Dirk Draulans’ Beestenboel: hoe de succesvolle grote modderkruiper toch lokaal een bedreigde diersoort werd
Vandaag hebben we weersvoorspellers die met satellieten letterlijk kunnen zien welk weer er op komst is, maar vroeger moesten mensen andere methodes hanteren om wat greep op de weersverwachting te krijgen. Een bokaal met een weeraal behoorde tot de mogelijkheden. De weeraal was een visje uit onze sloten dat onrustig werd als het ging onweren, zodat het kon helpen bij het anticiperen op zwaar weer.
Officieel heet de weeraal grote modderkruiper. Het is een slangachtig, roodbruin beestje met gelige dwarsstrepen, dat maximaal dertig centimeter lang wordt. Rond zijn muil heeft het tien baarddraden, waarmee het in zijn modderige leefomgeving die het zicht beperkt toch voeling krijgt met wat er om hem heen gebeurt. Het dier is vooral ’s nachts actief.
Vroeger werden deze ‘weeralen’ gebruikt om het weer te voorspellen.
De grote modderkruiper heeft eigenschappen die hem helpen overleven in situaties die voor andere waterdieren hopeloos zijn. Hij kan niet alleen via kieuwen ademen, maar ook via zijn huid en zelfs zijn maag-darmkanaal. Dat maakt hem veel minder gevoelig voor lage zuurstofconcentraties in het water dan andere dieren. Bovendien kan hij droogvallende waterpartijen aan, want hij kan zich in een modderbodem inpakken in een slijmcocon, die voorkomt dat hij uitdroogt. Zijn stofwisseling gaat dan naar een laag niveau, waardoor hij tot een jaar lang in een soort slaapmodus kan overleven. Een extra voordeel is dat tijdelijk droogvallende wateren minder roofdieren huizen, zodat het er veiliger is. Het hoeft dus niet te verbazen dat de grote modderkruiper heel algemeen was in onze grachten, beken en rivieren.
Maar die tijd is voorbij. Visexperts van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) volgen het wel en vooral wee van de grote modderkruiper op de voet, want zijn voorkomen in Vlaanderen is tegenwoordig beperkt tot een handvol plekken. De voorbije halve eeuw wogen menselijke activiteiten zwaar op zijn biotoop. De massale drooglegging van overstromingsgebieden langs waterlopen maakte zijn voortplanting zo goed als onmogelijk. Het continu diep uitbaggeren van grachten en beken is nog altijd funest voor zijn overleving. Ook elders in Europa belandde de grote modderkruiper op lijsten van lokaal met uitsterven bedreigde soorten.
Het INBO probeert het tij wel te keren. Het schakelt daarbij onder meer de vrij nieuwe techniek van het oppikken van e-DNA in. De ‘e’ staat voor environmental: omgevings-DNA. Het gaat om stukjes DNA die van een dier zijn losgekomen en rondzweven in het water, maar toch rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan zijn aanwezigheid. Zo zijn er plaatsen gevonden waar grote modderkruipers nog blijken voor te komen, hoewel het lang geleden is dat ze er daadwerkelijk werden gezien. De techniek maakt het mogelijk om naar dieren te speuren zonder ze te verstoren, wat een groot voordeel is voor het onderzoek van kwetsbare soorten.