Geen plaats voor bos? ‘In onze tuinen kunnen we nog 8 miljoen bomen kwijt’
Nee, veel ruimte voor extra bos is er niet meer in Vlaanderen. Maar, zegt bioloog Martin Hermy, in Vlaamse tuinen kunnen we miljoenen bomen planten – met alle voordelen van dien.
Nee, Vlaanderen en Nederland zijn geen bosrijke regio’s. En toch is het een verrassend cijfer: er zijn in de Lage Landen amper 35 inheemse boomsoorten. ‘Dat is nog ruim gerekend’, zegt de Leuvense emeritus hoogleraar Martin Hermy. ‘In de plantkunde is er debat over wat je een boom kunt noemen. In het slechtste geval zijn er amper 30 soorten. Ook andere West-Europese landen hebben weinig boomsoorten. Frankrijk, dat profiteert van de mediterrane regio, is een uitzondering.’
Hermy heeft zijn leven gewijd aan de studie van planten. Hij was een van de eerste promotoren van het concept ‘groendak’ in ons land. Met De juiste boom voor elke tuin heeft hij nu een monumentaal boek geschreven over bomen en tuinen, maar ook over bomen en de klimaatopwarming. De twee thema’s gaan hand in hand: de opwarming zal ook het gedrag van bomen in tuinen beïnvloeden.
De bomen in onze steden moeten verkoeling brengen, zuurstof produceren, fijnstof filteren en water vasthouden. Als dat niet kan met inheemse soorten, moeten er niet-inheemse komen.
Verklaart het klimaat mee waarom wij zo weinig boomsoorten hebben?
Martin Hermy: Ja. Wanneer het in de ijstijden kouder werd, migreerden onze bomen naar het zuiden. Dat was een proces van duizenden jaren. Maar ze botsten daarbij op de Alpen en de Pyreneeën, bergketens die van west naar oost lopen en zo een onneembare hindernis voor bomen zijn. Ze konden niet aan de koude ontsnappen en verdwenen. In Noord-Amerika zijn minder soorten verloren gegaan, omdat de Rocky Mountains en de Apalachen van noord naar zuid lopen.
Welke soorten hebben wij toen zoal verloren?
Hermy: De magnolia’s, bijvoorbeeld. We zouden ze terug kunnen halen, want ooit maakten ze deel uit van onze flora. In het arboretum van Kalmthout zijn 7000 boomsoorten uit de hele wereld verzameld. Die groeien er allemaal buiten en hebben geen enkel probleem met ons klimaat. We moeten wel rekening houden met de klimaatopwarming: sommige inheemse soorten komen daardoor in de problemen, zoals essen, elzen en eiken.
En beuken? Daar is debat over.
Hermy: Op droge leemgronden zal de beuk problemen krijgen, maar op wat vochtige bodems zal hij het goed blijven doen.
Is onze bomenbiodiversiteit nu dan niet te klein?
Hermy: In ieder geval hebben we er alle belang bij om niet overal dezelfde soort te platen – of erger nog: dezelfde kloon van een soort. In de polders zijn lange rijen kaarsrechte canadapopulieren een herkenbaar landschapselement, maar gezien de klimaatopwarming is het geen goede zaak om kilometerslang dezelfde boom te hebben. De opwarming zal, zo verwachten we, het aantal boomziektes doen toenemen. Dat kun je afremmen elke paar honderd meter een andere soort te planten.
U pleit voor cultuurvariëteiten, zoals een duindoorn die grotere bessen produceert. Dragen die variëteiten bij tot de biodiversiteit?
Hermy: Strikt biologisch gezien niet, nee. Maar variatie in een soort is altijd goed, zelfs als ze door de mens is gestimuleerd. Ook van kweepeer en gele kornoelje hebben wij zogenoemde cultivars gemaakt, met grotere vruchten.
Vanaf wanneer is een soort inheems? U noemt de wilde appel geen inheemse soort, maar hij is hier toch al lang?
Hermy: Ik beschouw planten die hier al waren voor de vroege steentijd – dus na de laatste ijstijd – als inheems. Net als planten die hier later op natuurlijke wijze zijn geraakt. Import door de mens, zoals met de wilde appel is gebeurd: dat is niet natuurlijk.
Studies tonen aan dat niet-inheemse bomen minder insecten huisvesten dan inheemse. Op onze zomereik zitten courant 421 insectensoorten, op de geïmporteerde Amerikaanse eik amper 12.
Hermy: Die cijfers verdienen wat nuance. Hoe groter de populatie van een boomsoort, hoe meer insecten ermee geassocieerd zijn. Er zijn nog altijd veel meer zomereiken dan Amerikaanse eiken bij ons, en ze bestrijken een groter areaal. Geïntroduceerde bomen komen binnen met maar een klein deel van hun geassocieerde fauna. Ze vertrekken dus met een achterstand.
Mag de Amerikaanse eik in onze bossen blijven?
Hermy: Die vraag is niet aan de orde, want hij is een deel van onze flora geworden. Je krijgt hem niet meer weg. Maar ik zou er niet nog méér planten. Eventueel kun je hem op kleine schaal wel verwijderen, met het oog op het behoud van zomereik en andere inheemse soorten want de Amerikaanse eik is concurrentieel sterker.
Een geschikte inheemse soort voor Vlaamse tuinen is de gele kornoelje, die lekkere steenvruchten levert. Een geschikte niet-inheemse soort is de zevenzonenboom, een bijenmagneet.
Als we niet-inheemse boomsoorten importeren, riskeren we zo geen problemen te importeren?
Hermy: Uiteraard. Vooral als je levend materiaal importeert. Met de Japanse esdoorn is een Chinese boktor meegekomen. Die kan veel schade veroorzaken, ook aan onze inheemse esdoorns. Collega’s van Plantentuin Meise hebben onderzocht wat er in de grond zit waarin grote olijfbomen worden geïmporteerd. Welnu, ze vonden meer dan honderd plantensoorten die niet in Vlaanderen voorkomen. We weten niet hoeveel lagere organismen erin zitten, maar het zullen er massa’s zijn. Daar kunnen schadelijke soorten bij zijn die, zoals de Chinese boktor, hier geen natuurlijke vijanden hebben.
U verzet zich desondanks tegen het demoniseren van niet-inheemse soorten. U weigert zelfs het woord ‘uitheems’ te gebruiken.
Hermy: Uitheems wordt tegenwoordig bijna automatisch als slecht beschouwd. Maar slechts een klein percentage van die soorten is problematisch. Zelfs de hemelboom – een echte invasieve soort – heeft zijn kwaliteiten, zoals een prachtig gefilterd licht dat door zijn bladeren valt. Om weg te raken van de stigmatisering gebruik ik consequent de term ‘niet-inheems’.
Trouwens, inheemse planten kunnen net zozeer een probleem worden. Bijvoorbeeld door hun dominantie, zoals klimop en bramen. En inheemse bomen kunnen hooikoorts veroorzaken. Milieuvervuiling vergroot dat probleem nog, want als reactie daarop gaan die bomen meer pollen produceren. Het is dus ook óns probleem.
Volgens u huisvest amper 5 procent van onze bossen autochtone bomen en struiken.
Hermy: In Nederland is het nog minder. Met ‘autochtoon’ doel ik op inheemse soorten die nooit door de mens zijn gemanipuleerd – door aanplanting of andere ingrepen. Het gaat, bijvoorbeeld, om bossen van minstens tweehonderdvijftig jaar oud waarvan de boomlaag waarschijnlijk nooit echt vervangen is.
Dat zijn bossen zoals het Zoniënwoud?
Hermy: Delen ervan, ja. Vooral de zones waar de beuk niet dominant is.
U onderscheidt bomen op het platteland van bomen in een stad. Zo is de plataan voor u een niet-inheemse boom.
Hermy: Stedelijke gebieden hebben al tientallen jaren een ander klimaat dan het platteland, alleen al omdat ze warmer zijn. Daarom doet een deel van onze inheemse soorten het er slecht. De bomen in onze steden moeten ook wérken. Ze moeten verkoeling brengen, zuurstof produceren, fijnstof filteren en water vasthouden. Als dat niet kan met inheemse soorten, moeten er niet-inheemse komen. Maar bomen in steden worden dikwijls stiefmoederlijk behandeld. Als ze in de weg staan van infrastructuurwerken, moeten ze onherroepelijk weg.
U begrijpt ook niet waarom bomen moeten plaatsmaken voor zonnepanelen.
Hermy: Soms is dat absurd. Als zonnepanelen te warm worden, daalt hun efficiëntie – zeker op een zwart plat dak. Een paar goedgeplaatste bomen kunnen dat verhelpen. Ideaal is een combinatie van een groendak en zonnepanelen.
Een van de eerste milieuacties van de Vlaamse natuurbehoudspionier Marcel Verbruggen, die begin dit jaar overleed, was Boomalarm. Hij reageerde ermee op het plan van een ambtenaar-ingenieur, in 1970, om alle bomen langs gewestwegen te laten kappen.
Hermy: Waar hebben we dat nog gehoord? Enkele jaren geleden liet toenmalig minister van Mobiliteit en Openbare Werken Ben Weyts (N-VA) een ballonnetje op in die zin. Er is heftig tegen geprotesteerd. In mijn buurt moesten drie oude eiken verdwijnen voor een verkaveling, terwijl een architect met een beetje visie ze had kunnen integreren in zijn plannen. Nu heeft de gemeente er twee kleine veldesdoorns gezet, die nooit zo groot zullen worden. Er wordt op veel fronten bijzonder lomp omgesprongen met bomen.
De tendens is nu wel dat mensen zich verzetten tegen de kap van élke boom, zelfs als natuurbehoud daarvan de doelstelling is.
Hermy: Zelfs bomen kappen voor houtproductie mag niet meer. Dat is belachelijk.
Ook afgevallen bladeren jagen veel mensen de kast op.
Hermy: Ze kunnen voet- en fietspaden glad maken, ja, en voor een gazon zijn ze ook minder gunstig. Maar het geeft geen pas dat groendiensten van bij het eerste vallende blad de bladblazer bovenhalen. Het volstaat dat je op het einde van het winterseizoen wat bladeren opruimt, zodat het frisse groen dat eronder verschijnt niet wordt gehinderd.
Klopt het dat bomen door de klimaatopwarming hun bladeren sneller laten vallen?
Hermy: Dat proces is al jaren bezig. Het is normaal dat een boom bladeren afstoot als het te warm wordt: zo beperkt hij waterverlies door verdamping. Ik had thuis een olijfwilg die in de hete zomer van 2018 al zijn bladeren afgooide. Hij is daar toch van hersteld.
U ijvert ervoor bomen in tuinen te herwaarderen.
Hermy: In Vlaanderen is niet veel ruimte meer vrij, maar veel tuinen kun je als braakliggend beschouwen. Ik heb uitgerekend dat er in Vlaamse tuinen plaats is voor 31 miljoen bomen. Het is uiteraard niet de bedoeling om van elke tuin een bos te maken, maar zelfs als je daarmee rekening houdt, kun je er nog meer dan 8 miljoen bomen kwijt. Bomen geven extra structuur aan een tuin. En eronder heb je plaats voor andere activiteiten.
Er wordt nu gepleit voor meer natuurlijke tuinen.
Hermy:(aarzelend) Voor mij hoef je dat niet te laten. Planten zijn levende wezens, ze moeten kunnen groeien. Als je in je tuin alles millimetert, behandel je hem puur architecturaal, als een gebouw.
Maar u vindt niet dat we in onze tuinen op inheemse soorten moeten focussen?
Hermy: Zeker niet. Bomen in tuinen hebben een sierwaarde, en inheemse soorten hebben meestal onopvallende bloemen. Bovendien is er een lange traditie van niet-inheemse soorten in tuinen.
Je moet wel rekening houden met de herkomst van een boomsoort. Als je een altijd groene steeneik uit Frankrijk wilt, is het voor ons klimaat interessanter dat hij afkomstig is van de flanken van de Mont-Ventoux dan van de hete Rhône-vlakte in de buurt van Avignon. Koop je een boom in een kwekerij, dan zou je eigenlijk moeten weten vanwaar hij komt. Aan tropische soorten moet je zeker niet beginnen.
‘Bomen met tropische uitstraling’ is wel een van de categorieën in uw classificatie van tuinbomen.
Hermy: Ja, maar dat zijn geen échte tropische bomen. Tropische bomen hebben typisch grote bladeren, bloemen die groeien op stammen of takken, en bladpunten die aangepast zijn om regen af te voeren. Die kenmerken vind je in niet-tropische soorten die het bij ons wel goed doen. De spectaculaire rijstpapierboom, bijvoorbeeld, met zijn bladeren van 1 vierkante meter. Of de Perzische slaapboom.
Welke boom adviseert u zelf voor Vlaamse tuinen?
Hermy: Een geschikte inheemse soort is de gele kornoelje. Hij bloeit voor hij bladeren heeft en hij levert lekkere steenvruchten. Een geschikte niet-inheemse soort is de zevenzonenboom, een echt hebbeding in parasolvorm met mooie witte bloemen in de zomer en een kelk die nadien dieprood kleurt. Hij is ook een bijenmagneet.
U schrijft in uw boek dat niet alle bomen ervan houden om geknuffeld te worden. De amberboom zou dan minder snel groeien.
Hermy:(lachend) Een boom knuffelen moet je voor jezelf doen, niet voor de boom. Ik doe het niet.
Bomen hebben wel een vorm van intelligentie – twintig jaar geleden zouden ze je voor gek hebben verklaard als je dat zei. Ook al hebben ze geen oren of ogen, bomen kunnen snel reageren op prikkels. Als bijen op hen komen zitten, gaan ze meteen meer nectar produceren. Worteltopjes voelen water lopen en gaan er als het ware achteraan.
Is dat niet eerder sensorische uitmuntendheid dan intelligentie?
Hermy: Het hangt ervan af hoe je intelligentie definieert. Voor mij zijn alle levende wezens op een bepaalde manier intelligent. Ook planten.
Zou je dan bijvoorbeeld kunnen zeggen dat een eik slimmer is dan een beuk?
Hermy:(lachend) Ik zou het niet uitsluiten, maar wetenschappelijk bewijs zie ik daarvoor nog niet.
Martin Hermy
– 1956: geboren in Brugge
– Studie: biologie/plantkunde, doctor in de wetenschappen met een werk over Vlaamse bossen (UGent)
– 1986-1994: werkt voor het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
– Vanaf 1994: hoogleraar, afdeling Bos, Natuur en Landschap (KU Leuven)
– Vanaf 2005: gastdocent (UGent)
– Sinds 1 oktober 2018: emeritus hoogleraar
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier