David Van Reybrouck schrijft brief aan Albert I: ‘De klimaatopwarming is onze Duitse inval, Sire’
Na de derde week in de Klimaatzaak schrijft David Van Reybrouck een brief aan Z.M. Koning Albert I (1875-1934). ‘Volgens de logica van onze tegenpartijen had U kunnen volstaan met wat losse flodders in Visé op de Duitse troepen af te schieten, in plaats van te strijden tot aan de IJzer en daar jarenlang de vijand tegen te houden.’
“Sire,
Al drie weken zit ik naar U te kijken. In de rechtszaal van het Brusselse Justitiepaleis staat Uw bronzen buste achter het college van rechters dat over de Klimaatzaak moet oordelen. U staat er goed op: ernstig, vastberaden, enigszins melancholiek. Achter U wordt de achterwand gevuld met een metershoog symbolistisch schilderij waarop allerhande pastelkleurige naakten allerhande landelijke activiteiten uitvoeren: de visvangst, de oogst, het lummelen met bedekte genitaliën. Het contrast is schoon. U, in militaire imperméable en met soldatenhelm op, lijkt op wacht te staan bij de kwetsbare, naakte onderdanen Uwer natie, precies zoals U in de Eerste Wereldoorlog niet van de zijde van Uw getroffen soldaten week.
Al drie weken zit ik mij af te vragen wat U van deze hele Klimaatzaak zou vinden. De voorbije dagen waren de advocaten van de Belgische overheden aan het woord, Sire, eigenlijk Uw advocaten dus. Weliswaar is België inmiddels een federaal land geworden—een lange historie waarover ik U graag een andere keer bijpraat—maar de Belgische staat en de drie gewesten verschijnen samen voor de rechter. Ze moeten zich verdedigen tegen de aanklacht van zo’n zestigduizend burgers die vinden dat de overheden niet genoeg doen om hen te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatopwarming.
Ik ben een van die burgers, Sire. Ons land wordt bedreigd, net zoals in 1914. Ons grondgebied dreigt geschonden te worden, net zoals in 1914. Onze bevolking staat groot leed te wachten, net zoals in 1914. Maar anders dan toen zie ik nauwelijks iets van de gloed of de moed om de zaken ten gronde en kordaat aan te pakken. Op 4 augustus 1914, net na de Duitse inval, beloofde U het Belgische volk ‘une résistance opiniâtre‘, koppig verzet, tegen de ellende die naderde. Eigenlijk was U de Zelensky van Uw tijd. Toen U het opperbevel van de Belgische troepen op U nam, noemde U dat ‘mijn recht en mijn plicht’. Vier lange jaren bleef U in de buurt van het front. Maar het lijkt wel alsof onze Belgische politiek vandaag geen eer meer heeft, geen nobel besef van de hoge missie waarmee het volk haar heeft belast. Alsof bestuurlijke verantwoordelijkheid iets relatiefs is geworden, iets optioneels, zelfs in tijden van grote crisis. ‘We zijn op een snelweg naar de hel’, zei VN-secretaris-generaal António Guterres onlangs nog, ‘en dat met onze voet op het gaspedaal’. De klimaatopwarming is onze Duitse inval, Sire, maar Uw bewindslui steken nog even een sigaartje op.
Ik heb de advocaten van de tegenpartijen nochtans met veel goodwill beluisterd. Ik ben niet van mening dat de tegenpartij per se de vijand is. Ik besef dat wat de Klimaatzaak vraagt—een opgelegde reductie van min 61 procent tegen 2030, op straffe van boete—niet niks is en dat daar een grondig debat over mag en moet gevoerd worden. Tijdens de pauzes praat ik dan ook met alle partijen. Het viel mij op dat geen van hen—en ik heb toch circa vijftien uur naar hen zitten luisteren—de bittere ernst van het klimaatvraagstuk miskent of de wetenschappelijke consensus in vraag trekt. Voor negationistische prietpraat is in de rechtszaal geen plaats. Gelukkig maar.
Maar wat ik hoorde, deed mijn oren niettemin meermaals tuiten. ‘Voor wat het verleden betreft, zien wij geen gebrek aan actie’, stelde meester Nathalie Van Damme die de Belgische staat verdedigde. ‘België heeft zijn internationale en Europese verplichtingen gerespecteerd. En ook voor wat de toekomst betreft, wordt alles in het werk gesteld om de beloofde min 55 procent tegen 2030 te halen.’ Hoe dat op zeven jaar gaat lukken, zei ze niet.
Vlaanderen, Wallonië, Brussel, ieder voor zich prezen ze hun eigen voortreffelijkheid en hoe goed ze wel niet het recht op leven vrijwaarden.
Volgens de Europese afspraken moest België tegen 2020 zijn uitstoot met 20 procent terugdringen vergeleken met 1990, Sire. Dat heeft het ook gedaan, met moeite—maar dat cijfer was van meet af aan veel te laag en het Belgische succesje was vooral toe te schrijven aan de bankencrisis van 2008 en de coronacrisis van 2020. Toevalstreffers dus, maar die moffelde meester Van Damme handig weg. Hoe kan Klimaatzaak in alle ernst beweren, ging ze verder, dat België zijn deel niet doet, dat het niet samenwerkt en dat het zelfs de zorgplicht en de mensenrechten schendt? ‘België gedraagt zich juist als een voorzichtige en zorgvuldige overheid. Het moest niet verder gaan dan gevraagd. Er was geen verplichting om de meest strikte normen voor de reductie van broeikasgassen te respecteren.’
Ook de drie gewesten beriepen zich op die logica. Vlaanderen, Wallonië, Brussel, allemaal hadden ze hun best gedaan, de een al meer dan de ander. Het was bijna aandoenlijk om te zien, Sire, hoe ze een voor een bij de rechters hun eigen deugdzaamheid stonden te verkondigen. Het leek wel op een mondeling examen. Dat ze al tien jaar niet of nauwelijks samenwerken, dat er nog steeds geen ernstig geïntegreerd nationaal klimaat- en energieplan ligt, dat er inmiddels duizenden landgenoten zijn te betreuren door hittegolven en luchtverontreiniging, dat alles kwam uiteraard nergens ter sprake. Ieder voor zich prezen ze hun eigen voortreffelijkheid en hoe goed ze wel niet het recht op leven vrijwaarden.
De vraag is wat primeert: de letter of de geest? De afspraken op papier of de kennis van jaren? De minimale eis van Europa of de maximale waarschuwing van de VN? Dat is een discussie waard. Maar de tegenpartijen kwamen keer op keer met een abjecte drogreden op de proppen: België valt onder Europa, Europa valt onder het VN-verdrag, dus België kan volstaan met wat Europa ons vraagt. Maar dat is een manifeste leugen, cher Albert! Vergeef mij dat ik U zo familiair aanspreek, maar hier kan ik echt kwaad om worden. België is immers zélf ook ondertekenaar van VN-Klimaatverdrag. Daarmee heeft het expliciet de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de klimaatopwarming aanvaard. Het kan zich dus echt niet wegsteken achter de Europese reductienorm om zo de dans te ontspringen. Dat is laf, kinderachtig en debiel.
Klimaatzaak vraagt gewoon om volwassen leiderschap, maar waar komen de tegenpartijen mee af? Met een schoolrapport waar net een voldoende op staat. Wordt U daar niet onnozel van, Sire?
Het is niet omdat je met veel moeite en met veel chance een minimale belofte bent nagekomen die je jaren geleden aan Europa hebt gemaakt, dat je ineens van de plicht bent ontslagen om je volle verantwoordelijkheid voor je bevolking op je te nemen. Al sinds de Code Napoléon van 1804 staat de zorgplicht ingeschreven in ons burgerlijk wetboek. En terecht. Wie schade veroorzaakt, zal schade vergoeden. Dat geldt ook voor de staat. Het artikel is in het verleden al vaker ingeroepen om nieuw onrecht te bestrijden. Toen in de negentiende eeuw nog geen sociale wetgeving bestond, diende het om werkgevers tot de orde te roepen voor hoe ze hun arbeiders behandelden. Ook nu moet het worden aangegrepen om nieuw onrecht af te wenden: de Belgische overheden spelen met onze gezondheid en mogen daarop worden aangesproken.
Klimaatzaak vraagt gewoon om volwassen leiderschap, maar waar komen de tegenpartijen mee af? Met een schoolrapport waar net een voldoende op staat. Résistance opiniâtre? Welnee, minimalistic compliance, dat is wat we krijgen. Wordt U daar niet onnozel van, Sire? Volgens die logica had U kunnen volstaan met wat losse flodders in Visé op de Duitse troepen af te schieten, in plaats van te strijden tot aan de IJzer en daar jarenlang de vijand tegen te houden.
Ja maar, zeggen de tegenpartijen, die rapporten van het IPCC, dat zijn weliswaar officiële VN-documenten waarvan de wetenschappelijke waarde niet wordt betwist, maar die hebben ’toch geen enkele juridische waarde’, zoals de jonge raadsvrouwe van het Vlaamse Gewest stelde. Dit zijn toch slechts ‘voorbereidende teksten zonder enige dwingende juridische kracht’. Haar collega van het Waalse gewest zei het nog bondiger: ‘Les faits ne gouvernent pas’. Feiten besturen niet.
Zucht, Sire. Echt. Zijn we venten of kwezels? In de jaren twintig lag U aan de basis van het Belgische wetenschapsbeleid. U maakte grote middelen vrij voor fundamenteel onderzoek, met onder meer het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en de Francquiprijs als resultaat. Vandaag hebben we excellente klimaatwetenschappers. Jean-Pascal van Ypersele, Valerie Trouet, Inge Jonckheere en Joeri Rogelj behoren tot de wereldtop. Maar inmiddels is het zover gekomen dat onze eigen politici niet vinden dat uit de onomstootbare bevindingen van duizenden wetenschappers een norm kan worden afgeleid voor het eigen beleid. Weten is willen? Nee, weten is wachten tot we moeten. Die mentaliteit, Sire, bestond die ook in 1914?
Zolang het niet echt hoeft, doen we het niet in België. We volgen de wetten, niet de natuurwetten.
‘Dit Hof mag zich niet laten meeslepen’, besloot advocate Nathalie Van Damme haar urenlange pleidooi voor de Belgische staat. Vanuit de wetenschap, de mensenrechten en de zorgplicht aansturen op het enige dat ons rest, verplicht minder uitstoten? ‘Nee, dit Hof moet de wet laten respecteren, maar mag de wet niet maken. De scheiding der machten staat hier op het spel. De eisers in de Klimaatzaak wensen een andere klimaatpolitiek en dat is hun goed recht, maar dit is niet de plaats voor de behandeling van hun verlangen. Die vraag moet buiten het Hof behandeld worden en wat dat betreft komt het goed uit dat er binnenkort verkiezingen zijn.’
Kortom, de klimaatwetenschap en de internationale gemeenschap mogen al meer dan dertig jaar smeken om ambitieuzer beleid, zolang het niet echt hoeft, doen we het niet in België. We volgen de wetten, niet de natuurwetten.
Ik weet niet of U het ook gezien heeft, Sire, maar achterin de rechtszaal sloop op een bepaald moment een schoolklasje binnen. Je ziet het wel vaker in het Justitiepaleis. Een twintigtal tieners op sneakers die even behoedzaam achterin gaat zitten om iets van de rechtspraak te proeven. Ik zag hen zitten rondkijken en dacht aan hun leven dat, anders dan het mijne, in elke levensfase bepaald zal zijn door de gevolgen van de klimaatopwarming. Ik voelde plaatsvervangende schaamte voor de drogredenen en het juridische gekonkel dat ik de afgelopen dagen had moeten aanhoren en hoopte in stilte dat zij er niet te veel van meekregen. Ze moeten nog lang mee.
Met de meeste hoogachting,
David Van Reybrouck”
Lees ook:
– David Van Reybrouck over de Klimaatzaak (week 1): ‘Acht dagen om de toekomst te redden’
– David Van Reybrouck over de Klimaatzaak (week 2): ‘Reductie van uitstoot met 61 procent? Noem het een treuzeltaks’
– David Van Reybrouck volgt de Klimaatzaak voor Knack: ‘Zonder bindende klimaatmaatregelen blijft het onrecht duren’
Klimaatzaak
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier