Beestenboel: modern bosbeheer heeft een averechts effect op de kuifmees
Het mooie meesje met de grote kuif ziet zijn favoriete biotoop verdwijnen.
Het is moeilijk te bepalen welke de mooiste mees in onze streken is. De elegante staartmees is een goede kandidaat, maar het fraaie baardmannetje komt zeker in de buurt. De eerste kan in tuinen gezien worden, de tweede leeft in uitgestrekte rietgebieden, die zeldzaam geworden zijn in onze regio. Een geschikte kanshebber om de top drie vol te maken is de kuifmees: een prachtig bruinwit vogeltje dat opvalt door zijn opgerichte spitse kuif en de zwarte tekening op zijn kop. Je herkent het uit duizenden.
Kuifmezen zijn levendige beestjes. Ze zijn constant in de weer in de naaldbomen waarin ze het liefst vertoeven. Ze verraden hun aanwezigheid doorgaans door de trillende roepjes waarmee ze contact houden met elkaar.
Af en toe komen ze in tuinen terecht, zeker in de Kempen, die in Vlaanderen hun belangrijkste leefwereld vormen. Jonge vogels gaan na het verlaten van hun geboortegebied zwerven. In het winterhalfjaar verzeilen ze soms per ongeluk in biotopen die niet echt geschikt zijn voor hun overleving. Vanaf de vroege lente proberen ze zich te settelen in een dennenbos.
Kuifmezen zijn honkvast. Zodra ze ergens gevestigd zijn, verplaatsen ze zich zelden meer dan enkele honderden meters ver. De grootste verplaatsing die een geringde vogel in Vlaanderen zou hebben gedaan, is een tocht van Brasschaat naar Geel in de Antwerpse Kempen: een afstand van zo’n dertig kilometer in vogelvlucht. Dat is een wereldreis naar kuifmeesnormen. Wegens zijn bescheiden verplaatsingscapaciteiten is het diertje een van de weinige vogelsoorten die alleen in Europa voorkomen.
De kuifmees is een schaars voorbeeld van een soort die het moeilijk krijgt door natuurbeheer.
In Europese regio’s met veel naaldbomen is de kuifmees algemeen. Maar in Vlaanderen en Nederland komt ze in de problemen. In de twintigste eeuw profiteerde de soort van de massale aanplanting van dennenbomen die hout moesten leveren voor de mijnen. De kuifmees was een van de weinige diertjes die goed gedijden in de schrale dennenmonoculturen met hun kale ondergrond.
Modern bosbeheer is erop gericht onze bossen diverser en natuurvriendelijker te maken, wat voor de kuifmees een averechts effect heeft. Haar bestand is de laatste tijd bij ons met een kleine 20 procent achteruitgegaan. De Vlaamse broedpopulatie wordt nu op iets tussen 5000 en 15.000 koppeltjes geraamd. De kuifmees is een van de schaarse voorbeelden van soorten die het moeilijk krijgen als gevolg van natuurbeheer.
Kuifmezen hakken nestholen uit in verzwakte bomen, vooral berken. Naaldhout gebruiken ze eerder om naar voedsel – insecten in de zomer, zaden in de winter – te zoeken. De diertjes staan erom bekend dat ze in de herfst verspreide zaadvoorraadjes aanleggen voor magere maanden. Omdat ze niet beschikken over een weefselbuffer in hun kop om harde klappen op een boomstam op te vangen, zoals spechten, kunnen ze alleen zacht hout aan voor de nestconstructie.
De vrouwtjes doen het grootste deel van het nestmaakwerk, maar als een mannetje in goede doen is helpt het mee, waardoor er vijf dagen op de nestwerkzaamheden bespaard kunnen worden. Het nest is een mooie constructie van mos en korstmos, afgewerkt met pluimpjes, haartjes en spinrag. Het is een knusse leefomgeving voor jonge meesjes.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier