Beestenboel: per half miljoen mensen zouden er in onze steden 12.000 stadsduiven zijn
Officieel is de stadsduif dezelfde soort als de rotsduif waarvan ze afstamt. Ze is die laatste wel aan het verdringen.
De stadsduif is geen wilde soort. Ze is een verbasterde en losgebroken versie van de wilde rotsduif. Die heeft waarschijnlijk nooit in onze contreien geleefd. Ze broedt uitsluitend op kliffen, en die hebben wij niet. Wereldwijd kent ze een vrij ruime verspreiding, maar nergens is ze echt algemeen. Schotland en Zuid-Italië zouden nu de dichtste plekken in onze buurt zijn waar nog rotsduiven voorkomen.
Wetenschappers menen sporen te hebben gevonden van het roven van rotsduiven op de klif van Gibraltar door neanderthalers, zo’n 67.000 jaar geleden. Ze sluiten niet uit dat die voorhistorische mensen al duiven ‘hielden’. De officiële domesticatie van de rotsduif begon 6000 jaar geleden, in het Nabije en Verre Oosten. Mogelijk ging het gepaard met de plaatsing van duiventillen in de buurt van broedplaatsen, wat de vogels extra nestgelegenheid bood. Een voordeel voor de mens was dat de dieren niet gevoederd hoefden te worden. Ze konden zelf hun kostje bijeenscharrelen in hun leefomgeving, zoals stadsduiven dat vandaag doen.
In tegenstelling tot de gangbare opinie dragen de dieren zo goed als geen ziekten over.
Vanaf de zestiende eeuw werden gedomesticeerde duiven in onze streken geïmporteerd. Duiven kweken in sierrassen werd een favoriete bezigheid van veel mensen. De grote Charles Darwin, die ons de evolutietheorie schonk, had meer aan zijn kweekexperimenten met duiven dan aan zijn zogenaamd legendarische waarnemingen van vinken op de Galapagoseilanden. Darwin was een duivenfan.
Duiven maakten zich geregeld nuttig voor de mens, zeker als postbode, vanaf zo’n 3000 jaar geleden. In de Tweede Wereldoorlog werden ze nog altijd gebruikt om boodschappen over te vliegen – 90 procent van de berichten bereikte hun geadresseerde. Een aantal duiven kreeg na de oorlog zelfs een medaille voor ‘heldenmoed’.
Maar het tij keerde. Vliegende postbodes werden overbodig. Gedomesticeerde duiven verwilderden en muteerden in stadsduiven. Ze ruilden kliffen en duiventillen in voor richels op gebouwen en bruggen. Ze kregen de weinig flatterende bijnaam ‘ratten van de lucht’, omdat ze in grote groepen kunnen voorkomen en overlast zouden creëren. Met die overlast valt het trouwens best mee. Menselijk afval veroorzaakt meer economische ellende dan duivenuitwerpselen, en in tegenstelling tot de gangbare opinie dragen de dieren zo goed als geen ziekten over.
Bovendien neemt hun populatie in onze regio af. Onderzoek wees uit dat er in Europese steden gemiddeld zo’n 12.000 stadsduiven per half miljoen mensen zijn, waarvan maximaal de helft tot broeden zou komen. In Nederland is de broedpopulatie tussen 2007 en 2020 met een kwart afgenomen. Mogelijke oorzaken zijn bestrijdingsmaatregelen, zoals een verbod op het voederen van de dieren, en de opmars van natuurlijke duivenjagers als havik en slechtvalk. De laatste vestigt zich ook graag in steden, omdat ook hij ooit op kliffen broedde.
De stadsduif overvleugelt nu wel zijn wilde voorouder. Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat de rotsduif genetisch zo goed als uitgestorven is, omdat er bijna geen ‘zuivere’ exemplaren meer zouden overblijven. De wilde en gedomesticeerde vormen kruisen probleemloos met elkaar. Maar een passage in de mensenwereld geeft een concurrentieel voordeel in vergelijking met de oervorm uit de natuur.