Dirk Draulans

‘De bedwants is een hedendaagse variant van de weerwolf’

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Mensen zijn bang van wat ze niet kennen. Vroeger waren het mythische wezens uit fabels, vandaag zijn het dagdagelijkse dieren uit hun leefomgeving.

Vorige week werd ik op een voordracht aangesproken door een dame die een dringende vraag had. Ze had een treinreis naar het zuiden van Frankrijk geboekt, maar ze was bang dat ze die moest annuleren. Ze had namelijk gelezen dat treinen in en rond Parijs vergeven zijn van de bedwantsen en vroeg zich af of het niet beter was dat ze het vliegtuig nam.

De bedwants is terechtgekomen op een illuster en snelgroeiend lijstje van recente ‘bedreigingen’ voor het welzijn van ‘onze mensen’. Er is de (al dan niet Aziatische) hoornaar die ons sinds kort naar het leven staat. Er zijn de invasieve wasbeer die dodelijke ziektes meebrengt en de buizerd die argeloze wandelaars en fietsers aanvalt. Wolven en arenden kunnen onoplettende kleuters mee graaien. De uitwerpselen van meeuwen zijn een gevaar voor de volksgezondheid. De aantallen dieren die via hun impact op de landbouw onze ‘voedselzekerheid’ in het gedrang brengen, zijn niet meer bij te houden.

Voor een écht gevaarlijke soort als de tijgermug, die oprukt als gevolg van de klimaatopwarming en tropische koortsen verspreidt, is er dan weer zo goed als geen aandacht. Te klein en te weinig afwijkend van onze gewone muggen waarschijnlijk. Mogelijk speelt ook de kwestie dat nogal wat mensen de gevolgen van de klimaatopwarming negeren, omdat ze hun gedrag niet willen aanpassen. Er schuilt weinig logica in het doordeweekse menselijke denkwerk.

Eeuwenlang waren mensen doodsbang van een ander type wezens: weerwolven, vampiers, dwaallichtjes, bokkenrijders, duivels… Op zee waren het sirenen en andere in een minder aantrekkelijke verpakking gehulde monsters die de mens naar het leven stonden. Meestal waren ze een fabricaat van fantasierijke vertellers die ook toen al meer aandacht trokken met angstverhalen dan met positieve boodschappen. Soms waren ze een vrije invulling van beperkte kennis van elementen uit de natuur, zoals zeekoeien die sirenen werden en vuurvliegjes die als dwaallichtjes mensen moerassen inlokten – moerassen die vandaag bij ons zo goed als allemaal ontgonnen zijn.

Wolven, vossen en roofvogels waren in die oude tijd deel van het ecosysteem van alledag. Ze werden wel bestreden, maar vooral omdat ze in rechtstreekse competitie met de mens voor voedselbronnen gingen. Overdrijven in ontmoetingen met predatoren om de eigen heldhaftigheid in de verf te zetten, was uiteraard ook toen een belangrijk aspect van de beeldvorming.

Maar vandaag gaat het om een heel ander verhaal. Er is bij ons voor de meeste mensen zo goed als geen competitie met de natuur meer. Veel mensen zijn echter zo vervreemd van zelfs maar gewone natuur dat àlles een probleem kan worden en een gevaar kan zijn. Stilaan dringt het concept van de ‘biofobie’ diep in ons systeem door: de angst voor de natuur als een hedendaagse variant van de angst voor het onbekende.

Dat mensen een aangeboren angst voor spinnen en slangen hebben, is begrijpelijk: we komen uit een prehistorie waarin de mens in contact kon komen met giftige elementen uit die families en aangeboren angst een nuttig overlevingsmechanisme was. Vandaag komt in onze leefomgeving geen enkele giftige spin voor. De adder is wel een giftige slang, maar ze is zelden dodelijk en ze is zo zeldzaam geworden dat de overgrote meerderheid van de mensen ze nooit zal ontmoeten.

De angst voor dieren is nu echter veralgemeend naar een significant deel van het dierenrijk, inbegrepen veel soorten die geen enkel probleem vormen. Vooral jongere mensen en stadsmensen zouden eraan lijden, wat effectief impliceert dat een gebrek aan vertrouwdheid met een natuurlijke leefomgeving instrumenteel kan zijn in het stimuleren van deze vorm van aversie. Vroeger werd zo goed als iedereen – ook in een stadscontext – met natuurelementen geconfronteerd, vandaag wordt dat voor steeds meer mensen iets van uitsluitend documentaires op de televisie (en sinds kort van al dan niet angstaanjagende filmpjes op sociale media).

Angst voor en afkeer van natuur zijn problematisch, want ze staan in de weg van een grotere sensibilisering van de maatschappij voor bescherming van natuur. Natuur kan nuttig en zelfs gezond zijn voor de mens! Maar animositeit tegen de natuur is koren op de molen van natuuronvriendelijke politieke partijen als CD&V en Open VLD, die vinden dat natuur in de weg staat van economische vooruitgang en dus moet worden behandeld als een derderangsgegeven: iets waar je alleen aandacht voor hebt als er toch niks anders mee te doen is.

In die zin kan het belang van acties als ‘Maai Mei Niet’ niet overschat worden: ze confronteren mensen rechtstreeks met de zegeningen van natuur in hun onmiddellijke leefomgeving. Bijen en hommels worden ambassadeurs voor zweef- en andere vliegen die anders minder gemakkelijk op goodwill kunnen rekenen. Het observeren van tijgerspinnen en eksters in de tuin kan ver- en bewondering voor de pracht en vindingrijkheid van soorten in de hand werken, die dan naar een groter begrip voor de rest geëxtrapoleerd kunnen worden.

Het zou zelfs op kunnen gaan voor bedwantsen en al dan niet Aziatische hoornaars die er op hun manier, zoals alles en iedereen, het beste van proberen te maken, maar die ook, en misschien wel vooral, maximaal gebruikmaken van de mogelijkheden geboden door de woekerende mens. De Aziatische hoornaar is naar hier gekomen als verstekeling met Chinees aardewerk. Tuincentra zijn hubs voor invasieve soorten die in onze contreien voor problemen kunnen zorgen, maar dan vooral voor inheemse soorten, niet voor mensen. Dieren als meeuwen, vossen en wasberen zijn opportunisten die profiteren van het afval dat wij als quasi onuitputtelijke voedselbron kwistig blijven rondstrooien.

De bedwants is een dier dat niet kan vliegen, maar optimaal gebruik gemaakt heeft van de globalisering en de reislust van de mens om zich te verspreiden. Ze is bovendien resistent geworden tegen de meeste insecticiden die wij tegen haar inzetten, wat haar enorme flexibiliteit illustreert. En ze profiteert van de mogelijkheden die onze niet altijd even hygiënische huisvesting biedt.

Ondanks de dramatische beelden en verhalen die vooral op sociale media circuleren, is de bedwants niet gevaarlijk voor de mens, hoewel ze een bloedzuiger is. Ze draagt geen ziektes over en veroorzaakt alleen huidirritaties als je er gevoelig voor bent. Ze is hooguit ambetant om in huis te hebben.

Die sussende boodschap krijg je vandaag echter niet meer verkocht. In de sociale media worden van bedwantsen en hoornaars varianten gemaakt van de weerwolven en vampiers van vroeger: bedreigingen voor ons welzijn. De dame die me aansprak, kan gerust de trein naar het zuiden van Frankrijk nemen. De kans dat ze onderweg een bedwants ziet, is zo goed als nul. Maar iets in mij zegt dat ze toch zal switchen naar een vliegreis. Bang gemaakte mensen krijg je niet met wat wetenschappelijke kennis op het juiste traject. Het is een teken des tijds. Helaas.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content