Klimaatauteur Kim Stanley Robinson: ‘We kunnen nog altijd in het bestcasescenario belanden’
Volgens de Amerikaanse auteur Kim Stanley Robinson leven we in de ‘Trembling Twenties’, de paniekjaren. ‘We moeten een koolstofvrije economie optuigen, anders vernietigen we de biosfeer en stort de beschaving in elkaar. Natuurlijk veroorzaakt dat verwarring.’
Een moedwillig utopische sciencefictionauteur, zo omschrijft Kim Stanley Robinson zichzelf het liefst. Zijn boeken, of ze nu over Mars of de aarde gaan, bieden uitzicht op betere werelden. In Ministry for the Future, zijn klimaatverhaal uit 2020 dat nu in het Nederlands verschijnt als Het ministerie voor de Toekomst, schetst hij een zeer nabije toekomst waarin de mensheid eindelijk besluit de klimaatcrisis en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken. Aanjager van de verandering is het ministerie voor de Toekomst, dat onder de vleugels van de Verenigde Naties in een onbeduidend kantoor in Zürich huist.
Terwijl India verteerd wordt door een moordende hittegolf en vluchtelingen in veiliger landen op onderdak hopen, houden minister voor de Toekomst Mary Murphy en haar team de wereld rigoureus aan haar klimaatbeloftes. Daarbij ontwikkelen ze een breed palet aan klimaatmaatregelen, waardoor het boek leest als een inventaris van alles wat mogelijk is.
Chaotische jaren
Het boek werd een bestseller. Dat voormalig president Barack Obama het in 2020 tipte als een van zijn topboeken hielp, maar er speelde meer. ‘Blijkbaar hongerden mensen naar dit verhaal’, vertelt Robinson vanuit zijn werkkamer in Davis, Californië via Zoom. ‘De komende tien, twintig jaar zullen chaotisch zijn, met een kwaadwillige politieke strijd, met echt geweld zoals we nu al zien in de oorlogen die uitbreken. Maar de toekomst ligt open, we kunnen nog altijd in het bestcasescenario belanden, zeker als we blijven doorzetten en we ons niet laten overweldigen door rampen. Het is zoals Antonio Gramsci al uitlegde. De oude orde valt uit elkaar, de nieuwe orde moet nog geboren worden, het interregnum voelt onwennig en bevreemdend. Daar zijn we nu. Maar ondanks alle angst en onzekerheid mogen we vooral niet vergeten hoe snel de zaken aan het veranderen zijn. Dus, nee, ik blik allesbehalve somber vooruit.’
De toekomst ligt open. We kunnen nog altijd in het bestcasescenario belanden.
Wie door de ogen van Robinson kijkt, ziet bijvoorbeeld hoe de verbeelde toekomst van Ministry for the Future zich nu al in de werkelijkheid vertaalt. De Verenigde Naties hebben in september 2024 een Future Summit gepland, grote centrale banken hebben zich verenigd in het Network for Greening the Financial Sector (NGFS) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zoekt uit hoe ze van duurzaamheid niet langer een bijkomstigheid maar het uitgangspunt van internationale handel kan maken.
‘Soms lijkt Ministry for the Future geen toekomstroman maar historische fictie uit 2019’, zegt Robinson met een glimlach. ‘Donald Trump was nog president en mensen hadden de ernst van de klimaatcrisis niet door. Dat is ondertussen veranderd. Door de covidpandemie, door de toenemende klimaatrampen. Wat vijf jaar geleden amper besproken of benoemd werd – dat we moeten stoppen met fossiele brandstoffen – staat nu centraal in het debat en de onderhandelingen.’
Ondertussen hebben politici zoals de Franse president Emmanuel Macron het wel over een pauzeknop voor klimaatbeleid. De Britse premier, Rishi Sunak, kondigde zelfs aan de politiek van klimaatneutraliteit terug te schroeven.
Kim Stanley Robinson: Ik vrees dat dat de venijnige politieke strijd van de komende tijd wordt waar ik net naar verwees. Overal ter wereld zullen partijen opduiken die beweren of beloven dat de strategie van ‘natiestaat, bouw een muur, word een burcht, bescherm het eigen volk, de rest van de wereld kan de pot op’ volstaat om de polycrisis waarin we zitten af te slaan. Het is een fantasie, een sprookje. Een waar mensen graag in geloven. Het komt tegemoet aan ons verlangen naar simpele antwoorden.
We zien het in Hongarije, in het Verenigd Koninkrijk met de Conservatieve Partij, in de Verenigde Staten met Trump en de Republikeinen. Maar de realiteit is anders. In een wereld waarin we een atmosfeer delen, kun je je niet verschansen in een fort. Er zal geen land zijn dat niet wordt geteisterd door klimaatrampen.
De enige werkbare oplossing is internationale samenwerking, en dat is waar de andere kant voor staat. Noem het de realistische partijen. De partijen die zeggen: of we het nu willen of niet, we zullen moeten samenwerken met mensen aan de andere kant van de wereld, mensen die we niet kennen en die we misschien niet eens graag hebben. Maar het is niet langer een politieke keuze, het is noodzakelijk voor de menselijke beschaving.
Met het ministerie van de Toekomst als drijvende kracht van wat u in uw boek ‘the Great Turn’ noemt, dicht u de Verenigde Naties meer impact toe dan ze in werkelijkheid lijken te hebben.
Robinson: Dat klopt, al opereert het ministerie in mijn boek vanuit een bescheiden kantoor in Zürich. Het is makkelijk om het ministerie te negeren en te vergeten. Het is precies wat er gebeurt met de internationale diplomatie van de Verenigde Naties. Als puntje bij paaltje komt, kan het de Verenigde Staten, China en andere grote landen geen zak schelen wat de Verenigde Naties doen of willen.
We moeten niet opereren als natiestaten maar als lidstaten. Lidstaten van deze planeet.
De cruciale vraag van vandaag is of wetenschap en diplomatie onze reddingsboeien kunnen zijn. Ik hoop het. Ze zijn een bewijs van onze menselijkheid. Natiestaten die onderling een nulsomspel spelen, waarbij de ene wint want de andere verliest, zal de biosfeer enkel verder ontwrichten. We moeten de regels van het spel veranderen zodat we niet langer opereren als natiestaten maar als lidstaten. Lidstaten van deze planeet. Kijk, een land op zich kan amper een koolstoftaks invoeren. Maar als een internationaal orgaan een prijs plakt op uitstoot en vervuiling, dan is die overal en voor iedereen gelijk.
Een van de meer doeltreffende maatregelen in Ministry for the Future is de ‘carbon coin’, het omgekeerde van een taks. Mensen, landen of bedrijven worden betaald voor alle fossiele brandstoffen die ze níét gebruiken.
Robinson: Mij lijkt het een noodzakelijke aanvulling bij een koolstoftaks. Je betaalt voor wat je uitstoot en je krijgt geld voor wat je niet uitstoot, of voor de CO2 die je uit de lucht haalt. Het wonderlijke is dat ik na de publicatie van het boek ontdekt heb dat het idee van de carbon coin de ronde doet in internationale financiële kringen. Het Network for Greening the Financial System, een soort coalition of the willing van de grote centrale banken, heeft het opgenomen in een van zijn publicaties.
Ik hou van de carbon coin omdat het een eenvoudig idee is, te eenvoudig waarschijnlijk, maar het was mijn manier om me een weg door het veld van financiële technologieën te banen die narratief interessant was en die duidelijk maakte dat een hervorming van het financiële en monetaire systeem cruciaal is. Het geld moet gaan naar wat we nodig hebben, naar wat het leven voor mensen, dieren en planten verbetert. Niet naar wat ons vernietigt.
Ik pleit voor een carbon coin: je betaalt voor wat je uitstoot en je krijgt geld voor wat je niet uitstoot.
Volgens het Internationaal Monetair Fonds vloeide er in 2022 alleen 6550 miljard euro overheidsgeld naar de fossiele industrie, goed voor 7,1 procent van het globale bbp. In België worden de bedragen op 20 miljard euro geschat.
Robinson: Dat is pure waanzin. Het is een symptoom van de fossiele invloed op politieke systemen en beslissingen. Politici vertegenwoordigen niet de werkelijkheid van een planeet met negen ecologische grenzen, maar wel fossiele bedrijven die – zoals we ondertussen weten – vergif verkopen.
Maar ze hoeven dat niet te doen. Ze kunnen er van vandaag op morgen mee ophouden. Publieke druk, journalistiek, onderwijs, literatuur, de hele brede cultuur kan politici vertellen dat dit niet langer aanvaardbaar is, dat het duidelijk corrupt en destructief is. Mensen begrijpen dat. Steeds beter. Mensen begrijpen dat we drastisch moeten veranderen. Echt veranderen. Niet doen alsof.
‘Er is genoeg voor iedereen’, schrijft u ook. ‘Er hoeven geen mensen in armoede te leven. Er hoeven geen miljardairs te zijn. Genoeg zou een mensenrecht moeten zijn.’ Bill Gates las uw boek en verklaarde dat hij een fan was. Denkt u dat hij dit ook gelezen heeft?
Robinson: In zijn commentaren serveerde hij de carbon coin af als een onhaalbaar verzinsel. Dat vond ik tekenend. Het toont aan hoe hij een gevangene is van zijn eigen paradigma. Alsof kapitalistische investeringen en technologisch optimisme zullen volstaan. Alsof rechtvaardigheid geen deel is van het probleem en van de oplossing.
Op zich kun je het hem niet eens kwalijk nemen. Als miljardair leef je per definitie gescheiden van de realiteit. Natuurlijk doen zijn ex-vrouw en hij goede dingen in deze wereld. Maar allemaal in de context van liefdadigheid. Alleen klopt het niet dat als alle miljardairs lieve mensen zijn de wereld beter af zou zijn. Dat is pas een sprookje.
Als we nu niet handelen, valt geweld niet langer uit te sluiten.
Progressieve belastingen, overheden die de regie over de economie in handen nemen zodat er geen miljardairs bestaan, zijn noodzakelijke, structurele oplossingen. Dus nee, ik denk niet dat hij het boek helemaal begrepen heeft. Maar doordat Gates mijn boek tipte als zomerlectuur werd ik ontdekt door lezers die denken dat Gates de moeite waard is om naar te luisteren. Het is een vreemde bende. Maar wel een grote bende. Ik klaag niet.
Ministry of the Future is opgedragen aan literatuurcriticus en marxistisch denker Fredrik Jameson.
Robinson: Hij was mijn professor in het tweede jaar van mijn universitaire studie en is al die tijd, vijftig jaar, mijn leraar gebleven. Het was een wonderbaarlijke intellectuele vorming. Altijd bleef hij ons erop wijzen dat je om de wereld te begrijpen de machtsverhoudingen moet blootleggen.
Hij heeft me ook geholpen met dit boek. Hij was mijn eerste lezer. ‘Help, Kim, wat een boeltje’, zei hij. Als ik echt van plan was om er zo’n boeltje van te maken, met al die gezichtspunten, al die locaties, al die anonieme stemmen, dan raadde hij me aan om dat zo snel mogelijk aan de lezer duidelijk te maken. Vanaf het tweede hoofdstuk.
Daarin laat u in een tiental regels de zon aan het woord.
Robinson: Dat is de heerlijke vrijheid van de sciencefictionauteur. Ik kan bomen, stenen, rivieren, buitenaardse wezens laten spreken. Iedere mens heeft een ecologisch onderbewustzijn. Zo noemt een vriend van mij het. We houden ervan als bomen praten of als mensen communiceren met valken. Precies omdat we deel zijn van al dat leven om ons heen. Ook al hebben we de neiging dat te vergeten.
De bekendste uitspraak van Jameson is dat het blijkbaar makkelijker is om je de extreme beschadiging van de aarde en de natuur voor te stellen dan de instorting van het late kapitalisme. De oplossingen die u presenteert in The Ministry blijven opvallend binnen de lijnen van het kapitalisme.
Robinson: Ik vermoed dat Jameson me wat te conservatief vindt in wat ik in The Ministry allemaal bedenk. Maar ik wilde vooral dat het boek voor zo veel mogelijk mensen geloofwaardig kon zijn. Ik heb teruggegrepen naar John Maynard Keynes. Als je weet dat je ongeveer tien jaar hebt om drastisch van koers te veranderen, vertimmer je dan het hele systeem, of gebruik je het systeem dat je hebt? Dat regeringen de economie in handen nemen, is voorstelbaar, het kan echt gebeuren want het is al gebeurd. Het is geen revolutie, het is geen utopie, het is haalbaar.
Geweld is een reëel onderdeel van de verandering die u beschrijft. Mensen sterven. Privéjets ontploffen. Cementfabrieken worden gedynamiteerd. De klimaatbeweging zweert bij geweldloos verzet, maar de Zweedse historicus Andreas Malm stelt daarbij de vraag of sabotage van fossiele installaties wel geweld is.
Robinson: Het is de oncomfortabele zone van het verhaal. Ik beschouw het als een waarschuwing. Als we nu niet handelen, dan valt geweld niet langer uit te sluiten. De klimaatcrisis is voor mensen in het Zuiden nu al een vorm van traag geweld. Het is een aanslag op arme mensen, die weer het slachtoffer zijn van een ramp die de rijke wereld veroorzaakt heeft.
Wat ik achteraf betreur, is dat ik Malm niet gelezen heb voor ik The Ministry schreef. Dan had ik een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de vernietiging van eigendom en het doden van mensen. Het eerste, wel, ik denk dat het hoe langer hoe meer gerechtvaardigd is, terwijl het tweede dat nooit kan zijn. Het is een van de zaken die ik anders had geschreven mocht ik het opnieuw doen.
Ik ben geen expert in twintig verschillende disciplines, ik weet wel dat dit het verhaal van onze tijd is.
Zijn er nog zaken waar u nu anders naar kijkt dan in 2019, toen u het boek schreef?
Robinson: Ik schrik soms van de somberte die uit sommige zinnen spreekt. Het was de somberte die ik toen voelde. ‘The thirties were the zombie years’, bijvoorbeeld. Ik geloof niet dat dat zal gebeuren. Ik weet niet wat de jaren 2030 brengen, de zombiejaren liggen in ieder geval achter ons. We doen niet voldoende en we doen het niet snel genoeg, maar we doen niet alsof alles goed gaat. Dit zijn paniekjaren.
De oorlog van Rusland in Oekraïne is een uiting van die paniek. Wat doe je als je economie voor 60 procent uit fossiele industrie bestaat, en het totale bankroet dreigt omdat de wereld zonder fossiele energie verder moet? Een antwoord, het foute, is: panikeren en je buurland, de broodmand, binnenvallen. Ik beschouw dit als een klimaatoorlog.
Als auteur van sciencefictionboeken wordt u overal op internationale fora gevraagd alsof u een boek over de realiteit schreef. Hoe bevreemdend is dat?
Robinson: Het heeft me geleerd wat de kracht van dit boek is. Mensen willen dat het gebeurt. Dat dit de toekomst of een mogelijke toekomst is. Ik zou me er makkelijk vanaf kunnen maken door te zeggen dat het maar een verhaal is. Dat wil ik niet. Ook al ben ik geen expert in twintig verschillende disciplines, ik weet wel dat dit het verhaal van onze tijd is.
Onze relatie met de biosfeer zal alle andere verhalen overheersen. En dan vind ik het boeiend om te polsen hoe studenten in managements- en businessopleidingen bijvoorbeeld naar rechtvaardigheid kijken. Ik stel vast dat die scholen, ondanks hun prestige, behoorlijk slecht zijn in het onderwijzen van de realiteit.
Om het over die realiteit te hebben: eind deze maand begint de COP28 in Dubai.
Robinson: ‘Het eindigde niet goed’, schrijf ik erover in mijn boek.
Maar zelfs u kon niet verzinnen dat de directeur van het nationale oliebedrijf, Sultan Al Jaber, ook de voorzitter van de internationale klimaatonderhandelingen is.
Robinson: Het is zo’n voorbeeld van de werkelijkheid die sterker is dan de fictie. Men zou het niet geloven mocht ik het verzinnen. Toch denk ik niet dat het betekent dat deze Klimaattop gekidnapt is door de fossiele industrie. Ik heb COP26 meegemaakt. Daar waren 40.000 mensen en wat de voorzitter zegt, is niet zo belangrijk. In zijn rol zal hij toegevingen moeten doen.
Hoe zorgen we ervoor dat de olie in de grond blijft? Dat is de centrale vraag.
Misschien is het zelfs goed dat er een Klimaattop plaatsvindt in een petrostaat. Het brengt de discussie recht in het hart van een land dat drastisch en radicaal moet veranderen. Meneer Al-Jaber kan misschien wel beweren dat de wereld nog lang olie nodig heeft, maar dat is een leugen. We moeten stoppen met fossiele brandstoffen, of we slopen het heden en de toekomst. Hoe zorgen we ervoor dat de olie in de grond blijft? Dat is de centrale vraag. Als de president van de COP slim is, dan probeert hij een deal te sluiten over de uitfasering van fossiele brandstoffen zodat zijn bedrijf niet met lege handen en gestrande activa achterblijft.
U hebt het al een paar keer herhaald: we weten wat we moeten doen, en toch doen we het niet. Wat houdt ons tegen?
Robinson: Een aantal zaken. Sommige onschuldig, andere misdadig. Er is de pad-afhankelijkheid. We hebben al een infrastructuur die ons in leven houdt en die is volledig gebouwd op fossiele brandstoffen. De olie stroomt door onze aderen. We eten bij wijze van spreken olie. Dat is een.
En dan heb je de gevestigde belangen. Ze weten dat ze moeten veranderen. Ze weten het al sinds de studies die zelf deden in de jaren 1970. Hoe langer ze met de voeten slepen, hoe groter hun schuld tegenover het leven op deze planeet. Het is niet gewoon schuldig verzuim. Het is crimineel verzuim.
Op 7 november is Kim Stanley Robinson te gast in Bozar. Info en tickets: www.bozar.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier