De wederopstanding van de deurklink: hoe kunnen we bouwmaterialen een tweede leven geven?
De hoeveelheid afval in de bouwsector tart alle verbeelding. Om de buitensporige verspilling te stoppen, zette de coöperatieve vennootschap Rotor DC een project op dat zich richt op de recuperatie van bouwmaterialen. Het hergebruik van bouwmaterialen kent steeds meer bijval, vooral bij bedrijven en architecten.
Het depot van Rotor DC in Anderlecht is toegankelijk voor professionals uit de bouwsector, maar ook voor het grote publiek. Het aanbod is indrukwekkend: lampen, deurklinken, kapstokken, meubels afkomstig van kantoren en onthaalruimtes, keramische tegels, tot en met enkele mooie glazen van Val Saint-Lambert. Ook buiten wachten zorgvuldig gekuiste bouwelementen (klinkers, bakstenen…) op een tweede jeugd.
In de bouwsector is de ontginning van grondstoffen aanzienlijk.
‘De hoeveelheid bouwafval rijst wereldwijd de pan uit’, zegt Lionel Devlieger, medeoprichter van Rotor. ‘In België ging het om 11 miljoen ton in 2004, in 2016 verdubbelde dat cijfer net niet. Die afvalberg is het vertrekpunt van Rotor. Niet alleen het afvalbeheer is een grote kopzorg, ook het gebruik van nieuwe materialen heeft een grote impact op het milieu. In de bouwsector is de ontginning van grondstoffen aanzienlijk. Gelukkig groeide in de sector sinds het begin van de 21e eeuw het besef dat hij mee verantwoordelijk is voor de stijgende broeikasgasuitstoot. Maar hoewel de CO2-uitstoot van nieuwe woningen en gebouwen daalde, veroorzaken de productie en het gebruik van bouwmaterialen nieuwe problemen.’
Het hergebruik van bouwmaterialen vindt stilaan ingang, maar is lang nog niet de norm. ‘De trend van de almaar kortere levensduur van gebouwen is niet langer houdbaar. Daar ligt onze prioriteit: bestaande gebouwen behouden en hun energieprestatie verbeteren.’
Verspilling is niet van alle tijden
Maar veel eigenaars doen nog altijd liever hun woning van de hand, vaak uit financiële of praktische afwegingen. Lionel Devlieger: ‘Een nieuw huis zetten is voor alle betrokken partijen (ingenieurs, architecten…) makkelijker beheersbaar. Het is een gemakkelijkheidsoplossing waarmee je ook de kosten in de hand kunt houden. Je begint van nul en je zet iets nieuws neer. Maar als de afbraak van een pand niet meer te vermijden valt, is het belangrijk om zo veel mogelijk materialen te recupereren, die elders een tweede en zelfs derde leven kunnen leiden.’
‘Die praktijk bestaat al sinds mensenheugenis. Er zijn mooie voorbeelden van te vinden in de architectuur van het oude Rome of de middeleeuwen, en de praktijk bleef gangbaar tot in de 19e eeuw. Het was zeer gebruikelijk om het metselwerk van gebouwen te ontmantelen en de stenen te recupereren. De natuurstenen werden altijd gerecycled, net als het hout en pleisterwerk. Helaas verdween die traditie volledig in de 20e eeuw als gevolg van de evolutie van de arbeidskost en de komst van werfmachines die het puin van sloopwerken snel konden opruimen. Die trend ontwikkelde zich in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Bouwen in de plaats van renoveren droeg bovendien bij tot de economische relance, een nieuwe ontwikkeling met de Verenigde Staten als voorloper (na de beurscrash van 1929). Een andere belangrijke factor was, ook bij ons, de introductie van fiscale stimuli voor nieuwbouw, waardoor de gemiddelde levensduur van gebouwen zich tot tussen 25 en 40 jaar beperkte.’
Het puin van perfecte materialen
Lionel Devlieger ontmoette Maarten Gielen en Tristan Boniver in 2005 en een jaar later richtten ze de vzw Rotor op. ‘Destijds steunde het beleid van de openbare instanties op drie pijlers: 1. Verminderen, 2. Hergebruiken, 3. Recyclen. In de praktijk werd echter vooral recyclen gestimuleerd. We stelden tot onze verbijstering vast dat perfect herbruikbare materialen toch tot puin werden herleid.’
Uit de vzw Rotor groeide in 2016 de coöperatieve (Rotor DC) als een spin-off project. ‘Ik ben ingenieur-architect van opleiding, Tristan is architect en Maarten ondernemer. De opleiding architectuur bereidt studenten niet voor op een duurzame visie, ze maakte enkel gewag van een evolutie in het gebruik van materialen en grondstoffen. Met Rotor vertalen we dat naar een hedendaagse context. Uiteraard zijn we alle drie doordrongen van het belang van het leefmilieu.’
Gered van het stort
In het begin concentreerde Rotor zich op de bouwsector zelf. ‘We bezochten bouwbedrijven en recupereerden materialen uit hun containers om er andere producten mee te maken, vooral design. De bedoeling was om een gegevensbestand van het afvalmateriaal op te bouwen. Later evolueerde onze aanpak en begonnen we ons meer op consultancy te richten. We begeleiden nu private en openbare aanbestedingen voor grote werven. We willen de recuperatie van materialen van een werf optimaliseren en sloten daarover overeenkomsten met een aantal bedrijven en openbare instellingen. We bieden ook een bewaar- en verkoopdienst waar bouwondernemingen hun materialen zelf kunnen leveren en ontmantelen. We zorgen voor de verkoop, met inbegrip van de opslag, de reiniging, de fotografie, het online plaatsen… Op die manier kan de ondernemer zich ontdoen van overbodige materialen die anders op een stortplaats waren beland. En de opbrengst van de verkoop wordt in twee gedeeld.’
In de opslagplaats is een kantoor beschikbaar van waaruit de architecten en hun klanten de beschikbare materialen kunnen overschouwen en waar ze samen kunnen fantaseren over een origineel project. Het mag gezegd, de omgeving stimuleert mensen om hun verbeelding de vrije loop te laten.
Grenzeloos recupereren
Rotor lag aan de basis van de oprichting van FCRBE ( Facilitating the Circulation of Reclaimed Building Elements), een Europees project om de internationale uitwisseling van competenties inzake hergebruik van bouwmaterialen te bevorderen. Deelnemende landen zijn Nederland, België, Frankrijk en Engeland.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier