![](https://img.static-rmg.be/a/view/q75/w962/h503/f47.16,42.34/7037459/fv-natuurhulpcentrumoudsbergen02-300125-jpg.jpg)
50 jaar Natuurhulpcentrum: ‘Het is schrijnend hoeveel mensen dieren louter als consumptieproducten zien’
Het Natuurhulpcentrum van dierenliefhebber van het eerste uur Sil Janssen in Oudsbergen begint na ‘vijftig jaar Sil’ aan een nieuwe fase: bioloog Frederik Thoelen wordt codirecteur.
Tientallen bakken met een huisje en een grondlaag van dode bladeren staan naast en op elkaar geschikt in een grote ruimte in het Natuurhulpcentrum van Oudsbergen. Elke bak huist een egel. De meeste beestjes slapen.
De laatste jaren wordt het centrum overspoeld door egels, waarvan een groot deel erg ziek is. De egel is met voorsprong de meest binnengebrachte soort – in 2024 waren het er 2146. ‘Sinds een tiental jaar woedt er een vreemde bacteriële ziekte in de Europese egelpopulatie’, zegt bioloog Frederik Thoelen.
‘In de zomer veroorzaakt ze open wonden, waarin vliegenmaden lelijk huis kunnen houden. In de herfst en winter komen er besmettingen met longwormen. De egel krijgt het zo zwaar te verduren dat officiële instanties hem nu als “bijna met uitsterven bedreigd” labelen.’
Mogelijk heeft de groeiende kwetsbaarheid van onze egels te maken met een verminderde weerstand als gevolg van een chronische blootstelling aan pesticiden. Egels worden ook gemakkelijk slachtoffer van verkeer. De neiging van veel mensen om hun tuin hermetisch af te sluiten helpt evenmin.
‘De politie belde ons steeds vaker omdat ze bij huiszoekingen dieren vond die illegaal of in slechte omstandigheden gehouden werden. Ooit zelfs een krokodil in een badkamer.’
Sil Janssen, oprichter van het Natuurhulpcentrum.
‘We promoten het creëren van egelstraatjes tussen tuinen’, zegt Thoelen. ‘Als mensen gaatjes onderaan hun omheiningen maken, kunnen egels van de ene tuin naar de andere zonder dat ze een omweg over straat hoeven te maken. In het centrum stellen we behandelingen voor zieke egels op punt. Met een pincet halen we de maden uit de wonden en met medicatie pogen we de besmettingen te bestrijden. Binnenkort, als het warmer wordt, kunnen we de geredde egels weer loslaten. Dat zijn altijd heuglijke momenten.’
Moeders naaigerief
Oprichter en bezieler van het Natuurhulpcentrum Sil Janssen heeft de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, maar denkt nog niet aan stoppen. Hij heeft zijn leven gewijd aan het redden van dieren. Het begon in 1976, toen hij zestien was en een duif met een gescheurde krop vond.
Van een gepensioneerde mijnwerker kreeg hij het advies om de krop gewoon weer dicht te naaien – hij gebruikte er het naaigerief van zijn moeder voor. Het dier overleefde het. Hij stootte toen ook op een boekje EHBO voor vogels, dat zijn eerste bijbel werd.
Hij bouwde zijn eerste kooi (3 bij 6 meter) in de tuin van zijn ouders, die zijn eerste sponsors waren. ‘Het eerste jaar verzorgde ik zestien dieren, waaronder een reiger en een buizerd’, zegt Janssen. ‘Ik deed alles met de fiets, want ik had nog geen rijbewijs. We konden snel een beroep doen op vrijwilligers, maar eind jaren 1980 namen we de eerste werknemer aan. Nu hebben we twintig mensen in vaste dienst, onder wie een halftijds dierenarts. We kunnen terugvallen op een team van 150 vrijwilligers. Ook Frederik is hier als 17-jarige vrijwilliger begonnen.’
Een doorbraak in de historiek van het Natuurhulpcentrum waren de – gratis – bijdragen die het vanaf 2002 aan het succesvolle televisieprogramma Dieren in nesten op de VRT leverde – zo kreeg het nationale bekendheid. ‘We werden steeds vaker opgebeld door de politie, die bij huiszoekingen geregeld dieren vond die illegaal of in slechte omstandigheden gehouden werden’, vertelt Janssen.
‘In het begin deden we alleen wilde dieren. Omdat mensen soms per ongeluk inheemse slangen die ze vonden meenamen, rukten we ook uit voor slangenmeldingen, maar het betrof doorgaans exotische slangen die ergens ontsnapt waren. Zo kwamen we geleidelijk in de wereld van niet-inheemse dieren terecht. We vonden ooit zelfs een krokodil in een badkamer.’
Simba de leeuw
In 2000 kwam de eerste leeuw: Simba. ‘We waren nogal onzeker toen we die eerste oproep voor een leeuw kregen,’ herinnert Janssen zich, ‘maar het bleek gelukkig om een welp te gaan, die meteen met zijn poten omhoog op zijn rug ging liggen om gestreeld te worden. Zo evolueerden we naar een opvangcentrum voor alle dieren. Het werd een verhaal met andere dimensies, wat impliceerde dat we met een ernstig businessplan moesten beginnen te werken.’
De meeste dieren hebben een triest verleden als eigendom van mensen die niet wisten hoe ze ermee om moesten gaan.
Het oorspronkelijke eerste kooitje staat als een relikwie op het domein, dat uitgegroeid is tot een kleine zoo. ‘Een politicus bestempelde het hier ooit als een schoolvoorbeeld van Vlaamse bouw- en bijbouwwoede’, grinnikt Janssen. Er zijn kooien met in beslag genomen gedomesticeerde dieren en kooien met een brede waaier aan inheemse dieren.
Vooral de tientallen eekhoorns, levendige beestjes die binnenkort losgelaten zullen worden, vallen op. Er zijn ook nogal wat duiven – ze staan op 1 in de rangschikking van meest binnengebrachte vogels, voor mussen en merels. In de duivenkooi zitten enkele zeldzame zomertortels, in beslag genomen bij een vogelvanger.
Er zijn kooien met papegaaien en aapjes, en diverse katachtigen, inbegrepen leeuwen en tijgers. De meeste hebben een triest verleden als eigendom van mensen die niet wisten hoe ze ermee om moesten gaan. Een zielig penseelaapje werd gevonden tijdens een huiszoeking in het kader van een drugsonderzoek. Een tijgerwelp uit Oekraïne had nooit iets anders dan koeienmelk te drinken gekregen en was héél zwak toen hij binnenkwam.
Dierentuinen: een goede zoo moet een Ark van Noah worden
Reeën als voedsel
Bioloog Thoelen wijst naar een prachtige servalkat in een kooi: ‘Het is een schrijnend voorbeeld van hoe mensen dieren als een puur consumptieproduct kunnen zien. We krijgen geregeld hangbuikzwijntjes binnen, die als huwelijksgeschenk zijn gekocht – stel je voor. Op TikTok circuleren nu filmpjes van mensen die de serval aanprijzen als een wilde kat voor in huis. Sommigen worden erdoor verleid en schaffen zo’n beest aan, zonder te weten wat ze in huis halen.
‘In ons land is het verboden, maar via het internet kun je wel aan de dieren raken. In 2024 kregen we liefst twaalf servals binnen. We proberen ze een nieuw en waardig bestaan te gunnen, zo veel mogelijk in hun oorspronkelijke leefgebied in Afrika.’
De indrukwekkende leeuw Rori is afkomstig uit het oorlogsgebied in Oekraïne. Hij laat geregeld zijn gebrul horen, tot vermaak van de meeste inwoners van Oudsbergen. Binnenkort verhuist Rori naar Engeland, waar hij meer plaats zal hebben. ‘Wij zijn er louter voor de noodopvang’, stelt Janssen. ‘We zoeken in ons uitgebreide netwerk van contacten telkens naar een definitieve oplossing voor de niet-inheemse dieren die we binnenkrijgen.’
De grote roofdieren worden deels gevoed met het vlees van reeën die binnenkomen, maar niet gered kunnen worden. Niet zelden zijn het verkeersslachtoffers. In 2024 ving het Natuurhulpcentrum 353 reeën op – het aantal groeit jaar na jaar. Er komen ook steeds meer bevers, vossen en dassen binnen, in lijn met de toename van hun natuurlijke populaties.
Bioveiligheid
De uitbreiding van het Natuurhulpcentrum naar dieren uit het buitenland noopte tot extra investeringen in bioveiligheid. Er komt een nieuw quarantainegebouw om dieren nog beter te kunnen checken op de aanwezigheid van ziekteverwekkers. ‘We moeten absoluut vermijden dat we voor de mens gevaarlijke dierenziektes als hondsdolheid binnenkrijgen’, zegt Thoelen. ‘Ook voor de vogelgriep moeten we voortdurend op onze hoede zijn. Door de vele zieke dieren die we in handen krijgen, zijn we specialist geworden in de detectie van ziektes, zoals een voor de mens potentieel gevaarlijke spoelworm in wasberen. We nemen er geen enkel risico mee.’
Dierenopvang is niet goedkoop. In 2024 draaide het Natuurhulpcentrum een omzet van 1,8 miljoen euro – daarmee werden meer dan 12.000 dieren verzorgd. Amper 9 procent van het bedrag zijn subsidies. Een groot deel van de middelen komt van het jaarlijkse lidgeld (10 euro, maar het mag meer zijn) van de meer dan 18.000 steunende leden.
Ook legaten zitten in de lift. ‘Het is verrassend hoeveel mensen ons in hun testament opnemen’, zegt Sil Janssen. ‘Het haalt wat druk van onze financiële ketel. Onlangs liet een vrouw ons een mooi bedrag na, hoewel ze zelf heel armoedig woonde, zelfs zonder toilet in huis. Het is mooi dat mensen zo veel liefde voor dieren kunnen hebben dat ze ons willen steunen.’
Het Natuurhulpcentrum investeert ook in zeldzame natuur. In 2024 behandelde het 333 inheemse roofvogels van twaalf soorten. Het vangt ook roofvogels op die als huisdier gehouden worden, inbegrepen grote soorten als oehoes. ‘Het is onwaarschijnlijk hoe populair oehoes zijn’, zucht Thoelen. ‘Jammer genoeg beseffen veel mensen te laat dat roofvogels niet geschikt zijn als huisdier. Dan moeten wij een oplossing voor hun dieren vinden. We doen dat uit liefde voor de dieren. Zij kunnen er niets aan doen dat ze in dieronterende omstandigheden terechtkwamen.’
Apparaat tegen steenmarters
Het Natuurhulpcentrum is ingeschakeld in een belangrijk weidevogelproject: als er ergens, meestal als gevolg van landbouwactiviteiten of overstromingsgevaar, nesten van zeldzame grondbroeders, zoals kievit en kluut, verloren dreigen te gaan, worden de eitjes en jongen opgehaald en in broedmachines grootgebracht. Het werkt uitstekend. Er worden ook eikelmuizen grootgebracht, die zo zeldzaam geworden zijn dat elk individu van levensbelang is voor onze populatie. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat de beestjes na vrijlating een normaal natuurlijk gedrag vertonen.
‘Jagers laten altijd uitschijnen dat verdelging de enige manier is om dieren die soms problemen veroorzaken aan te pakken. Maar vaak is de meest diervriendelijke aanpak ook de meest efficiënte.’
Frederik Thoelen, codirecteur van het Natuurhulpcentrum.
Het centrum krijgt veel telefoons van bezorgde burgers. ‘We krijgen bijvoorbeeld geregeld telefoons van mensen met een steenmarter op zolder’, zegt Thoelen. ‘Dat kan echt vervelend zijn, maar er is een oplossing voor. Ideaal is natuurlijk dat je alle openingen in je dak dichtmaakt, zodat de marter er niet in kan, maar dat is zelden realistisch.
‘Het beste is om de zolder onaantrekkelijk te maken voor marters. Er zijn apparaatjes die ultrasone geluiden produceren, waar de dieren niet tegen kunnen. Ze moeten wel van goede kwaliteit zijn én goed geplaatst worden om effect te hebben. Wij helpen daarbij, zoals we ook advies geven voor het plaatsen van wolfwerende omheiningen rond weilanden. Ook dat werkt doorgaans goed, als het met kennis van zaken gebeurt.’
Thoelen ergert zich aan de weerstand van jagers en landbouwers tegen natuurvriendelijke ingrepen: ‘Jagers laten altijd uitschijnen dat verdelging de enige manier is om steenmarters en andere dieren die soms problemen veroorzaken aan te pakken. Maar dat werkt natuurlijk niet. Vaak is de meest diervriendelijke aanpak ook de meest efficiënte. Ze zouden beter mee hun schouders zetten onder de promotie van ultrasone apparaatjes als ze mensen echt willen helpen, maar dat beperkt uiteraard hun schietplezier. Boerenorganisaties doen zo goed als niets om een wolfvriendelijke aanpak te stimuleren, hoewel je schapen zo het best helpt. Ook bij hen luidt het dat verdelging noodzakelijk is. Door die onwil hebben ze zelf veel dode schapen op hun kerfstok.’
Jong haasje
Er zijn slechts weinig dieren waar het Natuurhulpcentrum geen opvang voor biedt, vooral omdat het bijna onmogelijk is om er een verblijfplaats voor te vinden. Uitheemse roodwangschildpadden zijn er een voorbeeld van. Mensen kochten ze als klein schildpadje en dumpen ze in de natuur als ze te groot geworden zijn. Ze zijn uitgegroeid tot een pest in veel van onze plassen.
Ondertussen dient het nieuwe natuurseizoen zich aan. Eind januari werd de eerste jonge haas binnengebracht, een jaarlijkse traditie, omdat mensen een zogezegd zielig haasje op een akker vinden, terwijl het gewoon de manier is waarop haasjes worden grootgebracht. Laten liggen is de boodschap! ‘Maar de meeste mensen die een dier binnenbrengen, zijn mensen met een hart voor dieren’, zegt Thoelen. ‘En zo leren ze hoe de natuur functioneert.’
Frederik Thoelen neemt nu de dagelijkse leiding van het Natuurhulpcentrum op zich. Sil Janssen, die altijd op het domein gewoond heeft, zal zich vooral bezighouden met de zoveelste uitbreiding – ‘ik heb mijn leven lang niks anders gedaan’. Aan het schrijven van zijn memoires denkt hij niet: ‘Daar zou ik me voor moeten vervelen, en daar is helaas geen tijd voor. De mensen moeten het Natuurhulpcentrum zelf maar als mijn levenswerk beschouwen.’
Wie het Natuurhulpcentrum wil steunen kan terecht op https://www.natuurhulpcentrum.be/.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier