Koolmezen doen het niet goed in onze tuinen, pimpelmezen wel. Bioloog en Knack-redacteur Dirk Draulans peilt naar het waarom daarvan.
De ene tuinvogel is de andere niet. De pimpelmezen in onze tuinen doen het goed, de koolmezen helaas niet. Roodborsten, vinken en zwartkoppen zitten in de lift; merels, mussen en zanglijsters krijgen klappen. Soorten als groenling en winterkoninkje blijven stabiel. Gisteren zat ik wat te suffen in een zetel in de tuin van mijn moeder, en minder dan een halve meter van mijn voeten kwam een winterkoninkje ongegeneerd een bad nemen in de drinkbak. Dat was een enig gevoel, samen met een drukdoend diertje genieten van de zon.
De trends plukte ik uit de laatste vogelnieuwsbrief van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Ze kaderen in het project ‘Algemene Broedvogels Vlaanderen’ dat zeventig broedvogelsoorten opvolgt sinds 2007. Het is niet altijd duidelijk waarom sommige soorten het goed doen en andere niet. De merels worden getroffen door een virus – dat weten we. De huismussen zijn het slachtoffer van een reeks veranderingen in hun leefomgeving, inbegrepen het beter isoleren van woonsten zodat ze minder goed onder daken kunnen broeden dan vroeger. Bij mij thuis koloniseren ze nu de ligusterhaag.
Kunnen mezen slachtoffer zijn van pindanootjes?
Maar waarom de koolmees het slecht doet en de pimpelmees niet is een raadsel. Je zou denken dat beide soorten vergelijkbaar reageren op prikkels uit hun leefomgeving. Hoewel, het zijn verschillende soorten, dus ze zullen wel verschillende overlevingstechnieken hebben, anders zouden ze beter fusioneren tot één tuinmees. Overigens doen onze bosmezen, de kuifmees en de zwarte mees, het slecht tot zelfs zeer slecht. Het mezenverhaal is een verhaal met veel aspecten.
Vorig broedseizoen daagde het besef dat mezen in onze tuinen te lijden kunnen krijgen van overmatig pesticidegebruik in de strijd tegen de buxusmot. Die speelt mensen parten, omdat de rupsen van de mot hun buxusstruiken volledig kaal kunnen vreten. De mot reisde als verstekeling mee met uit China geïmporteerde gekweekte buxussen en is zich als een wervelwind door Vlaanderen (en de rest van Europa) aan het verspreiden. Er is geen houden meer aan, ondanks het sproeien.
De natuurvereniging Vogelbescherming Vlaanderen maakt zich zo ongerust over een eventuele nefaste invloed van dat spuiten tegen de buxusmotrups op vogels, dat ze een onderzoek op poten heeft gezet: het project SOS Mezen. Als mezen systematisch met pesticiden bewerkte rupsen aan hun jongen zouden voederen, is het niet ondenkbaar dat de beestjes sterven. Als u dode meesjes in een nestkast hebt, vraagt de vereniging dat u ze verzamelt en in uw diepvries bewaart. Ze zal ze komen ophalen voor onderzoek, zodat ze kan pogen na te gaan wat er mis is gelopen. De eerste meesjes worden momenteel geboren, dus het is tijd om alert te zijn. U kunt alle informatie over deze nuttige actie vinden via deze link.
Waarom de koolmees het slecht doet en de pimpelmees niet is een raadsel.
Deze week kreeg ik echter ook een intrigerend bericht van lezer August Puystjens, die zich presenteerde als ‘een van de oudste abonnees van Knack’. Zo heb je automatisch een voetje voor bij de oudste redacteur van Knack. Hij signaleerde niet alleen dat hij geen mezen meer in zijn tuin in Oostende heeft, voor het eerst in 34 jaar. Hij signaleerde ook dat een familielid in zijn buurt vorig jaar dode jonge koolmezen in een nestkast had gevonden. De man had ze opengesneden en ontdekte dat de magen van de diertjes ‘vol zaten met onverteerde brokjes van pindanoten’.
Lezer August luidt bijgevolg de alarmklok, en mogelijk terecht. Steeds meer mensen laten in de lente en de zomer vetbollen en netjes met noten voor hun tuinvogeltjes hangen, ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Helaas hebben jonge mezen rupsen en andere insecten nodig. Als hun ouders in de fout zouden gaan door het zich gemakkelijk te willen maken en in de plaats van naar rupsen te speuren gewoon pindanootjes uit een netje halen, zouden ze hun eigen broedsucces kunnen hypothekeren.
Facebookvriend Jonas Thirion van zijn kant liet weten dat hij vorig jaar een verloren gegaan nestje koolmezen met de hand heeft opgevoed – hij houdt vogels, dus hij weet hoe dat moet. Hij voederde de diertjes met succes de meel- en andere wormen die hij aan zijn volièrevogels geeft. Maar toen hij besloot ze te voederen met buxusrupsen uit zijn tuin (afkomstig van niet bespoten struiken) ging het mis: op twee dagen tijd stierven zes van de negen meesjes. Hij stopte meteen met het voeren met buxusrupsen en de drie overblijvende meesjes werden snel weer beter en vlogen uit. Deze waarneming suggereert dat het niet uitsluitend pesticiden, maar ook buxusrupsen zelf kunnen zijn die nefast zijn voor jonge mezen. Een belangrijke bevinding voor de mensen die het mezenonderzoek gaan uitvoeren.
Ongetwijfeld zal Vogelbescherming Vlaanderen rekening houden met deze opties, net als met eventuele verschillen tussen kool- en pimpelmezen, zodat we mogelijk gaan leren waarom de ene soort het in onze tuinen goed doet en de andere niet. Ik ben nu al benieuwd naar de resultaten. Misschien gaan we er uit leren dat het niet goed is voor sommige vogels om ze in het broedseizoen te blijven bijvoederen. Het is het overwegen waard.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier