Bedreigde soorten: hoe de jagerslobby de patrijzenjacht verdedigt
In een omstandig rapport pleiten wetenschappers voor een moratorium op de jacht op de patrijs in Vlaanderen. Zo willen ze de bedreigde vogelsoort een kans geven om haar populatie te herstellen. Jagers zoeken de vreemdste argumenten om dat besluit te counteren.
De patrijs is in Vlaanderen een bedreigde vogelsoort. Haar status kreeg het label ‘kwetsbaar’. Zoals bijna alle akkervogels heeft ze zware klappen gekregen als gevolg van de verloedering van haar lievelingsbiotoop. De intensivering van de landbouw met de bijbehorende pesticiden en vernietiging van kleine landschapselementen, zoals hagen en geschikte voederplekjes, is catastrofaal gebleken voor de soort. Tussen 2007 en 2016 nam haar broedbestand met 56 procent af (en in 2007 was het al een stuk lager dan voordien).
Helaas: in een van de opvallende anachronismen die Vlaanderen op het vlak van natuurbeheer rijk is, mag de patrijs nog altijd bejaagd worden – in tegenstelling tot in Nederland en Luxemburg, waar de jacht al in de vorige eeuw werd stopgezet. Ook uit de jachtstatistieken blijkt de afname van de patrijs. Tussen 2007 en 2016 werd 39 procent minder patrijs geschoten. De afname wordt zo goed als overal in Vlaanderen vastgesteld.
Jagers zwijgen angstvallig over een incident waarbij een busje met honderden gekweekte patrijzen werd onderschept.
Omdat er steeds meer kritiek komt op het feit dat de patrijs, ondanks zijn bedreigde status, nog bejaagd mag worden in Vlaanderen, heeft het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een omstandig rapport over de kwestie gemaakt. De conclusies zijn helder: jacht induceert bijna altijd een afname van de populatie van de patrijs. Een stabiele populatie kan ‘een beetje’ jacht verdragen, maar er mag nooit meer dan 20 procent van het najaarsbestand van de soort geschoten worden – volgens sommige studies is zelfs dat te veel.
Tegenstrijdige cijfers
De patrijs komt in Vlaanderen vooral in grensregio’s voor – de zee en Wallonië meegerekend. Bijna de helft van de dieren wordt in West-Vlaanderen geschoten, een kwart in Oost-Vlaanderen en een vijfde in Vlaams-Brabant. De wetenschappers twijfelen er niet aan dat de jachtintensiteit op een aantal locaties te hoog is. De Vlaamse minimumlimiet voor jacht is minstens drie koppels patrijzen per 100 hectare open ruimte, maar desondanks werd er in 2016 uit twee derden van de wildbeheerseenheden (dat zijn afgebakende jachtgebieden) afschot van patrijzen gemeld. Dat lijkt veel te veel, zodat de wetenschappers ervoor pleiten om de drempelwaarde voor jacht op patrijzen op te trekken.
Er is een enorme discrepantie tussen de cijfers over het patrijzenbestand van wetenschappers enerzijds en die van jagers anderzijds. In 2002 schatten wetenschappers het broedbestand in Vlaanderen op iets tussen de 3000 en de 10.000 koppels – patrijzen zijn niet makkelijk te inventariseren, vandaar de brede marge. Nu zouden het er maximaal 5000 zijn. Dat is goed voor een najaarsbestand van zo’n 20.000 vogels. Volgens de jagers zouden er echter 25.000 koppels patrijzen zijn, goed voor een najaarsbestand van 85.000 dieren. In 2016 werden er bijna 15.000 geschoten. Dat is 17 procent van de najaarspopulatie volgens de jagers, maar liefst 74 procent volgens de wetenschappers.
Het zegt veel over de problematiek: het is een discussie over cijfers waarbij niemand precies weet waar de waarheid ligt. Het blijft bizar. Op veel plekken, zoals in de Waaslandpolders, zien vogelliefhebbers geen patrijzen meer, maar volgens de jagers leven er honderden koppels. Over waar die zitten, doen ze geheimzinnig. Ze schermen ook graag met het biotoopbeheer dat ze doen met het oog op de jacht op de patrijs: zonder hun inspanningen, zoals het bijvoederen van dieren in de winter, zouden er nog minder patrijzen in Vlaanderen leven. Maar ze willen voor hun inspanningen wel ‘beloond’ worden met een mooie ‘oogst’.
De wetenschappers van het INBO houden rekening met de optie dat als de jacht (tijdelijk) verboden wordt, jagers minder inspanningen zullen doen om hun jachtgebied aantrekkelijk te maken voor de soort, waardoor die het nog moeilijker zou kunnen krijgen. Maar ze gaan ervan uit dat het habitatbeheer van jagers doorgaans op meerdere soorten tegelijk gericht is, zodat een jachtverbod op de patrijs niet per se het stilvallen van hun inspanningen zou betekenen.
In het algemeen werpen ze op dat er een grote lacune is in de kennis van ‘de mate waarin de jagerij bijdroeg aan het implementeren van habitatmaatregelen in het agrarisch gebied’. Concreet betekent dit dat het niet overal duidelijk is welke inspanningen jagers doen om het landbouwgebied aantrekkelijker te maken voor patrijzen en andere akkervogels. Het is nochtans een van de pijlers van goed akkerlandbeheer.
De basisconclusies van het rapport zijn zeer duidelijk. ‘Het duurzaam karakter van jacht op de patrijs moet momenteel in vraag worden gesteld’, besluiten de wetenschappers. En nog: ‘De huidige jachtwetgeving slaagt er onvoldoende in om overbejaging tegen te gaan.’ In het kader van plannen om de populaties van akkervogels een boost te geven, wordt voorgesteld om een moratorium van vijf jaar op de jacht op de patrijs in te stellen, waardoor het bestand weer zou kunnen aantrekken. Later kan dan overwogen worden om opnieuw een duurzame jacht op een grotere populatie toe te laten.
Alle zonden van Israël
Het viel te voorspellen dat de jagers de conclusies van het rapport van tafel zouden vegen. Ondanks het feit dat tien gedegen wetenschappers van het INBO hun krachten bundelden om het te maken, en er veel tijd in geïnvesteerd is, noemt de Hubertus Vereniging Vlaanderen (HVV, zeg maar de jagerslobby) het ‘onvoldragen en een gemiste kans’. Volgens de jagers leggen de wetenschappers te veel schuld bij de jacht en te weinig bij de intensieve landbouw en de vos. Over de vos melden de wetenschappers dat uitsluitend bestrijding van predatie (het verschijnsel dat sommige dieren andere doden en verslinden) geen verbetering van het patrijzenbestand betekent. Maar er is geen enkele jager die dat gelooft – ze hebben daar zelfs geen wetenschap voor nodig, ze wéten dat. De HVV besluit dat het rapport ‘intellectueel oneerlijk’ is door jagers ’te beladen met alle zonden van Israël’.
Waar de HVV het niet over heeft (het INBO trouwens ook niet) is een incident waarbij een busje met honderden in Nederland gekweekte patrijzen in de Limburgse grensregio werd onderschept. De vogels waren besteld om uitgezet te worden in Vlaamse jachtgebieden. Uitzetten zou kunnen verklaren waarom jagers veel meer patrijzen zien en schieten dan volgens het officiële Vlaamse broedvogelbestand mogelijk is. De in beslag genomen dieren mochten van de autoriteiten zelfs niet worden uitgezet, maar moesten worden verdelgd, omdat ze tijdens de kweek behandeld waren met groeihormonen en antibiotica.
Eigen natuurwetten
Hoe jagers tegen patrijzen aankijken, blijkt ook uit de ervaringen van natuurbeschermer Peter Bossu van de studiedienst van de SP.A. Hij moest in de aanloop naar de verkiezingen zijn partij vertegenwoordigen op een debat georganiseerd door de HVV. De SP.A was de enige partij die voor een moratorium op de patrijzenjacht pleitte – het zegt veel over de greep die de jachtsector op onze politiek heeft. (Het discours van de vertegenwoordiger van Groen was te ‘wollig en warrig’ voor een duidelijk standpunt.)
Volgens de jagers leggen de wetenschappers te veel schuld bij de jacht en te weinig bij de intensieve landbouw en de vos.
Achteraf werd Bossu bestookt met e-mails van jagers die allemaal als kernboodschap de mantra hadden: ‘Zonder jagers geen patrijzen’. Dat jagers een eigen invulling van de natuurwetten hanteren, bleek mooi uit een bericht van een jager uit de IJzervallei die zonder meer stelde: ‘Als we niet jagen op de patrijs blijven de oude, niet meer vruchtbare dieren een groot gebied verdedigen. Als we jagen halen we die eruit en komt er ruimte voor jongere dieren.’
Afgezien van het feit dat deze jager impliceert dat hij in het veld een oude, onvruchtbare patrijs kan herkennen, lanceert hij meteen een primeur in de biologie: menopauze bij een vogel! Want in de natuur sterven bijna alle dieren vruchtbaar – uitzonderingen zijn de vrouwen van de mens, de orka en de griend. Blijkbaar is er volgens de jager bij de patrijs ook een penopauze (als concept, want zoals de meeste vogels hebben patrijzen geen penis). In de jagersversie van de evolutietheorie blijven onvruchtbare patrijzen leven, tenzij zij ze schieten.
Dat idee-fixe past perfect in het plaatje dat veel jagers in hun hoofd hebben: ze maken zichzelf wijs dat ze op oude, zieke en zwakke dieren schieten om zich een maatschappelijk verdedigbare rol als broodnodige regulator van de natuur aan te meten. Als de meerderheid van de jaarlijks geschoten 15.000 patrijzen effectief oud en onvruchtbaar zou zijn, zit je als vogel wel met een probleem. Dan hoeven wetenschappers niet verder te zoeken naar de teloorgang van onze patrijzenpopulatie: ze is gewoon versleten.
Om het met de woorden van een niet langer gevierd politicus te zeggen: wie gelooft die mensen nog?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier