Dirk Draulans’ Beestenboel: de mannetjes van de snoekbaars zijn zorgzame moeders
De naam van de snoekbaars is uitstekend gekozen. Hij is een baars met het voorkomen van een snoek. Vooral zijn kop is ‘snoekachtig’. Het dier, dat een meter lang kan worden, zou een kruising tussen baars en snoek kunnen zijn, maar dat is het niet. De evolutionaire wegen van baars en snoekbaars gingen zo’n 9 miljoen jaar geleden uit elkaar. De fysieke kenmerken die van de snoek een succesvol jager maakten, zoals een gestroomlijnd lichaam, zijn vanzelf ook in de snoekbaars opgedoken.
Er lijkt weinig directe competitie tussen de twee soorten te bestaan, hoewel ze beide viseters zijn. De snoek was altijd een inheemse vis, maar de snoekbaars is hier nog pas honderd jaar geleden gearriveerd. Hij is een soort uit Oost-Europa die ten behoeve van de visserij en zijn smakelijke vlees in onze wateren geïntroduceerd werd. Helpende mensenhanden zorgden voor een snelle verspreiding. De snoek is wel meer een vis van beken en rivieren met helder water, terwijl de snoekbaars vooral in grotere wateren gedijt – artificiële plassen, zoals zandwinningsputten, zijn een excellente snoekbaarsbiotoop.
In de jaren 1960 en ’70 vervuilde de landbouw ons water door overbemesting. Daardoor kreeg de populatie van de snoek zware klappen, maar de snoekbaars floreerde. Dat had meer te maken met de veranderende milieuomstandigheden dan met het verdwijnen van de snoek. Recent is de omgekeerde beweging ingezet: grootschalige waterzuivering zorgt voor een revival van de snoek, terwijl de snoekbaars het moeilijker krijgt. De populariteit van de snoekbaars in visserskringen leidt ook tot overbevissing.
Snoekbaarzen worden nu zelfs gekweekt. Dat kan nieuwe problemen opleveren, want de gekweekte dieren verschillen genetisch lichtjes van de wilde: ontsnapte exemplaren kunnen de veranderde genen inkruisen in de natuurlijke populatie. Voor hun voortplanting gedragen snoekbaarzen zich een beetje als stekelbaarzen. De mannetjes maken een nest in de vorm van een kuiltje in de bodem, waarin de vrouwtjes eitjes leggen als ze een mannetje en zijn nest goedgekeurd hebben. De vader bewaakt de eitjes en verzorgt ze door er met wapperende vinnen extra stroming over te genereren. Na hun geboorte staan de jonge visjes er echter alleen voor.
Snoekbaarzen overleven in brak en zout water, maar voor hun voortplanting moeten ze wel rivieren op. Ze kunnen daarbij, zoals zalmen, grote afstanden afleggen. Een snoekbaars die in het Nederlandse Haringvliet ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek met een zendertje voor automatische positiebepaling werd uitgerust, legde in vijf jaar tijd 550 kilometer op de Rijn af, tot hij in de buurt van het Duitse Mannheim door een visser gevangen werd en opgegeten.
Een baars met een combinatie van nuttige elementen uit snoeken, stekelbaarzen en zalmen kan niet anders dan een succesnummer zijn. De snoekbaars is in korte tijd goed geïntegreerd geraakt in onze dierenwereld.