De roofvogeltrek: Dirk Draulans trok naar Georgië en kon zijn ogen niet geloven
In de heuvels rond de Georgische badstad Batumi passeren elke herfst meer dan een miljoen Europese en Aziatische roofvogels op weg naar Afrika. Het team rond de Vlaming Johannes Jansen gebruikt dat indrukwekkende spektakel om het natuurbehoud in de regio te stimuleren. Dirk Draulans was danig onder de indruk.
Kun je als bevlogen jonge Vlaming een verschil maken voor het natuurbehoud in een inherent natuuronvriendelijke omgeving als de Kaukasische republiek Georgië – tot in 1991 onderdeel van de Sovjet-Unie? Het kan. Maar je hebt er wel een geweldige hefboom voor nodig. De Vlaamse bioloog Johannes Jansen ontdekte die een dikke tien jaar geleden, toen hij als student met enkele geestesgenoten een reis door de regio maakte, en er voor de allereerste keer geconfronteerd werd met een indrukwekkend spektakel: de massale herfsttrek van roofvogels.
Jansen en zijn vrienden zochten een uitdaging, en vonden die in enkele obscure rapporten over waarnemingen van de roofvogeltrek in het gebied. Ze konden hun ogen niet geloven toen ze in 2008 voor de eerste keer postvatten op enkele strategisch gekozen heuvels rond de Georgische badstad Batumi aan de Zwarte Zee. Honderdduizenden roofvogels vlogen over hun hoofd, op weg naar hun wintergebieden in Afrika. Ze telden meer wespendieven dan er volgens de officiële schattingen wereldwijd leefden.
Op één dag passeerde boven Batumi een record van 280.000 roofvogels, waaronder 5000 grote arenden.
Ze beseften snel dat ze goud in handen hadden, niet alleen wetenschappelijk, ook om de lokale autoriteiten zo te bewerken dat ze meer aandacht voor het wonderlijke verschijnsel zouden hebben. Parallel met de roofvogeltrek ervoeren ze dat er veel op de vogels werd geschoten, bijna willekeurig: altijd prijs, altijd gewonnen. Een enquête die Jansen als eindverhandeling voor zijn biologiestudie aan de Universiteit Antwerpen uitvoerde, wees uit dat er in de regio meer dan 10.000 roofvogels per jaar werden afgeschoten, hoewel dat toen al illegaal was. Maar handhaving en boetes waren onbestaand. De trekkende vogels waren letterlijk vogelvrij.
Jansen (nu 33) en zijn vrienden besloten er iets aan te doen. Ze zetten de stichting Batumi Raptor Count in de steigers, die werd uitgebouwd tot een gedegen wetenschappelijke organisatie. Ze steunt op de inzet van honderden vrijwilligers uit vele landen om de vogeltellingen uit te voeren. Daarnaast wordt er samengewerkt met lokale mensen, niet alleen voor de logistiek maar ook voor de uitbouw van een netwerk van gasthuizen waarin tellers en bezoekers worden opgevangen. Zo werd het aantrekkende roofvogeltoerisme een economische hefboom, die vervolgens kon worden uitgebreid tot een ecologische. Want toeristen houden niet van jagers, dus moet daarop worden ingegrepen.
Zinloze slachtpartij
Tot ontzetting van de jagers verboden de autoriteiten vorig jaar plots elke vorm van jacht in de delta van de rivier Chorokhi. Ze betoogden massaal tegen het verbod in de straten van Batumi, maar zonder succes. ‘Ik herinner me het beeld van een massa jagers in de mooie moerassen van de delta’, vertelt Jansen. ‘We zagen jagers met een bundeltje dode steltlopers, waaronder een zeldzame purperkoet, aan een touw uit het gebied komen. De dieren hadden er geen kans. In de heuvels wordt nog flink op wespendieven geschoten, zogezegd omdat er wat vlees aanhangt, maar het gebeurt toch vooral voor het plezier. Veel doodgeschoten dieren worden zelfs niet opgeraapt. Nogal wat dieren die geraakt worden, vliegen nog een eind verder, waarna ze liggen te creperen. Het is een zinloze slachtpartij. We proberen de jachtdruk in de heuvels te verminderen door de dorpelingen rond onze telposten te sensibiliseren. Dat werkt. We zien steeds minder trekkende vogels dood uit de lucht vallen.’
Hoe het er in de lente in Batumi zal toegaan, weten de biologen nog niet. Dat is iets voor de toekomst, als er meer middelen komen. De lentetrek zal in ieder geval minder spectaculair zijn dan die in de herfst, omdat er minder jonge vogels passeren. De herfstroofvogeltrek is een overweldigend gebeuren. Op piektrekdagen hangt de lucht urenlang vol roofvogels die doelgericht naar het zuiden vliegen of zweven. De eerste week van september passeerden er meer dan 100.000 roofvogels, het overgrote deel wespendieven. Op 7 september trokken er liefst 60.000 wespendieven voorbij, naast 3000 zwarte wouwen en bijna 100 dwergarenden. Ik wist niet wat ik zag. De recorddag voor het hele Batumi-project was tot dusver 24 oktober 2014, toen er in enkele uren tijd 280.000 roofvogels voorbijtrokken, vooral steppebuizerds. ‘De lucht zag toen letterlijk zwart van de roofvogels’, zegt Jansen. ‘Er trokken ook meer dan 5000 grote arenden voorbij. Daar word je stil van.’
De streek rond Batumi is niet alleen geschikt voor roofvogels. De hele dag hoor je het geluid van voorbijtrekkende bijeneters. In de struiken scharrelen zeldzame trekvogeltjes, zoals de groene fitis en de noordse nachtegaal. Je ziet er klauwieren en klapeksters, wielewalen en draaihalzen. Je vindt er zeldzame steltlopers zoals de Kaspische plevier en de breedbekstrandloper. Maar de roofvogels gaan met de meeste aandacht lopen. Niet verwonderlijk, want van een belangrijk deel van de 35 soorten die er voorbij kunnen komen, trekt meer dan 10 procent van de wereldpopulatie voorbij Batumi. Voor de wespendief zou het zelfs meer dan de helft van de totale wereldpopulatie zijn.
‘De eerste jaren waren we wat in de war’, zegt Jansen. ‘We zagen meer dan een half miljoen wespendieven overtrekken, terwijl de wereldpopulatie op iets tussen een half miljoen en twee miljoen vogels werd geschat. Omdat er ook elders wespendieven van Europa naar Afrika trekken, bijvoorbeeld via de straat van Gibraltar, Sicilië en de Bosporus, kwamen we tot de conclusie dat de totale aantallen hoogstwaarschijnlijk onderschat werden. Ook voor de Balkansperwer en de dwergarend wezen onze tellingen uit dat de totale populatie groter moest zijn dan wat werd aangenomen. Verder ontdekten we dat er nergens ter wereld meer kiekendieven gezien worden dan hier. Het waren verheugende vaststellingen.’
Het succes van de regio rond Batumi voor de roofvogeltrek steunt op het feit dat de vogels er in een flessenhals gedreven worden, met aan de ene kant de bergen van de Kaukasus en aan de andere kant de Zwarte Zee. ‘Roofvogels die graag zweven om energie te besparen, houden er niet van om over grote wateroppervlakken te trekken’, legt Jansen uit. ‘Ze vinden er weinig thermiek om makkelijk hoogte te winnen. Boven het land tussen de zee en de bergen vinden ze die wel. Een groot deel van de trekkende roofvogels uit Oost-Europa en Rusland moet dus noodgedwongen de landengte tussen de bergen en de zee nemen om op een energievriendelijke manier in Afrika te raken. Batumi ligt op het smalste punt van die flessenhals. Vandaar duiken de vogels Turkije in, om via Israël door te vliegen naar Afrika. Het is een uitermate belangrijke corridor.’
4 tot 7 miljoen roofvogels
De 80 jaar oude Amerikaan Bill Clark is een van de grootste roofvogelexperts ter wereld. Van de (ongeveer) 320 bestaande roofvogelsoorten heeft hij er (ongeveer) 16 nog niet gezien. Clark heeft over de hele wereld roofvogels bekeken en bestudeerd. Ook hij is onder de indruk van wat hij in Batumi ziet: ‘Ik ben altijd blij als ik grote aantallen roofvogels zie, want de dieren hebben de voorbije decennia zwaar te lijden gehad van menselijke activiteiten. En overal ter wereld zie ik vooral jonge mensen met een uitzonderlijke interesse in roofvogels, die ze willen gebruiken als hefboom om plaatselijke natuurbeschermingsinitiatieven op te starten. Dat is hartversterkend. Natuurliefhebberij is niet iets wat je moet exporteren naar landen waar het nog niet hoog op de agenda staat. Je moet er de mensen gaan opzoeken die geboren zijn met een grote liefde voor de natuur, en hen helpen om die liefde te vertalen naar een efficiënte inzet voor de bescherming van hun natuur. Dat is de beste aanpak.’
Batumi is de derde beste plek ter wereld om de roofvogeltrek te observeren. De beste is de Mexicaanse havenstad Veracruz, waar jaarlijks tussen de 4 en de 7 miljoen roofvogels passeren. De tweede beste plek, met 2 miljoen roofvogels per seizoen, ligt in Costa Rica. In de Verenigde Staten bestaat er al bijna honderd jaar een sterke traditie in de studie van de roofvogeltrek. Intussen zijn er tweehonderd plekken, verspreid over het land, waar een groeiende schare mensen onder begeleiding van ervaren tellers van het fenomeen kan genieten. Roofvogeltoerisme zit wereldwijd in de lift.
Het Amerikaanse Hawk Mountain Sanctuary was de pionier. De observatieplek bestaat al sinds 1934. Ze ontstond toen een geëngageerde en gefortuneerde dame, uit afschuw voor de massale jacht op roofvogels die er plaatsvond, de plek opkocht en omtoverde tot het eerste roofvogelbeschermingsgebied ter wereld. ‘Afschuw van jacht is voor veel mensen een sterke incentive om zich voor beschermingsactiviteiten in te zetten’, vertelt Bill Clark. ‘Hawk Mountain Sanctuary is een bekende toeristische attractie geworden, die we gebruiken om mensen te sensibiliseren voor natuurbehoud. We laten er vooral positieve verhalen horen, zoals de terugkeer van de Amerikaanse zeearend en de slechtvalk, want dat stimuleert mensen. We laten er geëngageerde jongeren uit de hele wereld naartoe komen om ze in te wijden in de praktijk van het natuurbehoud. Zo dragen we de geest van de plek uit over de hele wereld.’
Ook de jonge Johannes Jansen profiteerde van de Amerikaanse expertise op het vlak van bescherming van natuur in het algemeen en roofvogels in het bijzonder. Tijdens zijn biologiestudie volgde hij een stage in Hawk Mountain Sanctuary, die hem voorbereidde op het moeizame werk van de oprichting van een stichting en het lobbyen voor efficiënt natuurbehoud op plekken die daar nog niet voor openstaan. De vogelliefhebberij kreeg hij met de moedermelk mee. Zodra hij lucht kreeg van het bestaan ervan, werd hij lid van de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM). ‘Eerst was dat vooral om te betogen en padden over te zetten’, grinnikt hij. ‘Maar later werd het ernstiger, en doken we in de harde natuurstudie. We zochten ook naar manieren om die kennis om te zetten in beschermingsmaatregelen.’
Jansen is een van die begenadigde vogelliefhebbers die vrijwel álles van vogels kennen: het kleinste roepje volstaat om een zangvogeltje te identificeren, speciale tinten op de ondervleugels van roofvogels dienen om geslacht en leeftijd te bepalen. Zo stelden hij en zijn collega’s in Batumi vast dat jonge wespendieven steevast enkele weken later doortrekken dan de oudere vogels. Niemand weet waarom dat zo is. De wespendief is een vogel waarvan de hele Europese populatie in de winter naar Afrika trekt. Dat moet wel, want zoals zijn naam het zegt is hij een wespen- en andere insecteneter, waardoor het voedselaanbod in het noorden in de winter te beperkt is.
Tijdens de trek eten de vogels niet. Overdag vliegen ze, ’s nachts rusten ze in bomen. In Afrika duiken de wespendieven onder in het tropisch regenwoud, waar ze op de grond wespennesten zoeken. De jonge vogels blijven er minstens één jaar hangen, en keren pas in hun derde levensjaar naar het noorden terug om er aan hun volwassen leven te beginnen.
Valkenier met kiekendief
In de tien jaren van de tellingen in Batumi bleef het bestand van de wespendief min of meer constant. Dat van de zwarte wouw neemt toe: de vogel lijkt zijn trekverplaatsingen steeds meer te beperken en overleeft zo makkelijker zijn winters, waarbij hij profiteert van het feit dat hij probleemloos in een menselijke omgeving met veel afval aan zijn trekken komt. De kiekendieven, daarentegen, krijgen het overal moeilijk, onder meer als gevolg van grootschalig biotoopverlies. De gevolgen daarvan zijn merkbaar in dalende aantallen trekkers boven Batumi.
Johannes Jansen neemt ons mee naar een valkenier vlak bij een van de trektelposten, waar een uitgeputte jonge grauwe kiekendief is binnengebracht. Het dier lag te zieltogen op een strand, waar militairen het vonden. Veel onervaren jonge vogels overleven hun eerste trekperiode niet. ‘Het is betekenisvol dat de militairen de moeite namen om het dier naar de valkenier te brengen’, vindt Jansen. ‘Het illustreert dat onze aanpak werkt. Tot voor enkele jaren zouden ze die moeite niet gedaan hebben. De valkeniers zijn voor ons een belangrijke schakel in het bespelen van de lokale autoriteiten, want ze zijn tegen het doden van roofvogels. De kleine aantallen vogels die ze vangen, vooral sperwers die ze africhten om op kwartels te jagen, laten ze na afloop van het valkeniersseizoen weer los. Ze helpen de plaatselijke autoriteiten ervan te overtuigen dat ze met de roofvogeltrek goud in handen hebben. De roofvogels worden nu ingeschakeld in toeristische programma’s, naast wijnproeverijen en contacten met de lokale cultuur.’
Dat wordt duidelijk tijdens een feestelijk spektakel dat het Georgische ministerie van Toerisme ter afsluiting van het zevende ‘Batumi Roofvogel Festival’ in een hip strandhotel organiseert. ‘Het lijkt wel een trouwfeest’, lacht Jansen. ‘Je had eens moeten zien hoe amateuristisch wij hier tien jaar geleden stonden.’ Jansen beschikt niet alleen over een doorgedreven biologische kennis, hij heeft ook een flair voor diplomatie en samenwerking met autoriteiten. Hij volgde in Gent zelfs vier jaar avondles Russisch om met de lokale mensen te kunnen communiceren. Georgië is zijn tweede thuis geworden.
‘Het zou wel helpen mochten we over wat meer middelen beschikken’, zucht hij. ‘We hangen bijna helemaal af van het werk van vrijwilligers en van donaties. We moeten de tellingen organiseren met een budget van ongeveer 15.000 euro, dat we elk jaar met veel moeite bij elkaar geschraapt krijgen. We hopen het budget in de toekomst te verdubbelen. Ik werk bij het Vlaamse natuurreisbureau Starling, dat gelukkig begrip heeft voor de situatie en me af en toe tijdens de werkuren administratie voor ons roofvogelproject laat doen. Soms kan ik als begeleider van een groepsreis naar Batumi – een deel van de opbrengst vloeit dan als een aanzienlijke donatie naar onze stichting. Maar als ik zelf naar Batumi ga om te tellen, moet ik vakantie nemen.’
Hoe kijkt Jansen vanuit zijn geprivilegieerde Georgische positie tegen de West-Europese situatie van roofvogels aan? De Vlaamse broedvogelpopulatie van de wespendief wordt op een 250-tal koppels geraamd. Er zijn aanwijzingen dat de soort het in onze contreien niet goed doet. Veel Vlaamse vogelliefhebbers reizen voor de roofvogeltrek naar Falsterbo in het zuiden van Zweden. Daar trekken elke herfst in totaal minder roofvogels over dan er op één dag boven Batumi gezien kunnen worden.
Jansen wil echter niet gezegd hebben dat hij de Vlaamse en Europese natuur onbeduidend vindt in vergelijking met wat hij in Georgië wil redden: ‘Als ik als jonge Vlaming niet bij de JNM was terechtgekomen, hadden mijn vrienden en ik dit initiatief nooit kunnen nemen. Natuurbehoud is overal in de wereld nuttig, ook op plekken waar natuur minder opvallend is dan in de heuvels rond Batumi. De belangrijkste boodschap die wij met ons werk willen brengen, is dat het overal in de wereld loont om aandacht te hebben voor natuur. Je zult niet overal efficiënte hefbomen vinden om natuurverschijnselen te vertalen naar een economische en dus ook ecologisch doeltreffende component, zoals ecotoerisme. Maar je vindt wél overal mensen met een hart voor de natuur die je kunt stimuleren. Dat is een essentieel deel van onze missie.’
Info: www.batumiraptorcount.org. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier