Extreme droogte: wat Vlaanderen kan leren van Australië
De zomer van 2022 staat nu al in de top vijf van de droogste ooit in België, en wat nog onrustwekkender is: het is de vijfde droge zomer in zes jaar tijd. De hitte is lastig, de bijzonder lage grondwaterstanden zijn alarmerend. Kunnen we iets leren van landen die al langer te kampen hebben met extreme zomers? Knack sprak met de Vlaming Valentijn Pauwels, die als hoogleraar aan Monash University in het Australische Melbourne onderzoek doet naar waterbeheer.
Australië heeft normaal cycli van droge en minder droge periodes, die doorgaans tien jaar duren. Het komt uit een ‘natte’ periode, maar kende van november 2019 tot maart 2020 een extreme droogte die tot apocalyptische bosbranden leidde. Ook de voorbije zomer – tijdens de Belgische winter – was in Melbourne erg droog, vertelt Pauwels. ‘Ik woon vlak bij de wetlands, overstromingsgebieden dus, maar die stonden zo goed als droog. Het heeft ook tijdens de winter erg weinig geregend, wat erop kan wijzen dat we opnieuw een droge periode tegemoetgaan.’
Pauwels: ‘Australië heeft een dubbele strategie om met de droogte om te gaan: enerzijds door zeewater te ontzilten, anderzijds door water op te slaan in reservoirs. Dat doen we over het hele land. Naar aanleiding van de zogenaamde millenniumdroogte, die duurde van 2000 tot 2008, besloot de overheid te investeren in de ontzilting van zeewater. Tegenwoordig kunnen we daarmee ongeveer een derde van de waterbehoefte van een stad als Melbourne verzekeren. Na ontzilting wordt de kwaliteit van het water getest, en wordt het naar het hoofdreservoir van Melbourne getransporteerd, zo’n 85 kilometer verderop. Van daaruit kan het naar de overige reservoirs verdeeld worden. Melbourne heeft 10 grote reservoirs en 38 kleinere. De grotere reservoirs slaan water op voor periodes van vijf jaar of langer, de kleinere voor één tot twee dagen. Momenteel gaat het vooral om neerslagwater, de productie van zoet water kan wel opgedreven worden.
Voor waterreservoirs van een tiental vierkante kilometer heb je open ruimte nodig. Die is er in Vlaanderen niet.
Toch is Vlaanderen niet met Melbourne te vergelijken, benadrukt Pauwels. ‘Melbourne heeft ongeveer vijf miljoen inwoners, Vlaanderen ongeveer zes. Melbourne is een zeer uitgestrekte stad en Vlaanderen is een dicht bebouwde regio. Op die vlakken zijn de twee dus min of meer gelijk. Maar daarmee houdt de vergelijking op. Waterreservoirs van een tiental vierkante kilometer of meer installeren, wordt moeilijk in Vlaanderen. Daarvoor heb je open ruimte nodig, en die is er gewoon niet. Telkens als ik naar Vlaanderen kom, verbaas ik me over de manier waarop alles daar in een snel tempo dicht gebouwd wordt. De grondwaterlaag moet gevoed kunnen worden, en hoe dichter bebouwd het land is, hoe moeilijker dat wordt.’
Maar droogtes beheren is niet alleen een kwestie van water ontzouten en opslaan, stelt Pauwels, het is ook een maatschappelijk vraagstuk. ‘Dat gaat om ruimtelijke ordening, milieu, sociaal beleid, industrie en landbouw. De industrie en de landbouw zijn de grootste gebruikers van water, ook zij moeten dus betrokken worden bij het beleid. Dat is zeker niet negatief bedoeld, die sectoren zijn nu eenmaal de hoeksteen van onze welvaart. Hoe het klimaat er binnen twintig of dertig jaar zal uitzien, weet niemand. Je kunt alleen beredeneerde en fysisch onderbouwde voorspellingen maken. Als we daarop afgaan, is het niet onwaarschijnlijk dat Vlaanderen met droogtes zal moeten leren leven. Om dat te beheren is een langetermijnplanning nodig, waarbij de hele samenleving betrokken moet worden.’