Agnes Wené (Vogelbescherming Vlaanderen): ‘Vogels hebben me weer goesting gegeven in het leven’

'Mensen gaan niet voor niets op doktervoorschrift vogels spotten.' © Jonas Lampens
Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Agnes Wené liet de modewereld achter zich en werd directeur van Vogelbescherming Vlaanderen. ‘Op de fiets kijk ik de hele tijd omhoog.’

Op de revers van haar jas draagt ze een pin van een winterkoninkje. Het is de vogel, vertelt Agnes Wené op een bank in het stadspark van Sint-Niklaas, die haar zoveel jaar geleden wist te ontroeren door zijn kleine gestalte en luide zang. ‘Ik zat in mijn tuin, verweesd na weer een nacht met te weinig slaap, en plots zat hij daar, voluit te fluiten.’

‘Ik voelde een tristesse over mij omdat ik zo veel schoonheid zag en niet eens wist hoe dat vogeltje heette. Mijn kennis over vogels reikte niet verder dan zwaan, merel, kraai, ekster, wilde eend en kauw. Het zei wel iets over mij. Ik was de connectie met de wereld om me heen en met mezelf gaandeweg verloren.’

Ze raakt de pin even aan met de toppen van haar vingers. ‘Mijn symboolvogel’, glimlacht ze. ‘Op bijzondere momenten is hij er altijd. Toen ik mijn sollicitatiebrief voor de positie van directeur van Vogelbescherming Vlaanderen verstuurde, was ik in Oostenrijk. Ik liep het bos in en het eerste vogeltje dat ik zag, was een winterkoninkje. Toen wist ik: het komt goed.’

Voor u directeur werd van Vogelbescherming Vlaanderen werkte u in de modesector. U promootte Belgische mode voor het Flanders Fashion Institute, nu Flanders DC.

Agnes Wené: Het was een stevige job met een klein team. Ik heb er ook projecten rond ecologie en duurzaamheid opgestart. Daar was toen weinig enthousiasme voor, maar ik ben blij dat ik toch heb doorgezet. Al knaagde het ook. De modewereld draaide almaar sneller en dat had een impact op de mensen die er werkten. Het ritme was onhoudbaar. Bovendien is het een supervervuilende industrie. In de mode valt nog veel te winnen op het gebied van spaarzaam omgaan met materialen, grondstoffen en met de mensen die in de sector werken.

Dieren moeten zelf kunnen bepalen waar hun habitat is.

Het lijkt een grote stap, van de mode-wereld naar de vogelwereld.

Wené: Die stap heb ik niet zomaar gezet. Ik ben eerst stilgevallen. Dat mag je letterlijk nemen. Fysiek, mentaal, emotioneel was ik uitgeput.

Een burn-out?

Wené: Leeg, ja. Ik ben gestopt met werken en kon een tijd lang niets meer. Ik ging naar de winkel en dacht: wat doe ik hier? Ik kon niet slapen, geen radio verdragen, geen mensen om me heen. Ik kon niet koken, de was niet ophangen. Dat was ook het moment waarop ik doodmoe in mijn tuin zat en ineens vogels hoorde. Die waren er altijd al geweest, alleen had ik er nooit naar geluisterd. Plots wilde ik de naam weten van al die vogels om me heen. Ik heb een cursus gevolgd bij Koen Leysen: vogelgeluiden herkennen in de tuin. Dat heeft me naar buiten getrokken, de natuur in. De natuur heeft fundamenteel bijgedragen aan mijn herstel. Vogels hebben me weer goesting gegeven in het leven.

Wat hebben vogels u geleerd?

Wené: Ik vind het oprecht wonderlijk dat ze er zijn. Of je nu rijk of arm bent, iedereen kan naar vogels kijken en ervan genieten. Bovendien zijn ze zo kwetsbaar, met die tere veren en dat dunne skelet. En toch vliegen ze hier vol vertrouwen rond. Vogels maken mij gewoon blij. Daarnaast, en dat is een belangrijke les, hebben ze me duidelijk gemaakt dat ik mijn talent niet meer wilde geven aan iets waar ik niet achter stond. Ik heb beseft dat mijn burn-out geen individuele zaak was, maar dat er een globale burn-out is, dat we de aarde aan het opbranden zijn. Ik voelde een sense of urgency in mij opborrelen. Ik wilde bijdragen aan de oplossing van de problemen waar we mee te maken hebben, de klimaatcrisis, de ineenstorting van de biodiversiteit. Tegelijkertijd vroeg ik me af hoe ik zelf overeind kon blijven in deze uitdagende tijden. Toen iemand me wees op de vacature voor Vogelbescherming Vlaanderen heb ik nog even getwijfeld. What if you fall, vroeg ik me af, maar ook: what if you fly? Ik besloot te springen.

© Jonas Lampens

Er is zelfs een historische link tussen de mode- en de vogelwereld. De eerste vogelbeschermingsorganisaties ontstonden in de negentiende eeuw als protest tegen het gebruik van vogelveren in de mode.

Wené: Een groep vrouwen heeft zich daar inderdaad met succes tegen verzet. De Belgische vogelbescherming is trouwens ook door een vrouw ontstaan. De Franse markiezin Antonia de Pierre richtte in 1922 het Koninklijk Belgisch Verbond voor de Bescherming van Vogels op. Na vier jaar slaagde ze er al in het blind maken van vinken te doen verbieden. Ook dat trok me aan in deze vereniging. Het is de oudste nog actieve natuurorganisatie. De vereniging zelf is erfgoed waar je zorgzaam mee moet omgaan.

De adelijke oorsprong lijkt het cliché te bevestigen dat een mens zich pas bekommert om de natuur als hij verder weinig zorgen heeft.

Wené: Ik vrees dat dat een grove misvatting is, die schadelijk is voor onze eigen gezondheid. Natuur is geen luxe. Het is een basisbehoefte. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat we niet zonder natuur kunnen en dat we zelfs lijden onder een tekort aan natuur. Niet voor niets schrijven dokters boswandelingen voor als therapie, of moeten mensen op voorschrift vogels gaan spotten.

Is het niet schrijnend dat we het pas doen als de dokter zegt dat het goed is voor ons?

Wené: Absoluut. Ook bij jongeren zie ik dat ze de voeling met de natuur volledig kwijt zijn. Ze kennen de taal niet meer, ze weten nog net dat een merel een merel is, maar daar houdt het ongeveer op. Generatie na generatie verliezen we kennis over dieren en planten, dat zien we ook als organisatie. We zijn een oude vereniging, met een trouwe achterban. Daar zijn we heel blij mee, maar de komende jaren willen we ook die jongeren bereiken.

Hoe willen jullie dat doen? De meeste mensen kennen Natuurpunt of het Wereldnatuurfonds. Is er in tijden van biodiversiteitsverlies, waarin we weten dat alles met alles verbonden is, nog behoefte aan een organisatie die zich op vogels toespitst?

Wené: We heten dan wel Vogelbescherming Vlaanderen, maar we zijn er voor alle inheemse wilde dieren en we willen dat die dieren in relatie met elkaar en met de mens kunnen floreren in Vlaanderen en Brussel. Concreet werken we op drie lijnen of dimensies. De eerste is een temporale, waarbij we ervoor zorgen dat inheemse wilde dieren van conceptie tot dood hun maximale levensloop kunnen doorlopen. De tweede is een spatiale. We willen dat er voldoende ruimte is voor inheemse wilde dieren, zowel in wat we natuurgebieden noemen als daarbuiten. Dieren moeten zelf kunnen bepalen waar hun habitat is en moeten ze kunnen innemen in cohabitatie met de mens. De derde dimensie is een sociale. Daarin focussen we op het principe van one health, one welfare. Dierenwelzijn, menselijke gezondheid, biodiversiteit, het hangt allemaal samen. Corona was in die zin een pijnlijke les. Hoe meer leefgebieden van dieren wij slopen, hoe makkelijker ziektes die we voorheen niet kenden zich kunnen verspreiden. Met ons netwerk van dieren-en vogelopvangcentra ontdekken wij vaak als eersten wanneer het misgaat in de natuur. We weten wanneer er meer egels of merels dan normaal worden binnengebracht. We zien wanneer het slecht gaat met de mus.

We zijn druk bezig met onze huizen energiezuinig te maken, maar misschien moeten we ze ook natuurvriendelijker maken.

Onlangs organiseerden jullie het huismussentelweekend. Zelfs de huismus blijkt het moeilijk te hebben. Wat missen we als mussen verdwijnen?

Wené: Mussen en andere zogenaamd gewone soorten geven aan hoe goed of hoe slecht het gaat met onze biodiversiteit en onze omgeving. Ze zijn de kanaries in de kolenmijn. Biodiversiteit is onontbeerlijk voor ons eten, voor verkoeling, voor onze gezondheid en ons welzijn. Elk element in die keten is belangrijk. Als de vogels wegvallen, betekent het dat insecten verdwijnen en zonder insecten is er geen bestuiving. We denken nogal makkelijk dat we boven dat netwerk van relaties staan, maar we zijn er innig mee verbonden. We kunnen niet zonder als we als soort overeind willen blijven.

Er is nu al zo weinig ruimte in Vlaanderen. Het is niet duidelijk of de wolf nog wel zo welkom is. Mensen ergeren zich aan everzwijnen die hun gazon omwoelen. U heeft het over cohabitatie. Hoe maakt u mensen daar warm voor?

Wené: België en ook Vlaanderen hebben zich ertoe verbonden tegen 2030 dertig procent van het grondgebied te vrijwaren voor de natuur. Dat is een belangrijke opdracht, maar wij kijken ook naar die resterende zeventig procent. Wat is in steden mogelijk? Wat kunnen we doen in parken, tuinen, gebouwen? Hebben we al die parkeerplaatsen nodig? Kan er niet eens een weg verdwijnen? We zijn druk bezig met onze huizen energiezuinig te maken, maar misschien moeten we ze ook natuurvriendelijker maken. Door een kast voor huismussen aan de gevel te hangen, door ervoor te zorgen dat gierzwaluwen een broedplaats hebben, door kieren en spleten te behouden waar vleermuizen en insecten kunnen nestelen. We willen mensen actief betrekken bij de zorg voor en de bescherming van die inheemse wilde dieren. Als mensen mee de velden intrekken om kievitnesten te beschermen, dan ervaren ze hoe ze op het terrein het verschil kunnen maken.

Is het niet minstens zo belangrijk om onze landbouwmethodes te veranderen? Zonder bestrijdingsmiddelen, met meer bloemrijke weides en minder bewerkingen op het veld?

Wené: We richten ons op twee sporen. Met onze concrete acties willen we mensen meekrijgen, maar we drukken natuurlijk ook op het beleid. Daar ijveren we voor een verbod op bepaalde pesticiden en zoeken we mee naar een manier om natuur en landbouw met elkaar te verzoenen. Het is goed dat er van onderaf van alles gebeurt, maar er komt altijd een punt waarop bepaalde dingen verplicht, verboden of geregeld moeten worden.

Zoals het verbod op de vogelvangst. Bij zijn pensionering vertelde uw voorganger Jan, die jarenlang het gezicht was van Vogelbescherming Vlaanderen, dat hij daar bijzonder trots op was. Is het hoopvol om vast te stellen dat we ons nog amper kunnen voorstellen dat vogels vangen ooit toegelaten was?

Wené: En toch gebeurt het nog. Maar inderdaad, als we nu een proces aanspannen tegen spreeuwenvangers bij wie een diepvries vol spreeuwen voor consumptie in beslag is genomen, dan lijkt dat ondenkbaar. We hopen trouwens dat we binnenkort op eenzelfde manier naar de jacht kunnen kijken. Als iets uit het verleden.

© Jonas Lampens

Jagen moet verboden worden?

Wené: De gewone jacht, ja. Wij ijveren voor het afschaffen van de jacht zodat ecosystemen zich kunnen herstellen. Vlaanderen is te klein voor de jacht. Je hebt veertig hectare aaneengesloten domein nodig om in Vlaanderen te mogen jagen met geweren. Bobbejaanland is bijvoorbeeld ingekleurd als jachtgebied. Bellewaerde ook. Omdat je anders nooit aan die veertig hectare raakt. Met onze campagne Schiet in Actie roepen we mensen op om na te kijken of hun tuin jachtgebied is. Is dat zo, dan vragen we hen om hun perceel uit te kleuren als jachtgebied.

Jullie zijn ook partner van Maai Mei Niet, de biodiversiteitscampagne van Knack die volgende week weer van start gaat. Wat hebben vogels met gras en gazon te maken?

Wené: Langer gras zorgt voor verkoeling, voor beschutting en een bloemrijk, gevarieerd gazon is een bron van voedsel voor insecten, die vogels dan weer nodig hebben om zelf te eten en om hun jongen te voeden. Om de putter, de vogel van het jaar 2023, te ondersteunen, hebben we een zadenpakket laten ontwikkelen. Het bevat doorgroeiende planten en kruiden waarmee je putters in je tuin kunt aantrekken en voedselgelegenheid bieden. Dat willen we vanaf nu altijd doen. Niet alleen een vogel van het jaar verkiezen, maar hem ook extra ondersteunen.

Vindt u zelf nog tijd om vogels te kijken?

Wené: Na een paar weken in deze functie stelde ik al vast dat het te lang geleden was dat ik mezelf nog tijd in de natuur had gegund. Ik moet daar waakzaam voor blijven. Een job waarbij je vanuit bezieling werkt, kan ook een valkuil zijn. Ik zorg er wel voor dat vogels als een rode draad door mijn dagen lopen. Mijn verrekijker ligt in de keuken, ik zie wat in mijn tuin gebeurt. Deze week zat er bijvoorbeeld een groene specht. Als ik op mijn fiets zit, moet ik oppassen dat ik nergens tegenaan rijd want ik kijk vaak omhoog, naar een buizerd die overvliegt, of omlaag, naar de futen en de aalscholvers in het kanaal. Het is echt bijzonder. Even vogels kijken en ik kan er weer tegenaan.

Agnes Wené

Geboren in 1974 in Merksem.

Studeerde sociaal-cultureel werk in Antwerpen.

Volgde opleidingen rond leiderschap en Theory U van het Massachusetts Institute of Technology (MIT).

Werkte voor Flanders Fashion Institute, nu Flanders DC.

Schreef Fluitend door het leven (2019), een gids voor de beginnende vogelspotter.

Is directeur van Vogelbescherming Vlaanderen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content