Piet Ruig

‘Klimaatbeleid is duur, maar klimaatrampen opkuisen is eindeloos veel duurder’

Piet Ruig Researcher bij FairFin

‘Terwijl we op het punt staan om dit jaar nog de 1,5 graad te overschrijden, blijft het speuren naar daadwerkelijk financieel realisme over klimaatinvesteringen in de Belgische politiek’, schrijft Piet Ruig van Fairfin naar aanleiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties in Bakoe.

Wie zich zorgen maakt over de klimaatcrisis, heeft pittige weken achter de rug: een rapport van de VN verklaarde het doel van het akkoord van Parijs om klimaatopwarming tot 1.5 graad te beperken zo goed als dood, in Spanje stierven meer dan 200 mensen bij ongeziene overstromingen veroorzaakt door extreme weersomstandigheden, en tot overmaat van ramp werd Donald Trump verkozen tot nieuwe president van Verenigde Staten. Onder Trump, die tijdens zijn verkiezingsspeech olie prompt “vloeibaar goud” noemde, dreigen de VS een verbijsterende 4 miljard ton extra CO2 uit te stoten dan onder de Democraten, zo berekende onderzoekswebsite Carbon Brief.


Maar wie hoopte dat deze dreigingen tot meer daadkracht en urgentie aan deze kant van de oceaan zouden leiden, komt bedrogen uit. Hoewel de meeste Europese politici beweren de ernst van de klimaatcrisis te erkennen, lijden ook in België en de EU beleidsmakers aan een gebrek aan realiteitszin, met name op gebied van klimaatfinanciering.
Dat bleek eens te meer in aanloop naar de COP29, de jaarlijkse VN-klimaattop, die deze week begon in Bakoe, Azerbeijan.

De vraag hoe de kosten van de energietransitie te verdelen én de schade ten gevolge van de klimaatcrisis te compenseren staan centraal in de
onderhandelingen. Het belangrijkste doel is een zogenaamd “New Collectively Quantified Goal” (NCQG), een richtbedrag voor de klimaatinvesteringen van rijkere landen in armere landen. Het oude doel van 100 miljard dollar per jaar, uit 2009, wordt alom erkend als volstrekt ontoereikend om de kosten van de klimaatcrisis te dekken, laat staan de energietransitie te bevorderen. Overigens is in de afgelopen 15 jaar dit doel slechts één keer behaald, in 2022.

Om het allemaal nog erger te maken kwam het leeuwendeel van deze investeringen ook nog eens in de vorm van leningen in plaats van échte bijdragen. Ter vergelijking: ActionAid becijferde eerder dit jaar dat ondertussen de fossiele industrie in armere landen meer dan 400 miljard dollar per jaar aan subsidie ontvangt.

Zo blijft klimaatfinanciering nog altijd dweilen met de verkeerde geldkraan open. Maar in plaats van dit soort wanverhoudingen effectief te bestrijden, bleek uit de laatste cijfers dat Europese publieke investeringen stagneren: in 2023 gaf de EU in totaal 28.6 miljard euro uit aan internationale klimaatfinanciering, nagenoeg hetzelfde als de 28.5 miljard uit 2022.

Ondertussen neemt de urgentie voor meer investeringen alleen maar toe. Volgens het laatste rapport van het Climate Policy Institute (CPI) moeten we mondiaal minstens 7
biljoen investeren (ongeveer vijf keer meer dan nu) om maar enigszins in het spoor van de 1,5 graad opwarming te blijven. Hoewel het een positief signaal is dat minister De Praetere überhaupt bij de COP29 aanwezig is, laten deze cijfers zien dat zonder serieuze extra investeringen alle klimaatpraat gebakken lucht blijft.

Maar terwijl we op het punt staan om dit jaar nog de 1,5 graad te overschrijden, blijft het speuren naar daadwerkelijk financieel realisme over klimaatinvesteringen in de Belgische politiek. Het Vlaams regeerakkoord herhaalde haar vermoeide mantra “haalbaar en betaalbaar” en de klimaatparagraaf is op zijn best halfslachtig te noemen, met een
ondermaats klimaatdoel gestoeld op ontoereikende maatregelen, hoewel de deur naar meer ambitie op een kier staat.

Op federaal niveau zijn de vooruitzichten zo mogelijk nog slechter, als de gelekte supernota nog enigszins een indicatie geeft: schrappen van de luchtvaartbelasting, bezuinigingen op de NMBS én een halvering van het budget op ontwikkelingssamenwerking, waar internationale klimaatfinanciering ook onder valt. Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank, deed nog een duit in het zakje door te hameren op de hoge kosten van de klimaattransitie en te pleiten voor blijvende
investeringen in de fossiele industrie.

De schokkende beelden van de overstromingen in Spanje alleen al zouden duidelijk moeten maken dat dit discours de plank volledig misslaat: klimaatbeleid is duur, maar
klimaatrampen opkuisen is eindeloos veel duurder. Het CPI berekende dat tegen het einde van de eeuw de economische kosten van opwarming voorbij de 1,5 graad al minstens het vijfvoudige zullen zijn van de benodigde investeringen om dat te voorkomen. Ook het Netwerk voor Centrale Banken en Supervisoren voor het Vergroenen van het Financieel systeem (waar de Nationale Bank overigens lid van is) benadrukte dat nú inzetten op stevige uitstootreducties een “vertraagde, wanordelijke of disruptieve” transitie kan afwenden, en bovendien goedkoper is.


Hopen op redding door investeringen van de private sector, een geliefd stokpaardje van Europese beleidsmakers, geeft ook blijk van een totaal gebrek aan realiteitszin. Europese publieke klimaatfinanciering stagneerde, maar private investeringen vanuit de EU liepen in 2023 zelfs terug: van 12 miljard tot een schamele 7. Bovendien verliet staatsbank Belfius afgelopen zomer op kousenvoeten haar transitieplan onder het VN-gesteunde Science Based Targets Initiative, en internationaal was er een exodus van de Glasgow Financial Alliance for Net Zero (GFANZ), een vrijwillig kader voor financiële instellingen om zich aan
de Parijsdoelen te houden.


Als we behalve “haalbaar en betaalbaar” ook “leefbaar” klimaatbeleid willen, is het daarom essentieel dat de Belgische en Europese delegatie van de COP zich inzet voor een
daadwerkelijk realistisch klimaatfinancieringsdoel, dat effectief de noden beantwoordt.


Volgens de Independent High-level Expert Group van de VN is dit minimaal een biljoen dollar per jaar. Bovendien is het essentieel dat de vervuiler voor deze investeringen gaat
betalen: de niet aflatende stroom aan fossiele subsidies én astronomische winsten tonen aan dat er meer dan genoeg kapitaal voorhanden is. Ten slotte toont de exodus van de
GFANZ aan dat vrijwillige initiatieven niet genoeg zijn om de financiële sector tot groenere keuzes te dwingen: harde regels zijn broodnodig.


Zolang we onverminderd afkoersen op een opwarming van drie graden of meer is het devies simpel: realistisch klimaatbeleid kan niet ambitieus genoeg zijn. Dat goedkoop
onvermijdelijk duurkoop zal blijken, is misschien nog wel het meest van toepassing op de klimaatcrisis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content