136 miljard euro per jaar: extreem weer kost steeds meer geld
Gemiddeld kosten extreme weersverschijnselen die een gevolg zijn van de klimaatopwarming de mensenwereld zo’n 136 miljard euro per jaar. Werk maken van een energietransitie is dus economisch rendabel.
Hoe ongerust moet je zijn over de gevolgen van de klimaatopwarming? Moet je blij zijn als je tot half oktober gezellig in de tuin of op een terrasje kunt zitten? Of is enige bezorgdheid toch op haar plaats, omdat het niet normaal is? Weinig mensen lijken echt te worstelen met dat dilemma. Voor velen is de klimaatopwarming wat psychologen ‘achtergrondruis’ noemen: iets wat er altijd is, maar zelden als hinderlijk wordt ervaren.
De klimaatopwarming wordt wel erger en erger, maar gebeurt in zo’n traag tempo dat velen er amper iets van voelen. Beleidsmakers reageren op hun manier op het gebrekkige gevoel van urgentie bij hun kiezers: ze oreren geregeld dat ze iets zullen doen en dat we duurzamer moeten leven, maar als het erop aankomt maatregelen te nemen, geven ze niet thuis.
Dat wordt haarfijn geïllustreerd door cijfers over de klimaatinspanningen van elf ‘rijke’ landen, België inbegrepen, in The Lancet Planetary Health. Uit de analyse blijkt dat de betrokken landen bij ongewijzigd klimaatbeleid geen 20 of 30 jaar nodig zullen hebben om hun klimaatdoelstellingen te realiseren, zoals ze vooropstellen, maar 200 jaar. België behoort tot de slechtste leerlingen van de klas. Als we een kans willen maken om de doelstellingen binnen een aanvaardbare termijn waar te maken, dan zou onze emissie van broeikasgassen 30 keer lager moeten liggen. Als je ziet hoe laks er op veel niveaus met de klimaatopwarming wordt omgesprongen, lijkt dat utopisch.
Bos- en natuurbranden verzwaren de intensiteit van stormen.
Uit diverse enquêtes blijkt dat mensen de klimaatopwarming veel minder belangrijk vinden dan factoren zoals – meestal in die volgorde – economie, gezondheid en migratie. De ironie daarvan is, zoals recent aangegeven in een analyse in New Scientist, dat net die drie elementen sterk beïnvloed worden door de opwarming. Vooral extreme weersomstandigheden hebben een remmend effect op de economie en leiden tot meer gezondheidsproblemen en meer migratie. Er is weinig in de wereld wat niet rechtstreeks of onrechtstreeks door de klimaatopwarming wordt beïnvloed.
Bankiers en klimaat
Wetenschappers blijven worstelen met de cijfers om te bepalen hoe erg het zal worden. Er lijkt een consensus over te bestaan dat het tempo van de opwarming overeenkomt met de klimaatmodellen. We zitten nu aan een globale opwarming van zo’n 1,3 graden boven op het pre-industriële niveau. Dat lijkt weinig, maar als je ziet wat de consequenties nu al zijn, kun je niet anders dan beducht zijn voor wat er op komst is.
Door een combinatie van de klimaatopwarming en andere grootschalige weerfenomenen, zoals het cyclische verschijnsel El Niño in de Stille Oceaan, wordt verwacht dat we in 2024 de kaap van de 1,5 graden ronden. Dat is de limiet die we niet mochten overschrijden volgens de afspraken die eind 2015 in Parijs gemaakt werden, tijdens de eerste grote internationale klimaattop waarop ernstig over de gevolgen van de opwarming werd nagedacht. Hoewel de limiet een gemiddelde over een periode van een twintigtal jaar moet zijn, zou het toch als een mislukking beschouwd worden als we hem volgend jaar al bereiken.
Wetenschappers verwachten dat we in het huidige tempo tegen het einde van de eeuw een globale temperatuurstijging van 2,7 graden zullen hebben – het dubbele van vandaag. Ook dat valt binnen de verwachtingen. Wat níét binnen de verwachtingen valt, is dat de klimaatopwarming veel meer extreme weerfenomenen oplevert dan men had ingecalculeerd. Hittegolven, langdurige droogteperiodes, zware overstromingen, verwoestende orkanen en intense bosbranden komen veel meer voor dan men voor de huidige temperatuurstijging had voorspeld. Ook de kwetsbaarheid van samenlevingen, zowel menselijke als natuurlijke, voor de gevolgen van de opwarming werd onderschat.
Af en toe koppelen geëngageerde bankiers en klimaatwetenschappers hun inzichten om een berekening te maken van wat de klimaatopwarming ons zal ‘kosten’. Het gebeurde recent opnieuw in een publicatie in Nature Communications die uitsluitend focuste op de economische gevolgen van extreem weer. Ze bracht wel een extra factor in rekening die soms over het hoofd wordt gezien: de kostprijs van het verlies van mensenlevens, bijvoorbeeld wat iemand economisch nog had kunnen ‘opbrengen’ als hij niet vroegtijdig gestorven was.
De studie analyseerde puur de bijkomende gevolgen van de klimaatopwarming op goed gedocumenteerde extreme weersomstandigheden uit de hele wereld tussen 2000 en 2019. Ze klokte af op economische meerkosten van gemiddeld 143 miljard dollar (136 miljard euro) per jaar, een onthutsend cijfer. Het is iets meer dan de helft (53 procent) van de totale kostprijs van extreem weer. De klimaatopwarming heeft de economische overlast van extreem weer de voorbije twintig jaar dus meer dan verdubbeld.
Bij bijna twee derde (63 procent) van de extra kosten gaat het om economische gevolgen van het verlies van mensenlevens, hoe moeilijk die ook te evalueren zijn. Van de weersomstandigheden zijn hevige stormen (64 procent van de extra kosten) het schadelijkst, gevolgd door hittegolven (16 procent), overstromingen en droogteperiodes (elk 10 procent) en natuurbranden (2 procent). Er is een grote variatie in de kostprijs van jaar tot jaar, afhankelijk van de intensiteit van de extreme verschijnselen. Lagelonenlanden verliezen in verhouding tot hun economie het meest. In totaal zouden in de onderzochte periode 1,4 miljard mensen rechtstreeks aan de gevolgen van extreem weer zijn blootgesteld.
Branden en fijnstof
De studie benadrukte dat haar conclusies als absolute minima moeten worden beschouwd, vooral omdat ze amper rekening houden met de lange termijn, zoals sluipende effecten op de mentale en fysieke gezondheid, of de werkloosheid. Zo stelde een recente analyse in Nature dat het effect van grootschalige natuurbranden op de menselijke gezondheid systematisch wordt onderschat, omdat er te weinig rekening mee wordt gehouden dat ze zware luchtvervuiling veroorzaken. Tussen 2010 en 2019 zouden natuurbranden verantwoordelijk zijn geweest voor 6 procent van de wereldwijde productie van fijnstof, dat schadelijk kan zijn voor onze luchtwegen.
Een andere analyse in Nature rekende voor dat extreme regenval een veel groter effect op de wereldeconomie heeft dan tot dusver werd aangenomen. De waterbom die half juli 2021 delen van ons land en Duitsland trof, was een voorbeeld in de analyse – ze zette bijvoorbeeld 200.000 ‘eigendommen’ een tijdlang zonder elektriciteit. In dezelfde periode moesten in China een miljoen mensen in allerijl op de vlucht, omdat hun leefgebied onder water liep. De problematiek schuilt in de intensiteit van de regenval: hoeveel regen er op één of enkele dagen valt. Die parameter neemt jaar na jaar toe. Hij bepaalt in grote mate de schade die regen veroorzaakt aan infrastructuur en landbouwgewassen.
Een rapport in Proceedings of the National Academy of Sciences waarschuwde ervoor dat verschillende gevolgen elkaar kunnen versterken. Zo kunnen bos- en natuurbranden de intensiteit van stormen verzwaren, waardoor die hevigere regens en grotere hagelstenen produceren. In de Amerikaanse staat Californië versterkten branden het effect van regen en hagel met respectievelijk 38 en 34 procent. De branden veroorzaken extra opwarming in de plaatselijke atmosfeer, waardoor winden versnellen. Roetdeeltjes vormen de basis voor regenwolken en hagelstenen met de omvang van een tennisbal.
Een andere manier om naar de kostprijs van de klimaatopwarming te kijken, is het berekenen van de absolute schade die broeikasgassen veroorzaken. Een maatstaf daarvoor is de ‘sociale kostprijs’ van koolstofdioxide (CO2, het belangrijkste door de mens geproduceerde broeikasgas). Die drukt de schade van de klimaatopwarming in al haar aspecten voor de mensenmaatschappij in geld uit.
Wetenschappers verwachten tegen het einde van de eeuw een temperatuurstijging van 2,7 graden.
Vorige herfst kwam een analyse in Nature uit op een kostprijs van 185 dollar (176 euro) per extra ton uitgestoten CO2. Dat is drie keer meer dan bijvoorbeeld de Amerikaanse autoriteiten als norm hanteren. Aangezien is vastgesteld dat de mensheid tegenwoordig zo’n 40 miljard ton CO2 per jaar de lucht in blaast, gaat het om een hallucinant bedrag – we komen van een uitstoot van 5 miljard ton per jaar aan het begin van de jaren 1950. Zijn niet meegerekend in dat bedrag: de echte langetermijneffecten, zoals de gevolgen van de stijging van de zeespiegel, die met wat vertraging komen.
Jongleren met cijfers
De auteurs van die studie merkten fijntjes op dat de berekening van een veel hogere kostprijs voor klimaatvervuiling dan doorgaans wordt aangenomen, impliceert dat de economische efficiëntie van klimaatmaatregelen, zoals een transitie naar hernieuwbare energiebronnen als zon en wind, veel hoger ligt dan men doorgaans aanneemt. Er wordt met cijfers gejongleerd om het onvermijdelijke toch maar niet te hoeven zien: dat de maatschappij zich dringend moet heroriënteren naar een écht duurzame aanpak van vooral energieverbruik en consumptie.
Volgens New Scientist is extreem weer wel een tastbare manier om mensen te confronteren met het feit dat de klimaatopwarming minder vrijblijvend is dan ze dachten. Veel mensen, zeker bij ons, beseffen wel dat het klimaat opwarmt, maar zijn zich er niet altijd goed van bewust dat ook hun welzijn erdoor getroffen kan worden. ‘Psychologische dissociatie’ heet dat in het jargon: je koppelt je los van een realiteit die bedreigend kan overkomen.
Het omgekeerde moet ook vermeden worden: dat mensen zodanig met doemscenario’s om de oren geslagen worden dat ze fatalistisch worden en geen inspanningen (meer) willen leveren. Er zijn nochtans redenen tot bezorgdheid en zelfs tot alarmisme, zoals het spookbeeld van terugkoppelingseffecten van de opwarming. Een voorbeeld is het massale afsterven van wouden als gevolg van de hogere temperaturen, zodat ze de CO2 die ze als buffer tegen verdere opwarming hebben opgeslagen weer gaan loslaten.
In wetenschappelijke kringen heerst ongerustheid over de vraag of de Golfstroom in ons deel van de Atlantische Oceaan kan stilvallen – hij is nu in ieder geval al ‘historisch traag’. Als dat het geval zou zijn, zullen wij in een heel ander klimaat terechtkomen met, paradoxaal genoeg, veel koudere winters. Ook de rest van de wereld zou er grote gevolgen van ondervinden, onder meer door drastische veranderingen in de verdeling van de neerslag.
De meeste wetenschappers blijven optimistisch. Al mag er niet langer getalmd worden als we de klimaatopwarming tijdig willen stoppen. We moeten zo snel mogelijk de uitstoot van fossiele brandstoffen terugschroeven en vervangen door meer aanvaardbare vormen van energievoorziening. Algemeen wordt verwacht dat de wereldwijde CO2-uitstoot in 2025 zal pieken en vanaf dan zal afnemen. Als je weet dat de effecten van CO2 in de atmosfeer tot tientallen jaren na uitstoot voelbaar blijven, is dat niets te vroeg.
Analisten zien op veel plekken in de wereld een toename van initiatieven die inzetten op transitie, onder meer vanuit de industrie. Het vergt wel inspanningen van iedereen: niet alleen van bedrijven, maar ook van overheden en individuele burgers. We moeten de opwarming zo snel mogelijk vertragen, zodat nieuwe technologieën om verdere CO2-opslag in de atmosfeer tegen te gaan op tijd zullen komen om ons weer richting ‘normaler’ temperatuurwaarden te doen evolueren. Het kan nog, op voorwaarde dat we niet meer aarzelen.
64% van de extra economische kosten door extreme weersomstandigheden is te wijten aan hevige stormen.
10% van de extra economische kosten door extreme weersomstandigheden is te wijten aan droogteperiodes.