Architect Leo Van Broeck: ‘Biodiversiteit is een nog groter probleem dan klimaat, maar men wil dat niet zien’

© Debby Termonia

Voormalig bouwmeester Leo Van Broeck woont in de Brusselse Leopoldswijk, op de bovenste verdieping van een modernistische woontoren die hij zelf renoveerde.

Wie in de stad woont, heeft vaak geen tuin. Maar wel behoefte aan groen. Tijdens Maai Mei Niet vragen we elke week een bekende stedeling naar zijn of haar favoriete groene plek in de stad.

‘Toen ik nog in een tuinwijk woonde, had mijn tuintje veel bekijks. Buren vroegen me wat ik deed om die zo mooi te krijgen. ‘Niks’, was mijn antwoord. Ik liet de tuin zijn gang gaan. Na een paar jaar had ik zelfs egels. Die waren niet bang, ze aten het katteneten op onder mijn tuinstoel, knorrend, en gingen dan verder. Maar je mag dat niet ophemelen, zo’n tuinwijk is geen wilde natuur, qua biodiversiteit zijn ze pover. Als je het niet verbiedt, liggen de voortuinen binnen de kortste keren vol klinkers.

Dus ja, ik vind tuinen wat overroepen. In Amerika word je bekeurd als je het gras niet kort genoeg maait, we spuiten glyfosaat, we kopen in het tuincentrum plastic kikkers die een waterstraaltje spuwen, maar echte kikkers vinden we vervelend. Te veel mensen zien de urgentie niet.

Nu woon ik in de stad op de veertiende verdieping en heb ik een mooi uitzicht op Brussel – bij goed weer kan ik de kathedraal van Antwerpen zien. Dat ik geen tuin heb is niet erg met een park voor de deur. Daar ging ik met mijn zoon badmintonnen, voetballen en met telegeleide auto’s rijden. Brussel is de tweede groenste hoofdstad van Europa wat betreft het aantal parken, 124 in totaal. Procentueel is Brussel door het Zoniënwoud ook groen. 14 procent is beschermde natuur, dat is meer dan in Vlaanderen of Wallonië.

Ja, ik vind tuinen wat overroepen.

Hier in het Leopoldpark kwam ik vaak joggen of basketten met mijn zoon, en nu ga ik er geregeld wandelen. Twee jaar geleden viel me op dat het uitzicht van het park door de tijd heen veranderd was. Ik heb oude foto’s opgezocht en zag kort gras en vijvers met modderige oevers, broodkorsten en eendenkak. Nu laten ze die oevers verwilderen, het riet mag hoog opschieten, en grote zones worden minder gemaaid. Het wemelt van de watervogels, en in de lente zie je veel kuikens.

Er is nu een beetje minder plaats voor mensen, maar het park is qua beleving groter geworden. Hoe minder wij pakken – dat geldt niet alleen voor de Amazone – hoe meer wij van de natuur terugkrijgen. En biodiversiteit is een nog groter probleem dan klimaat, maar men wil dat niet zien. Als we klimaatneutraal worden, zullen de temperaturen binnen circa duizend jaar weer normaal zijn, maar de hersteltijd voor verloren soorten loopt in de miljoenen jaren. Zeggen dat in de stad de toekomst van de biodiversiteit ligt, is goed gevonden maar klopt niet. Ze kan insecten en vlinders helpen, maar de echte crisis zit bij de grote gewervelden, de motor van het ecosysteem.’

Partner Content