – er is amper landbouw in het gebied – wijzigden de ecologische netwerken van planten en insecten significant. Amper 7 procent van de recente bloembezoeken betrof dezelfde insectensoorten als 120 jaar geleden. Er was vooral een afname van zweefvliegen en nachtvlinders en een toename van hommels en echte vliegen.
Goede en slechte wespenjaren
De switch betekende vooral een vermindering van het aantal specialisten ten voordele van enkele generalisten. Specialisten zijn dikwijls beter aangepast aan het bevruchten van bepaalde planten dan generalisten, waardoor op termijn de bloemensamenstelling in een gebied kan wijzigen. Omdat ze niet afhankelijk zijn van een of enkele planten voor hun voeding, zijn generalisten minder gevoelig voor omgevingsveranderingen dan specialisten, maar precies omdat ze generalisten zijn volstaan hun bevruchtende mogelijkheden niet altijd voor bepaalde bloemen. Het voedt de groeiende eenvormigheid in onze natuur die overal in de wereld merkbaar is: de biodiversiteit gaat overal achteruit, omdat overal generalisten en globalisten de winkel overnemen. Onze natuur raakt gedomineerd door een beperkt aantal soorten die het goed doen in het zog van de woekerende mens.
In tuinen met inheemse planten komen veel meer bestuivende insecten als zweefvliegen voor dan in tuinen met uitheemse planten.
Insectenpopulaties vertonen uiteraard ook jaarlijkse schommelingen. De voorbije weken was er wat commotie over het feit dat in sommige Vlaamse regio’s de honingbijkolonies de voorbije winter uitgestorven zijn. Sommige jaren zijn ‘goede’ wespenjaren, andere minder goede. Vorig jaar was een uitstekend jaar voor wespen, omdat de weersomstandigheden in de lente geschikt waren voor de uitbouw van hun kolonies. In 2021 waren er minder wespen als gevolg van een combinatie van warme wintermaanden, waardoor de wespenkoninginnen vroeg uit hun winterslaap ontwaakten, gevolgd door vrij koude eerste lentemaanden, zodat de koninginnen het niet redden.
Het is mogelijk dat het laatste scenario zich dit jaar herhaalt, wat goed nieuws zou zijn voor de vele mensen die een hekel hebben aan wespen. Maar wespen zijn bijzonder nuttige dieren. Een nest met een vijfduizendtal wespenwerksters consumeert zo’n honderdduizend andere insecten, zoals muggen, per dag. Minder wespen, dus meer muggen (en omgekeerd) zou een gulden regel kunnen zijn – aan u de keuze inzake ‘ergerlijkheid’. Wespen knabbelen ook kadavers aan stukjes om er de larven in hun nest mee te voeden, wat een tweede ‘ecosysteemdienst’ is die ze de mens leveren.
Het is evident dat natuurvriendelijk tuinbeheer een verschil kan maken voor insectenpopulaties. Omdat zo’n 8 tot 10 procent van Vlaanderen uit tuinen bestaat, kan het een significant effect op insectenpopulaties hebben, zeker omdat tuinen als verbinding kunnen fungeren tussen landschappen en regio’s, wat de genetische diversiteit van dieren en planten ten goede komt. Als je je gras verstandig (dus niet te dikwijls) maait, zal het de aanwezigheid van insecten (en andere dieren) stimuleren.
Lees verder onder het artikel.
IJzerhard en lavendel
Zelfs na amper enkele jaren van natuurvriendelijk beheer kun je in je tuin al genieten van een veelheid aan bijtjes, zoals het prachtige vosje, het mooie pluimvoetbijtje en de intrigerende behangersbij. Het is onwaarschijnlijk hoe groot de veelzijdigheid aan dikwijls mooi gekleurde zweefvliegen in een min of meer natuurlijke tuin kan zijn. Zelfs minder algemene vlinders zoals het schitterende oranjetipje en diverse pijlstaarten (grote nachtvlinders) kun je te zien krijgen.
Insectenexperts Wim Veraghtert en Pieter Vanormelingen van Natuurpunt analyseerden in het blad Natuurfocus de vraag of het voor de biodiversiteit in je tuin nuttig is in te zetten op inheemse plantensoorten. Uitheemse soorten, zoals de uit China afkomstige vlinderstruik, kunnen namelijk echte insectenmagneten zijn. Je mag het cultiveren van inheemse soorten niet vergelijken met een natuurvariant op het politieke ‘Eigen Volk Eerst’, omdat ecologische relaties tussen planten en dieren vele tienduizenden jaren lang op elkaar ingesteld kunnen zijn en niet zomaar te vervangen zijn. Insecten kunnen eeuwen nodig hebben om zich aan te passen aan nieuwe voedingsplanten.
Het hoeft dus niet te verbazen dat uit studies blijkt dat proefvlakken met uitsluitend inheemse tuinplanten, zoals bij ons koninginnenkruid en wilde marjolein, veel meer bestuivende insecten als zweefvliegen aantrekken dan vlakken met louter uitheemse planten. In tuinen met vooral inheemse planten worden vier keer meer rupsen van drie keer meer vlindersoorten aangetroffen dan in tuinen met vooral uitheemse aanplanten. Exotische planten kunnen soms wel waardevol zijn, zeker als het gaat om soorten waarvan de bloemen er morfologisch min of meer hetzelfde uitzien als bepaalde inheemse planten. Soorten als ijzerhard en lavendel zijn geschikt voor insecten.
De slotconclusie van de Natuurpunt-experts was: variatie is ook in natuurvriendelijk tuinbeheer het sleutelwoord. Variatie in planten, in aanplanten, in maaien en in alles waaraan we kunnen denken. Voor één factor geldt geen variatieclausule: pesticiden zijn nóóit een optie.
Ook de biodiversiteit een duwtje in de rug geven in je tuin? Doe dan mee aan Maai Mei Niet:
1. maai een maand lang niet of minder,
2. registreer je tuin op www.maaimeiniet.be en
3. tel tijdens het Bloementelweekend van 26 mei mee de bloemen in één vierkante meter weelderig gras. Wij bezorgen je dan je persoonlijke nectarscore: die drukt uit hoeveel bijen, vlinders en andere bestuivers je gazon dagelijks te eten geeft. Alle nectarscores samen vormen de nationale nectarscore.
Maai Mei Niet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier