Nieuwe Europese kaart toont het risico op natuurbranden
De Europese Commissie heeft een nieuwe kaart gepubliceerd die het risico op natuurbranden in Europa op een uniforme manier weergeeft. ‘Omdat heel wat natuurbranden over de landsgrenzen heen gaan, is het belangrijk om op Europees niveau een uniforme aanpak te hebben’, zegt Jan Baetens, professor wiskundige modellering van natuurlijke processen aan de UGent.
Waarom is een Europese natuurbrandrisicokaart nodig?
Jan Baetens: Ten eerste omdat men voorspelt dat de frequentie van extreme weersomstandigheden zal toenemen. Hitte en droogte gaan gepaard met een verhoogd brandgevaar. Ten tweede omdat niet alle lidstaten van de Europese Unie het risico op natuurbranden al in kaart brachten, zoals België, en omdat de aanpak tussen de landen die dat wel al hebben gedaan soms sterk verschilde.
Er werd lang gedacht dat natuurbranden iets waren voor mediterrane landen als Spanje, Portugal en Italië, maar tegenwoordig heb je die ook in noordelijkere landen. Het is belangrijk om op Europees niveau een uniforme aanpak te hebben, zodat het risico overal op dezelfde manier wordt begrepen. Nu de analyse op Europees niveau gebeurd is, kan elke lidstaat de methodologie overnemen en toepassen op nationaal niveau.
Hoe is die kaart ontstaan?
Baetens: De Europese kaart is ontwikkeld door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie en een groep natuurbrandexperts afkomstig uit 43 landen, zowel uit de EU-lidstaten als uit de omringende landen. Vanuit die positie heb ik de afgelopen twee jaar een adviserende rol gespeeld bij de totstandkoming van de kaart.
Als experts hebben we eerst een definitie geformuleerd voor ‘natuurbrandrisico’. Daarvoor hebben we rekening gehouden met drie aspecten: gevaar, blootstelling en kwetsbaarheid. Zaken als vegetatie, temperatuur en luchtvochtigheid hebben een invloed op het gevaar. Die elementen kunnen ervoor zorgen dat een brand ontstaat en zich verspreidt. Daarnaast hebben we ook gekeken naar de schade die een potentiële brand kan veroorzaken op ecosystemen, mensen en bedrijven. Die elementen hebben invloed op de kwetsbaarheid en de blootstelling. Als alle gekwantificeerde gegevens over die aspecten worden samengenomen, kan men het natuurbrandrisico bepalen. Methodologisch is dat een grote stap vooruit.
Tijdens warme, droge periodes zal dat in verstedelijkte gebieden tot een relatief laag risico en in een natuurgebied als de Kalmthoutse Heide tot een hoog tot zeer hoog risico leiden. In steden scoren de kwetsbaarheid en de blootstelling door de aanwezigheid van mensen hoog, maar de kans op verspreiding is quasi nihil. In de Limburgse Kempen is het brandgevaar en het risico op verspreiding dan weer relatief hoog door de aanwezigheid van veel vegetatie en soms ook strooisel, en de relatief droge zandgronden. Bovendien wordt het natuurgebied omringd door mensen en bedrijven, waardoor de kwetsbaarheid en de blootstelling ook hoog scoren.
Schuiven de natuurbranden steeds verder op naar het noorden?
Baetens: De afgelopen jaren hebben we natuurbranden gezien in regio’s waar ze niet verwacht werden. Zo had je branden in Scandinavië, Ierland, Nederland, Noord-Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Tien of zelfs vijf jaar geleden vormen die daar zeker geen prioriteit.
Moeten we onze preventieve aanpak in België aanpassen?
Baetens: In België zien we dat de grootste risicogebieden zich volgens de nieuwe kaart momenteel in de Antwerpse en Limburgse Kempen en de Hoge Venen bevinden, maar ook in grote delen van Oost-Vlaanderen en Belgisch-Lotharingen. Tijdens warme en droge periodes wordt in bepaalde gebieden preventief gereageerd door natuurgebieden af te sluiten, brandtorens te bemannen en extra waakzaam te zijn. Maar in de natuurgebieden in Oost-Vlaanderen staan geen brandtorens, ook al heerst in een groot deel van die provincie een hoog tot zeer hoog brandrisico.
Omdat we in ons land een gematigd klimaat kennen, gaan we ervan uit dat we hier niet meerdere natuurbranden tegelijk kunnen hebben. Toch zien we dat nu wel gebeuren in Frankrijk, waar de natuurbranden zich niet langer alleen in de mediterrane regio voordoen, maar ook in het noorden van het land. Het materiaal en de mensen die nodig zijn om het vuur te blussen, kunnen niet op verschillende plekken tegelijk ingezet te worden.
België doet voor luchtondersteuning vaak een beroep op de buurlanden, wat dus problematisch zou kunnen worden, want de omringende landen hebben zelf hun materiaal nodig en willen het snel kunnen inzetten op hun grondgebied. Daarin zit dus wel een boodschap voor de overheid. Aangezien natuurbranden vaker zullen voorkomen, moeten we nog meer inzetten op inventarisatie, preventie en een betere uitrusting. We beleven nu de vijfde warme en droge zomer in zes jaar tijd. We kunnen dus maar beter goed voorbereid zijn.
Kunnen overheden nu al met de nieuwe kaart aan de slag?
Baetens: Zeker wel, dat is een van de redenen waarom de kaart sneller dan verwacht gepubliceerd werd. We beleven een lange, warme en droge periode en mensen beginnen zich af te vragen waar de risicogebieden liggen. Op de nieuwe kaart is het natuurbrandrisico in Europa en de omringende landen goed te zien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier