Landbouw zonder chemische insecticiden onmogelijk? In Afrika kan het

AArdappelvelden nabij Volcanos National Park, Rwanda. © Getty Images

Als reactie op de klimaatuitdaging probeert de Rwandese regering terug te keren naar de gewoonten van haar voorouders.

Elke ochtend klimt Patrick twee kilometer naar de plantages van zijn familie op een hoogte van 2900 meter, aan de voet van het Volcanoes National Park in het noordwesten van het Rwanda. Hij doet dit vaak met een kruik van dertig liter op zijn rug. De kruik bevat Tafgor, een krachtig insecticide.

De afgelopen jaren is de opbrengst op grotere hoogte gedaald. ‘Nu hebben we kunstmest nodig’, zegt Patrick, ’terwijl mijn vader ons vertelde dat de grond in de jaren 1970 veel vruchtbaarder was.’

François, 64, is het met zijn zoon eens. ‘Het land was zeer geschikt voor pyrethrumplantages (een natuurlijk insecticide, nvdr) toen ik hier aankwam.’ De man ‘verhuisde zelfs in 1963 naar hier omdat we het voor de overheid moesten produceren’. Hij voegt eraan toe: ‘we hadden het niet nodig, het werd voornamelijk geëxporteerd.’

Voor François is er maar één schuldige voor de landbouwproblemen: klimaatverandering. ‘Pyrethrum kan niet meer groeien. Er is niets veranderd sinds ik hier ben, behalve het klimaat. De temperaturen in Rwanda stijgen voortdurend en er zijn nieuwe insecten verschenen, zoals bepaalde soorten rupsen die aan onze plantages knagen’, klaagt de boer.

Overbevolking

Terwijl de vader van het gezin gefrustreerd is door de introductie van chemische insecticiden, is de 48-jarige Théoneste niet vies van het gebruik ervan. Hij bezit verschillende percelen in de omgeving, niet ver van Kareba, een dorp op een paar kilometer van François’ land. ‘De situatie is veranderd. We zijn overbevolkt en we hebben de aard van de grond veranderd’, klaagt Théoneste. In Rwanda, een land van 26.338 km2 (kleiner dan België), wonen ongeveer veertien miljoen mensen, een toename van 369,3 procent sinds 1960 (2,94 miljoen). Met 441 inwoners per vierkante kilometer is het sinds 2015 het op één na dichtstbevolkte land van Afrika.

Wetenschappelijk onderzoek naar de Rwandese bodem geeft de boer gelijk. Volgens onderzoek van de Food Security Portal, een databank die is opgezet door de Europese Commissie, ‘maakt de groeiende bevolking van Rwanda de situatie nog ingewikkelder. In een poging om meer mensen te voeden, is de landbouwproductie uitgebreid naar kwetsbaardere omgevingen zoals heuvels en wetlands. Deze uitbreiding heeft geleid tot bodemerosie, overmatig gebruik van bodemvoedingsstoffen en habitatverlies.’

Voor Théoneste is de bevolkingsgroei niet de enige oorzaak van zijn problemen. ‘Het bos is gekapt om meer ruimte te maken voor akkers. Sindsdien zijn de seizoenen niet meer hetzelfde en de bodem ook niet, door de verandering in biodiversiteit.’ Eind jaren 1960 verdween een deel van het bos van  Volcanoes National Park om plaats te maken voor een veelheid aan pyrethrumvelden, een van Rwanda’s belangrijkste gewassen in die tijd, samen met bananen, bonen, maïs, aardappelen, maniok en rijst.

Maar sinds een paar jaar groeien er met moeite groenten, fruit en pyrethrum. Théoneste ergerde zich destijds aan de ontginning van het land. Wat hem betreft had het geen zin. ‘De regering besloot het land terug te geven aan het park. Een heel goed idee, maar de kaalslag heeft al schade aangericht die waarschijnlijk onomkeerbaar is’, verzucht hij. Nu gebruik ik kunstmest en daardoor kan ik het schoolgeld van mijn kinderen betalen. Landbouw zonder chemische insecticiden is onmogelijk…’

Terug naar vroeger

Onmogelijk? Niet voor de Rwandese regering. Landbouw speelt een centrale rol in de economie van het land en is goed voor 33 procent van het BBP. Meer dan 72 procent van de bevolking werkt in de landbouw. Volgens de Food Security Portal is ‘meer dan 90 procent van het verbouwde voedsel bestemd voor binnenlandse consumptie’. Als reactie op het tekort aan ruimte, het opbrengsttekort en de klimaatuitdaging – gekenmerkt door een toename van stortregens – heeft de regering besloten om te proberen terug te keren naar de gewoonten van haar voorouders. ‘Dus zetten we coöperaties op om de knowhow van boeren te verbeteren’, legt Innocent uit, een agronoom van de ngo Practical Action.

In de schaduw van een grote bananenboom in het district Kirehe, in het uiterste oosten van Rwanda, analyseert Innocent de kwaliteit van de grond en de natuurlijke meststoffen die de coöperatie produceert. ‘Sinds 2007 gebruikt Rwanda steeds meer kunstmest om aan de groeiende vraag te voldoen. Toch is het land niet in staat om zelfvoorzienend te zijn en is het afhankelijk van de import van landbouwproducten. Dus om de bodem te behouden en aan de toekomst te denken, leren we boeren die dat willen om hun manier van boeren te veranderen’, zegt de agronoom trots.

Dominique, 56, kijkt vol bewondering naar Innocent. De bananenboom waaronder hij staat is van hem. Aan de voet van zijn bomen bedekken bananenbladeren de grond. ‘We hebben veel problemen met het weer. In de zomer is het te heet en droog, en in het regenseizoen verdrinkt het land. Onze voorouders hadden geen kunstmest, dus we grijpen terug naar hun technieken. Om het vocht in de grond te houden is een laag bladeren voldoende en om het te beschermen tegen de stortvloeden die uit de bergen naar beneden komen, leren we de leden van de coöperatie hoe ze moeten irrigeren.’

In zijn crèmekleurige overhemd en jasje straalt Dominique: ‘Mijn productie is veranderd sinds ik alleen nog maar natuurlijke meststoffen gebruik. De grond regenereert zichzelf en mijn bananen zijn van betere kwaliteit.’ Dominique verbouwt pas bananen op zijn eigen land sinds hij lid is van de coöperatie. Daarvoor mengde de boer te veel gewassen en ‘beschadigde hij zijn land’, aldus Innocent.

Omdat Rwanda gehinderd wordt door een snelle demografische expansie zal het waarschijnlijk niet de ruimte of de gewassen hebben om zelfvoorzienend te worden op het gebied van grondstoffen. Voor Innocent is dit ‘de andere kant van de medaille’: de grond is aangetast en het ecosysteem ligt overhoop. Vivine, ook lid van Practical Action, wijst erop dat chemische meststoffen wel nog worden gebruikt voor massaproductie, zoals ananas. Of bonen om de verschillende gemeenschappen in het land te voeden. De mensen in ons land moeten leren dat een deel van hun voedsel kunstmatig wordt geproduceerd en dat er een balans moet worden gevonden. Dat is wat we proberen over te brengen.’

‘Agrarische revolutie’

In de verte kijken een paar mannen en kinderen naar Vivine en de groep boeren om haar heen. ‘Niet iedereen in het dorp maakt deel uit van de coöperatie, we moeten alle inkomsten delen en we dwingen niemand om lid te worden’, benadrukt ze. Bovendien is niet iedereen in het gebied blij met de ervaring. Tegenover Dominiques veld zien de bananenbomen er niet goed uit. Het veld is gedeeltelijk leeg en de bomen zien er bleek uit. ‘Ze zien het nut er niet van in om hun schamele loon te delen en ze willen niet geholpen worden door de overheid, maar ze worden jaloers op wat ze niet krijgen, dus het is een beetje ingewikkeld’, zucht Vivine. Het is het enige dat haar goede humeur bederft en haar soms ontmoedigt.

Maar dit is niet de eerste keer dat ze dit doet. Het project wordt ook ontwikkeld om de Burundese en Congolese vluchtelingengemeenschap te helpen die gevestigd is aan de rand van het district Kihere in het Mahama-kamp (58.248 vluchtelingen volgens de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de VN). ‘We hebben hetzelfde systeem geïnstalleerd in de velden die grenzen aan Mahama en de boeren die daar werken zijn opgetogen en drijven nu handel met de boeren in de dorpen. We staan aan de vooravond van een agrarische revolutie’, zegt de jonge vrouw tevreden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier