Hittegolf: tegen 2100 zal er in onze zomers tot 70 procent minder regen vallen
Bossen, velden en steden: allemaal kreunen ze onder de aanhoudende droogte. De natuur zelf heeft mogelijkheden om de funeste gevolgen van die droogte te beperken – maar die volstaan niet meer altijd. Hoe kan de mens haar helpen?
‘Natuurlijk zitten we al lang in een hittegolf’, zegt weervrouw Jill Peeters. ‘Volgens het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) is daarvan pas sprake als er in Ukkel 5 dagen na elkaar minstens 25 °C geregistreerd wordt, waarvan 3 dagen meer dan 30 °C – wat pas deze week het geval zal zijn. Maar de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) hanteert een andere definitie: volgens haar volstaat voor een hittegolf een periode van minstens 5 dagen waarin het minstens 5 °C warmer is dan normaal. En die definitie is volgens mij de betere. Ze sluit goed aan bij wat de mensen voelen.’
De huidige hittegolf is wel speciaal, legt Peeters uit: ‘Weerkundig zitten we met een geblokkeerde weerssituatie, waardoor we sterk onder invloed blijven van een hogedrukgebied. Maar de aangevoerde lucht is van polaire in plaats van subtropische oorsprong, zoals meestal bij een hittegolf. Daardoor koelt het ’s nachts nog redelijk goed af, tot zo’n 12 °C, en wordt het overdag niet ontzettend warm – temperaturen van 40 °C lijken me eerder een afwijking van bepaalde weermodellen dan een reële mogelijkheid. Door haar polaire karakter is de lucht wel héél droog. Dat is uitputtend voor de natuur, de bodems en de landbouwgewassen. Zeker in een gematigd klimaat als het onze, dat niet gewend is aan extreme situaties.’
Omdat België zo dichtbevolkt is, hebben wij nu per hoofd van de bevolking al minder water ter beschikking dan landen als Spanje en Portugal.
Patrick Willems (KU Leuven)
Peeters spreekt niet graag over klimaatopwarming, ze verkiest de term ‘klimaatverstoring’. ‘Normaal schuiven weersystemen geregeld door, waardoor we gemiddeld elke tien dagen iets nieuws krijgen. Maar door die verstoring blijven ze vaak geblokkeerd. Onze voorbije winter is ook lang erg somber geweest. Een collega uit Belize, in Centraal-Amerika, liet me weten dat ze daar al wekenlang uitzonderlijk lage zomertemperaturen registreren – rond de 15 °C. Voor hetzelfde geld waren wij, net als de Belizanen, opgezadeld met lagere zomertemperaturen. Als de gemiddelde temperatuur op aarde blijft stijgen, zullen lange periodes met hetzelfde weer de regel worden.’
Water uit Frankrijk
Is er verandering in zicht? Niet onmiddellijk, zo blijkt uit de weermodellen waarop Peeters steunt. ‘Het zal nog minstens tot eind juli duren voor er uitzicht komt op wat regen’, zegt de weervrouw. ‘Tot dan zullen we niet méér krijgen dan wat zware onweren.’
Al sinds begin april is er een neerslagtekort, zegt ingenieur en waterexpert Patrick Willems van de KU Leuven. ‘De huidige weerssituatie is al uitzonderlijk: ze komt eens in de twintig jaar voor. Blijft het nóg een paar weken droog, dan gaan we naar een catastrofe, zoals in de zomer van 1976. Toen waren er veel problemen met de watervoorziening. De voorbije winter was wel nat, waardoor onze grondwaterreserves zijn aangevuld, maar die slinken nu zienderogen. Omdat we niet weten hoelang de droogte nog zal duren, kunnen we beter maatregelen nemen om die reserves te sparen.’
Onze provincies zijn rijkelijk laat gestart met het verbod om water uit onbevaarbare waterlopen op te pompen, om je tuin te besproeien en je auto te wassen met leidingwater. Patrick Willems begrijpt niet waarom dat niet al veel eerder is gebeurd: ‘Laat dat gras toch dor worden. Zodra het in het najaar weer goed regent, zal het vanzelf weer groeien. We moeten dringend naar een cultuur die waterverspilling tegengaat.’
‘Door de klimaatverandering zullen we meer en langere droge periodes krijgen’, zegt Willems. ‘Een warmere atmosfeer kan meer waterdamp vasthouden voor het verzadigingspunt bereikt wordt en het gaat regenen. Maar áls het dan regent, valt er ineens veel meer water uit de lucht. Daarover gaat het, bijvoorbeeld, wanneer je hoort dat ons weer extremer wordt.’
De prognoses zijn niet gunstig. Tegen 2100 zal er in onze zomers tussen de 30 en de 70 procent minder regen vallen dan nu: dat is gemiddeld een halvering. ‘Omdat België zo dichtbevolkt is, hebben wij nu per hoofd van de bevolking al minder water ter beschikking dan landen als Spanje en Portugal’, waarschuwt Willems. ‘Wij zijn kwetsbaar als het over onze watervoorziening gaat. Nu al moeten we water uit Frankrijk importeren, via de Maas. Het drinkwater van de Antwerpse agglomeratie komt grotendeels van onze zuiderburen. Onze grondwaterreserves staan constant onder druk. Zonder een lange droge periode bevinden we ons al op het randje van het haalbare. We moeten meer water stockeren, meer water na zuivering hergebruiken en meer sensibiliseren om waterverspilling tegen te gaan.’
Volgens Willems zouden mensen onder meer grotere regenwaterputten moeten installeren. ‘De meeste zijn nu al leeg. We zouden ook meer moeten investeren in grote regenwaterputten op wijkniveau, waarbij je eventueel voor kleinschalige waterzuivering kunt zorgen. Dat kan bovendien nuttig zijn om lokaal wateroverlast te vermijden, want ook het aantal piekregens met een hoge intensiteit zal stijgen.’
Willems pleit, ten slotte, voor maatregelen om Vlaanderen te ‘ontharden.’ ‘Vandaag is 14,5 procent van ons grondgebied verhard: het regenwater stroomt op die plaatsen gewoon weg en belandt in de riolering en in rivieren. In de jaren 1970 was amper 3 tot 4 procent verhard. Toen waren er in onze bodems nog veel grotere grondwaterreserves, die als buffer konden dienen bij droogte. De aangekondigde betonstop moet voor ontharding zorgen, maar hij stuit op politieke weerstand. Wij vragen al jaren dat politici maatregelen nemen om uitdroging enerzijds en overstromingen anderzijds coherent aan te pakken. Hopelijk komen ze eindelijk in actie, nu blijkt hoe dringend het is.’
Een revolutie in het landbouwbestaan verwacht ik niet. Door de opwarming duurt het groeiseizoen langer, wat de verliezen door droogte deels kan compenseren
Jonas Aper (ILVO)
Bomen invoeren
Onze bossen lijden onder de langdurige droogte. ‘De gevolgen daarvan zullen we zien in de groeiringen van bomen, net als in 1976 en 2003’, zegt bosingenieur Bart Muys van de KU Leuven. ‘Bomen en andere planten groeien veel trager dan normaal. Ze gaan in een beschermingsmodus. Daarbij sluiten ze geleidelijk hun huidmondjes om waterverlies te beperken, en stoten ze bladeren af om het bladoppervlak te verminderen – daardoor zie je nu zoveel gevallen bladeren. Veel bomen, zoals verspreide berken, sterven. Elke droge dag vergroot de schade en de mortaliteit, waardoor er minder opbrengsten uit bosbeheer en landbouw zullen komen.’
Door de klimaatverandering krijgen planten niet altijd de tijd om te recupereren. ‘Sinds een tiental jaren versnelt de opwarming’, stelt Muys. ‘De droogteperiodes volgen elkaar te snel op, waardoor planten niet meer kunnen recupereren. Ze gebruiken koolstofreserves om te herstellen na periodes van droogte. Blijft het te lang en te dikwijls droog, dan kunnen zelfs taaie soorten, zoals de grove den, op grote schaal sterven. Stilaan zien we een shift naar droogtebestendiger soorten, zoals de wintereik. Die komt in de plaats van de beuk, die het moeilijk krijgt, zeker op zandige bodems. Over een eeuw zullen onze bossen er anders uitzien.’
Onder bosbeheerders rijst de vraag: moeten we de natuur niet een handje helpen? Bart Muys heeft het over ‘geassisteerde migratie uit het zuiden’. ‘Dat betekent dat we op kleine schaal bomen invoeren die al weerstand hébben tegen lange droogteperiodes. Als we die dan laten kruisen met bomen van dezelfde soort van hier, worden die laatste wat droogtebestendiger.’
‘We zien ook dat de schade van droogte kleiner is in gemengde bossen dan in monoculturen. Gemengde bossen kunnen terugvallen op complementariteit tussen de soorten: een eik wortelt dieper dan een beuk, bijvoorbeeld, waardoor ze samen een hoger watervolume in de bodem kunnen aanboren. Dat kan nuttig zijn voor de weerstand van een bos tegen uitdroging.’
En de boer…
De Boerenbond heeft de eerste vraag om de droogte als landbouwramp te erkennen al gelost. Maïsplanten rollen hun bladeren op, aardappelen laten hun loof hangen, erwten verwelken… ‘De situatie verslechtert geleidelijk’, zegt landbouwingenieur Anne Gobin van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die de toestand van onze gewassen onder meer via satellietwaarnemingen opvolgt. ‘In zandbodems komt de vegetatiestress sneller dan in leembodems, die langer vocht ophouden. Als het nu goed zou beginnen te regenen, zou de vegetatie nog kunnen herstellen, zeker voor gewassen die lang op het veld staan. Maar voor aardappelen en groenten voor de versmarkt begint het er rampzalig uit te zien.’
En dan mogen we ons nog gelukkig prijzen dat de temperaturen niet echt hoog liggen. Anders zou het nóg erger zijn. ‘Hitte zwengelt in een plant processen aan die ongewenst zijn’, legt Gobin uit. ‘Algemeen evolueren we dit jaar naar een minder goede oogst, met een variatie van soort tot soort. Suikerbieten hebben veel zon gehad en dus veel suikers aangemaakt. Dat geldt ook voor fruit, hoewel dat nu sneller rijpt, waardoor de vruchten kleiner blijven. De vroeg gezaaide maïs staat er goed bij; maïs die laat geplant is, heeft kleine kolfjes en hangende bladeren. Daarom kunnen boeren hun productie beter diversifiëren. Ook een goede verzekering tegen schade door weersomstandigheden kan nuttig zijn.’
Wetenschappers doen hun best om systemen te bedenken die de onvoorspelbaarheid van het weer voor de landbouw zoveel mogelijk opvangen. Gobin: ‘Zo moet er meer worden ingezet op het gebruik van afvalwater voor irrigatie. Veel boeren huiveren daar nog voor, tenzij het water van een bedrijf komt dat groenten verwerkt. In de Ardennen gebruiken ze bioplastics om de bodem in maïsvelden te bedekken, wat de verdamping van water tegengaat – die plastics degenereren na de oogst.’
We moeten de structuur van onze steden aanpassen, met meer hoogbouw en daartussen open ruimtes voor groen en water
Marie-Leen Verdonck (UGent)
Het Instituut voor Landbouw, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) experimenteert met aangepaste gewassen die beter tegen droogte bestand zijn. ‘Van het Engels raaigras, waarmee onze boeren hun vee voederen, gaat in jaren met lange droogteperiodes een kwart tot een derde verloren’, zegt Jonas Aper van het ILVO. ‘Naar alternatieven zoeken is moeilijk: Engels raaigras is smakelijk, goed verteerbaar én productief.’
De onderzoekers proberen Engels raaigras onder meer in te kruisen met zuidelijke grassoorten die wel resistentie tegen droogte hebben, zoals rietzwenkgras. Dat loopt niet altijd van een leien dakje – je krijgt niet vanzelf de juiste eigenschappen van twee planten bij elkaar. De nieuwste technologieën worden ingezet, zoals drones met warmtegevoelige camera’s die meten welke planten op een veld de meeste weerstand tegen droogte hebben. Maar gras groeit in een zode met andere planten, en de geselecteerde planten laten het soms afweten als ze in competitie moeten groeien. Bovendien kan het vijftien jaar duren voor zo’n veredeld gewas commercieel beschikbaar is.
Het ILVO kijkt ook uit naar alternatieve voedergewassen. ‘We denken onder meer aan diepwortelende vlinderbloemigen zoals luzerne en rode klaver’, zegt Aper. ‘Je moet wel voorzichtig zijn met planten die zich aan droge omstandigheden kunnen aanpassen: ze groeien niet altijd goed. Aan de andere kant doet de maïs het in de zandstreek uitermate slecht – nog een probleem voor boeren die veevoeder nodig hebben. Er wordt al aan gedacht om maïsplanten voorzien voor de productie van korrelmaïs in te kuilen als veevoeder. Boeren moeten flexibel zijn. Door hun veestapel of hun aanbod van gewassen aan te passen, kunnen ze op problemen anticiperen.’
‘Een revolutie in het landbouwbestaan verwacht ik niet’, besluit Aper. ‘Door de opwarming duurt het groeiseizoen ook langer, wat de verliezen door droogte deels kan compenseren.’
De stad, een hitte-eiland
Uiteraard hebben hitte en droogte ook een effect op de mens, zeker in steden. In het hittejaar 2003 stierven er in België zo’n 2000 vooral oudere mensen voortijdig door de hitte. ‘Maar eigenlijk heeft bijna iedereen last van een hittegolf’, zegt bio-ingenieur Marie-Leen Verdonck van de Universiteit Gent. Zij onderzoekt hoe we kunnen vermijden dat de hitte in onze steden ondraaglijk wordt – gemiddeld is het er 3 °C warmer dan op het platteland. Steden zijn hitte-eilanden: ondoordringbare materialen als beton en asfalt absorberen warmte, er is weinig vegetatie, weinig open water en dus ook weinig koelende waterdamp, en de compacte structuur van woningen verhindert dat er warmte ontsnapt. En airconditioning houdt het binnen wel wat koeler, maar geeft buiten veel warmte af. Die energieverslindende installaties passen ook niet in de actieplannen van veel steden om het energieverbruik te verminderen.
‘Een stad zal altijd warmer blijven dan het platteland’, zegt Verdonck. ‘Maar we kunnen het verschil wel proberen te verkleinen. Daarvoor moeten we verder gaan dan nu. Voor wat meer water en groen zorgen volstaat niet: we moeten de structuur van onze steden aanpassen, met meer hoogbouw en daartussen open ruimtes voor groen en water. In sommige Duitse steden zie je dat, maar de meeste Europese steden blijven gebaseerd op een middeleeuwse structuur – met lange straten vol rijhuizen, zonder ruimte voor iets anders. Dat patroon moeten we doorbreken.’
De oplossingen die Verdonck voorstelt, passen ook in een veranderende gezinsstructuur. ‘Je moet niet langer één voor één alle oude huizen in een stad renoveren, je moet dat per wijk durven te bekijken en alle oude rijhuizen afbreken. In de plaats daarvan zet je gebouwen van drie tot negen verdiepingen, met compacte wooneenheden voor kleine gezinnen. De vrijgekomen ruimte gebruik je dan voor groen en water. Dat zijn heel concrete voorstellen, maar voorlopig gebeurt er niets mee. Mensen houden niet van ingrijpende veranderingen. Maar die veranderingen zijn nodig: daarvan zullen we iedereen moeten overtuigen.’
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier