David Attenborough neemt zijn leven onder de loep: ‘Ik heb geen bijzondere stem, hoor’
Hij is wereldberoemd om zijn natuurdocumentaires en in Engeland bijna even geliefd als de Queen. Een gesprek met de 92-jarige Sir David Attenborough over paradijsvogels, kleurentelevisie en humor bij chimpansees.
Susan Attenborough, de dochter van dierenfilmer David Attenborough, opent de voordeur. Sir David, 92 jaar oud, daalt de trap af. Hij woont sinds 1952 in deze hemelsblauwe, twee verdiepingen tellende villa in Richmond, een groene wijk in het zuidwesten van Londen. Hij begroet ons en gaat ons voor naar de woonkamer. De deurvanger, zien we, is een metalen kever. En de lades van de buffetkast hebben plaatjes met als opschrift ‘Borneo’, ‘Sierra Leone’ en ‘Rwanda’. In de rekken aan de muur staan boeken, honderden cassettes met klassieke muziek en een aantal fossielen. De ramen kijken uit op een goed verzorgde tuin met een vijver. Tijdens het interview bereidt Susan, die al twee jaar bij haar vader inwoont, een avondmaal voor een grote groep gasten.
Sir David, waar komt uw fascinatie voor de natuur vandaan?
David Attenborough: Zoals duizenden en wellicht miljoenen jongens verzamelde ik als kind fossielen. Fossielen hebben iets romantisch. Een steen in tweeën slaan, zien hoe mooi die vanbinnen is en weten dat er nooit eerder iemand die schoonheid heeft gezien – dat is toch fascinerend? Dat had ik al door toen ik acht was.
14 miljoen Britten hebben vorig jaar de door u gepresenteerde reeks Blue Planet II bekeken. Als iemand u als kind had verteld wat u later zou worden, had u het geloofd?
Attenborough: Nee. Er was zelfs nog geen televisie toen ik klein was. En toen ik mijn eerste baan bij de BBC kreeg, in 1952, had ik nog nooit tv-gekeken.
Als jonge zoöloog had u eigenlijk gesolliciteerd voor een baan bij de radio. U werd niet aangenomen, maar kreeg later wel een aanbod om als producent op de televisieafdeling van de BBC te gaan werken. Wist u wat u te wachten stond?
Attenborough: Nauwelijks. We waren een klein team, zes mensen, en we konden zelf kiezen wat we wilden uitzenden.
En zo ontstond in 1954 Zoo Quest, het eerste dierenprogramma dat op tv uitgezonden werd. U hebt het genre zo goed als uitgevonden.
Attenborough: Ik kon toen natuurlijk niet weten dat ik mijn hele leven zou wijden aan het filmen van dieren. Ik vond Zoo Quest gewoon prettig om te maken. We volgden medewerkers van de Londense dierentuin die in de wildernis op zoek gingen naar dieren om te vangen voor de zoo. Omdat we geen groothoeklenzen hadden om uit de verte te filmen, namen we de gevangen dieren mee naar de studio en zetten ze daar voor de camera.
Om zeldzame dieren te filmen reisde u eerst naar Sierra Leone, een van de armste en gevaarlijkste landen ter wereld. Hoe was dat?
Attenborough: De natuur was overweldigend mooi. De luchtvochtigheid in West-Afrika, met zijn dertig à veertig meter hoge regenwouden, was enorm. Het was erg spannend.
De tv-kijkers kregen de volgende jaren te zien hoe u een python ving of een klein beertje de fles gaf. Hoe bent u eigenlijk vóór de camera terechtgekomen? U was toch producent?
Attenborough: We waren maar met weinig en iedereen moest zo’n beetje alles kunnen. Jack Lester, de presentator van Zoo Quest, werd op een bepaald moment ziek, maar de BBC gaf ons de duidelijke opdracht om elke week een uitzending klaar te hebben. Omdat ik als enige aan de expeditie had deelgenomen, zeiden de verantwoordelijken: ‘Dan moet jij maar presenteren.’ De tweede expeditie bracht ons naar Zuid-Amerika.
In de studio kwam het vaak tot slapstickachtige momenten, bijvoorbeeld toen u de Oostenrijkse gedragsbioloog en Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz filmde met een gans.
Attenborough: Ja, Lorenz was een interessante wetenschapper. Grappig, ook. Die gans deed voor de lopende camera haar behoefte op hem. Waarop hij, met dat Duitse accent van hem: ‘ Oh, all over the trousers!‘ (lacht)
Hij veegde zijn broek af met een zakdoek, vergat dat blijkbaar meteen weer, en snoot daarop zijn neus – met diezelfde zakdoek.
Attenborough: Toen werd het hem groen voor de ogen! Ik heb nog altijd een boek van hem waarin hij die situatie in cartoonvorm nagetekend heeft.
In 1979 werd u wereldberoemd toen u in Rwanda verrast werd door berggorilla’s. Hoe ging dat?
Attenborough: De documentaire die we daar draaiden heette Life on Earth en had de evolutie van de primaten als thema. Ik had het script geschreven en wilde aantonen dat het op elkaar zetten van duim en wijsvinger een belangrijke stap is in de evolutie – want zo eten bijvoorbeeld gorilla’s. Zodra een levend wezen in staat is om zijn vingers op een bepaalde manier tegen elkaar te houden, kan het werktuigen gebruiken. Met dat idee vlogen we naar Afrika. Daar ontdekten we op een dag een berggorillafamilie in de bosjes. Ik wilde een paar meter verderop juist mijn tekst voor de camera inspreken, toen een van de gorilla’s op mij afkwam en zijn poot op mijn rug legde.
De dieren begonnen aan u te voelen en klampten u vast. Besefte u hoe spectaculair een scène zou zijn waarin gorilla’s, de schuwste en gevaarlijkste apen, spelen met een mens?
Attenborough: Nee, die scène was zelfs bijna niet gefilmd. Want de regisseur zat eigenlijk te wachten tot ik eindelijk zou beginnen met mijn tekstje over de primaten en de evolutie van de eerste werktuigen.
De gorilla’s hadden het script niet gezien.
Attenborough: Als een gorilla op je kruipt, dénk je niet aan wat er in het script staat over een duim en een wijsvinger. De regisseur vreesde ook dat het in de film zou kunnen lijken alsof de gorilla’s getemd waren, alsof we in een dierentuin zaten. Pas toen de cameraman zei: ‘Dat is eigenlijk best grappig!’, zijn we beginnen te filmen. Terug thuis hebben we ons toch nog afgevraagd of dat materiaal wel bruikbaar was. Het paste eigenlijk niet echt bij ons onderwerp.
Hoe verklaart u dat de belangstelling voor uw films nu groter is dan ooit?
Attenborough: Dat heeft niets met mij te maken. Filmen of series maken kan tegenwoordig iedereen, dankzij alle technische mogelijkheden die er zijn. Maar een natuurdocumentaire is wel weer iets anders, omdat niet iedereen zomaar op de bodem van de oceaan kan gaan filmen. Daar heb je de nodige uitrusting, kennis en tijd voor nodig.
Zelf ben ik niet meer bij de expedities aanwezig, ik spreek alleen nog de teksten in. Ik vind Blue Planet II (de vorig jaar verschenen opvolger van ‘The Blue Planet’ uit 2001, nvdr) bijvoorbeeld ongelofelijk sterk, want we tonen beelden die mensen nooit eerder hebben kunnen zien. Dát verklaart het succes: niet iedereen kan zoiets maken.
Op de Facebook-pagina van Planet Earth, de BBC-hit uit 2006 die in 2016 een vervolg kreeg, schreef een jonge vrouw dat ze graag seks heeft terwijl die documentaire speelt , omdat dat zo’n natuurlijk gevoel geeft.
Attenborough: Echt?
Ja. Volgens TheNew York Times is Planet Earth in zekere zin de nieuwe Barry White.
Attenborough: Laat ik daar dit op antwoorden: we proberen ervoor te zorgen dat je op zoveel mogelijk manieren van de reeks kunt genieten. Natuurlijk moeten we ook met de meest kritische kijkers rekening houden – maar als iemand zijn gedachten laat afdwalen, is dat natuurlijk prima. (lacht)
U bent opgegroeid in Leicester, een industriestad in centraal Engeland – niet bepaald in de volle natuur.
Attenborough: Inderdaad, maar ik fietste in een halfuurtje naar het platteland en zat meteen tussen de velden, de landwegen en de koeien. Ik woon nu ook in de stad. Dat vind ik prettig omdat er goede kunst, theater, muziek en literatuur te vinden is. Maar als stadsmens kun je tegelijk van de natuur houden, hè?
Uw oudere broer was Richard Attenborough, de acteur en regisseur die in 2014 overleden is. Heeft hij u beïnvloed?
Attenborough: We hadden een erg nauwe band. Ik bewonderde hem, maar beïnvloed heeft hij mij niet echt. Zijn aanpak was omgekeerd aan de mijne. Als regisseur dirigeerde hij het geheel, terwijl ik eerder een rol als toeschouwer had en de dingen liet gebeuren.
Het zag er lang naar uit dat u carrière zou maken als manager bij de BBC. In 1969 werd u het hoofd van BBC Two, waar u de kleurentelevisie invoerde. Hoe is dat in zijn werk gegaan?
Attenborough: We hadden maar een paar kleurencamera’s. Om daarmee in een studio te kunnen filmen, hadden we eigenlijk het dak moeten wegnemen, zodat de zon naar binnen kon schijnen – zoveel licht hadden die dingen nodig. Ik vroeg onze technici: ‘Hoe lang zou het duren om het resultaat technisch beter te maken?’ Ze zeiden: ‘Ongeveer negen maanden.’ Maar ik wilde zo snel mogelijk in kleur kunnen uitzenden. Ik wilde daar de eerste in Europa mee zijn.
Wat ook lukte. In 1967 moesten de Duitsers het tegen u afleggen.
Attenborough: Ja, zij waren een paar weken later! Wat we toen al hadden, waren goed functionerende buitencamera’s die in kleur konden filmen. En toen dacht ik aan Wimbledon. Om het tennistoernooi te filmen, hadden we genoeg aan onze drie buitencamera’s. Daarmee konden we de hele dag uitzenden.
U bracht ook het comedycollectief Monty Python op tv, en klom tussendoor almaar hoger op de ladder van de BBC-hiërarchie.
Attenborough: Inderdaad. Mijn broer was ervan overtuigd dat mij een belangrijke carrière te wachten stond als general manager van de BBC. Ik had daar niet zoveel zin in. Ik zou ook geen goede baas zijn geweest. Als directeur moet je je voortdurend bezighouden met politiek, geld, verzekeringen, vakbonden, loonstructuren. Ik wilde films en series maken.
En dus bent u in 1973 naar de dieren teruggekeerd. Vanwaar die nederigheid tegenover het dierenrijk?
Attenborough: Wie naar een vogel kijkt en daar niets speciaals bij voelt, zal mij niet begrijpen. En wie wél iets voelt, weet wat ik bedoel en heeft geen uitleg nodig.
Hebt u een lievelingsvogel?
Attenborough: Ik ben dol op de paradijsvogels in Nieuw-Guinea. Die zien er zo theatraal uit.
U wilde op Nieuw-Guinea ooit twaalf verschillende exemplaren van dat dier filmen. Omdat u zich in een gevechtszone bevond, zijn het er maar elf geworden.
Attenborough: We moesten inpakken en wegwezen. We kregen te horen dat gewapende milities ons zouden aanvallen als we naar de twaalfde vogel bleven zoeken. Wie die plek een beetje kent, moet wel gek zijn om daar dan toch te willen blijven filmen. Papoea-Nieuw-Guinea is een jong land, er is geen geld om overal politie in te zetten en de veiligheidsproblemen zijn groot. Waarom zou dat land zijn weinige budget uitgeven aan politiecontroles in afgelegen wouden waar bijna niemand komt?
Behalve u, blijkbaar. Hebt u veel gevaarlijke situaties meegemaakt?
Attenborough: Er is nooit iets ergs gebeurd, nee. Op weg naar het Indonesische eiland Komodo hebben we eens schipbreuk geleden. En we zijn ook eens op een wapensmokkelaar gestoten. Maar echt gevaarlijk? Nee, dat is het nooit geworden.
Zijn er dieren waar u bang voor bent?
Attenborough: Ik heb een irrationele angst voor ratten. Hoewel, misschien is dat helemaal niet zo irrationeel. Ratten zijn niet bang voor mensen en kunnen ziektes verspreiden. Er zijn er ’s nachts al vaker over mijn gezicht gekropen. Vreselijk.
Kunt u iemand helpen die bang is voor spinnen?
Attenborough: Arachnofobie is een bewezen stoornis. Vooral in Australië kunnen mensen er problemen door krijgen, omdat daar erg veel grote spinnen leven. Maar je kunt trainingen volgen om die angst te overwinnen. Het helpt, bijvoorbeeld, om naar de dierentuin te gaan en daar een spin over je hand te laten lopen.
David Attenborough
– 8 mei 1926: geboren in Isleworth, Middlesex, Verenigd Koninkrijk
– Studie: geologie, zoölogie en natuurwetenschappen aan de Universiteit van Cambridge
– 1952: treedt voltijds in dienst van de BBC, waar hij in 1954 zijn eerste natuurhistorische programma maakt: Zoo Quest
– 1965: wordt hoofd van BBC Two en in 1969 programmadirecteur van de BBC
– 1979: Life on Earth is de eerste van zijn grote documentairereeksen
– 2001: verzorgt het commentaar bij The Blue Planet, de eerste allesomvattende BBC-reeks over het zeeleven, en in 2006 bij Planet Earth, de grootst opgevatte natuurdocumentairereeks aller tijden
Hebt u uw kinderen Robert en Susan de liefde voor de natuur bijgebracht?
Attenborough: Ik heb nog nooit een kind ontmoet dat níét dol is op de natuur. Je moet kinderen alleen de kans geven om de natuur te leren kennen. Toen de mijne nog jong waren, hadden we hier tropische vissen, apen, papegaaien, spinnen en kameleons.
In dit huis?
Attenborough: Ja, op de tweede verdieping. Maar die zijn daar nu weg, hoor.
Uw vrouw Jane, die u op uw achttiende leerde kennen, is in 1997 gestorven. U hebt haar vaak voor lange periodes moeten achterlaten: kunt u aan jonge mensen uitleggen hoe het voelt om in volledige afzondering te leven, ver weg van je geliefden?
Attenborough: Op Borneo, bijvoorbeeld, hadden we drie maanden geen contact met andere mensen. In de tijd van de smartphone is dat onvoorstelbaar. Wie zou er nu zonder telefoon aan zo’n reis beginnen? Zoiets kun je niet onder woorden brengen, je moet het meemaken. Ik kan niet beweren dat ik het prettig vond, maar ik ben dankbaar dat ik het heb meegemaakt. Ik was nog jong, het kwam niet in me op hoe reddeloos verloren ik zou zijn als ik een ziekte zou oplopen of een been zou breken.
Om dieren te filmen moet je urenlang stilzitten tot er eindelijk iets gebeurt. Wat deed u tegen de verveling?
Attenborough: Ik had altijd veel muziekcassettes mee. Ik hou bijvoorbeeld van Schubert.
Waarom zijn sommige dieren, vlinders bijvoorbeeld, zo mooi?
Attenborough: Er zijn dieren, vooral vogels, waarvoor schoonheid een functie heeft. De schoonheid van de mannelijke vogel dient om een wijfje aan te trekken. In Australië zijn er vogels die prachtige voorwerpen verzamelen om er een soort museumpje mee te bouwen, waar ze bloemen, schelpen en bessen in schikken. De wijfjes kiezen het museum dat ze het mooist vinden. En dat is de plek waar ze paren en de jongen uitbroeden.
Hebben dieren en mensen een vergelijkbare smaak?
Attenborough: We hebben inderdaad dezelfde voorkeuren. Bij die kleine museumpjes, bijvoorbeeld, raadden we soms waar het wijfje zou gaan zitten, en het klopte meestal. We vonden hetzelfde museumpje het mooist.
Hebben dieren eigenlijk humor?
Attenborough: Chimpansees wel, denk ik, hoewel het moeilijk is om dat te beoordelen. Tenslotte hebben ook niet alle mensen humor.
Probeert een documentairemaker vooral de menselijke kanten van dieren te benadrukken, om de herkenning groter te maken?
Attenborough: Ik zou het betreuren als dat zo was. Wat ik bijvoorbeeld aan termieten en spinnen juist zo mooi vind, is dat ze helemaal anders zijn dan mensen.
Ik heb een irrationele angst voor ratten. Er zijn er ’s nachts al vaker over mijn gezicht gekropen. Vreselijk
Gelooft u na al uw fantastische avonturen dat er een schepper bestaat?
Attenborough: Ik ben geen praktiserend christen, ik ben agnost. Ik geloof in elk geval niet dat God de eerste vrouw uit een rib van Adam heeft geschapen. Maar ik zeg evenmin dat er géén God is. Misschien heeft de homo sapiens gewoon niet het nodige verstand om de samenhang tussen de dingen te zien.
Hoe is het volgens u vandaag met de natuur gesteld?
Attenborough: Ze is er erg aan toe. De temperatuur van de zeeën stijgt, de regenwouden worden gekapt, er is de vergiftiging van de atmosfeer, het plastic in de oceanen… Er zijn tegenwoordig drie keer zoveel mensen op de wereld als toen ik mijn eerste televisiereeks maakte. Dat ligt voor een deel ook aan het feit dat veel mensen heel lang leven. Ik ben 92 – toen ik klein was, was dat ongelofelijk oud.
U hebt uw politieke opvattingen lang verborgen gehouden, maar nu niet meer.
Attenborough: Kijk, de BBC is een publiekrechtelijke instelling. Vroeger was de omroep in zekere zin het enige podium van het land. Dat brengt een zekere verantwoordelijkheid met zich mee. Ik heb altijd gevonden dat er zoveel mogelijk verschillende stemmen te horen moeten zijn, zodat de kijker zijn eigen mening kan vormen. Op de BBC doe je niet aan propaganda, punt.
Maar het effect van milieuvervuiling hebt u met uw eigen ogen gezien. Was dat een reden om alarm te slaan?
Attenborough: Als ik in de jaren zestig verteld had dat plastic de wereldzeeën kapotmaakte, zou dat op ongeloof zijn onthaald, omdat er nog geen wetenschappelijke bewijzen voor waren. Ook nu wil ik de mensen niet voorschrijven hoe ze over het milieu moeten denken. Maar ik laat wél zien wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Er zijn nog altijd mensen in topfuncties die de klimaatverandering een leugen noemen, zoals de huidige Amerikaanse president.
U hebt nooit nagelaten om de gruwelijke kant van de natuur te laten zien. Een scène waarin tien slangen een leguaan omsingelen en wurgen, vergeet je als kijker niet gauw.
Attenborough: In werkelijkheid heb ik de natuur mínder wreed getoond dan ze is. We zullen bijvoorbeeld nooit een leeuw laten zien die een nog levende antilope verslindt, terwijl ze nog trappelt met haar poten.
Ik wil de mensen niet voorschrijven hoe ze over het milieu moeten denken. Maar ik laat wél zien wat er allemaal zou kunnen gebeuren
Wat doen wij mensen verkeerd in de omgang met de natuur?
Attenborough: Na de industriële revolutie is de mens almaar meer van de natuur vervreemd geraakt. Als we haar beter zouden kennen, zouden we voorzichtiger met haar omspringen. Ik bedoel maar: kinderen groeien op zonder ooit een koe te hebben gezien, ze weten niet waar melk vandaan komt. Als je dan de belastingen wilt verhogen om milieuvervuiling tegen te gaan, mag het niet verbazen dat er daarvoor weinig begrip is – dat de mensen zeggen: ‘Wat kunnen mij de wereldzeeën schelen?’
Wat vindt u van dierentuinen?
Attenborough: Die zijn heel belangrijk. Vroeger dienden ze vooral om zoveel mogelijk verschillende dieren te laten zien. Nu proberen ze vooral aan te tonen hoe belangrijk het is om dieren te beschermen.
Maakt u zich zorgen over de toekomst van de wereld, als u kijkt naar de milieuvervuiling en het toenemende nationalisme?
Attenborough: De wereld zit diep in de shit, maar dat is nooit anders geweest.
Toen u een tiener was, woedde de Tweede Wereldoorlog.
Attenborough: Ik was te jong om te gaan vechten, dat was mijn geluk. Ik heb niemand moeten doden. Tijdens de oorlog woonden twee Joodse meisjes bij ons, Irene en Helga. Mijn ouders hadden zich vrijwillig gemeld om Duitse kinderen op te nemen die met de kindertransporten naar het Verenigd Koninkrijk waren gebracht. De meisjes wilden aanvankelijk naar New York doorreizen, waar hun oom woonde. Maar een schip van de vloot die hen naar Amerika zou brengen, werd getorpedeerd en verging, met honderden kinderen aan boord. Dus werd de overtocht afgezegd en lieten onze ouders weten dat we er twee nieuwe zusjes bij hadden.
Irene en Helga zijn gebleven tot het einde van de oorlog, en zijn dan alsnog naar New York gegaan. Ze leven niet meer, maar ik heb nog contact met hun kleinkinderen.
U hebt maatschappelijk engagement van uw ouders meegekregen?
Attenborough: Mijn ouders waren erg sociaal. Twee jaar voor Irene en Helga hadden ze al Baskische kinderen in huis gehaald die gevlucht waren voor de Spaanse burgeroorlog. Mijn moeder organiseerde kindertransporten naar Engeland. Ze kon er vijftig onderdak geven in een groot landhuis dat ze buiten Leicester had gevonden.
De Gobiwoestijn: die had ik graag eens bezocht. Daar zouden mooie fossielen te vinden zijn
Wat denkt u over de huidige Europese vluchtelingencrisis?
Attenborough: Het was in de jaren dertig en veertig niet zo moeilijk als vandaag om de deuren voor vluchtelingen open te zetten. Ze zijn niet meer met vijftig, honderd of duizend, maar misschien met vijftigduizend. Je zult mij niet horen zeggen dat het in die situatie vanzelfsprekend is om beslissingen te nemen.
Hebt u deelgenomen aan het referendum over de brexit in 2016?
Attenborough: Ja.
Wat hebt u gestemd?
Attenborough: Dat zeg ik niet. In mijn tijd als hoofd van BBC Two heb ik geleerd om mijn politieke opvattingen voor mezelf te houden. Maar goed, persoonlijk vind ik de brexit natuurlijk jammer. Tegelijk ben ik er nogal van overtuigd dat een stemming over het lidmaatschap van de Europese Unie in andere landen hetzelfde resultaat zou hebben gehad.
U bent in Engeland bijna even geliefd als de Queen. Uit een enquête is gebleken dat veel mensen graag zouden willen dat uw gezicht op de briefjes van 20 pond prijkt.
Attenborough: Ik denk niet dat ik echt zo populair ben. In mijn vak weet je dat zulke aandacht eigenlijk niets te betekenen heeft. Mijn publieke leven staat los van mijn privéleven.
Uw stem is uw handelsmerk geworden. De Amerikanen hebben ooit geprobeerd om ze te vervangen door die van actrice Sigourney Weaver, maar het origineel verkocht in de States gewoon beter. Wat is het geheim van uw stem?
Attenborough: Ik heb geen bijzondere stem, hoor. Ze was alleen al in duizenden uitzendingen te horen en de mensen zijn er gewoon aan gewend geraakt. Ik spreek de woorden duidelijk uit, meer niet.
Naar verluidt hebt u één slechte gewoonte: u bent verslaafd aan chocolade.
Attenborough: Ik ben daar twee jaar geleden mee gestopt. Ik had er gewoon te veel gegeten, minstens 250 gram per dag! Dat is toch belachelijk?
Omdat u nog natuurdocumentaires inspreekt, blijft u verbonden met de natuur, ook al reist u niet meer. Bent u daar blij om?
Attenborough: Dat is fantastisch! Als ik bepaalde vogels in Australië wil zien, kan ik daar een camera laten opstellen om hun nesten te observeren. Ik weet altijd hoe het met de kuikens gaat.
Weinig televisiemakers hebben zoveel van de wereld gezien als u. Is er een plaats die u nog graag zou bezoeken?
Attenborough: Ik denk niet dat ik de meest bereisde mens ter wereld ben, hoor. Als je de kilometers telt, heeft elke vliegtuigpiloot er meer verzameld dan ik. Maar de Gobiwoestijn: die had ik graag eens bezocht. Daar zouden mooie fossielen te vinden zijn. (knipoogt)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier