Jan Van Hulle & Arne Vastershaeghe
‘Als insecten sterven, zakt onze voedselproductie in elkaar’
Jan van Hulle en Arne Vastershaeghe, bioboeren bij De Zonnekouter in Machelen aan de Leie, weten waarom er, ondanks de massale insectensterfte, op bio- en organische boerderijen meer insecten te vinden zijn dan op andere boerderijen. ‘We geloven écht in de kracht van het natuurlijke systeem.’
Wereldwijd is er een massale insectensterfte. Het is een trend die zich jaar na jaar doorzet. En dat is absoluut geen goede zaak. Het verlies aan biodiversiteit bij de populaties onderaan de voedselpiramide leidt tot een verstoring van het natuurlijk evenwicht over de hele lijn. En dat heeft een aantal nare gevolgen: wildgroei van eenzijdige populaties die leidt tot het uitbreken van plagen, een gebrek aan natuurlijke ‘vijanden’, gebrekkige bevruchting van gewassen…
Als insecten sterven, zakt onze voedselproductie in elkaar.
Als insecten sterven, zakt onze voedselproductie in elkaar. Onderzoek toont aan dat er op bio- en organische boerderijen veel meer insecten te vinden zijn dan op bedrijven uit de gangbare landbouw. Wij, de boeren van de biodynamische boerderij De Zonnekouter, nemen dagelijks het leven op onze boerderij waar en weten hoe dat komt.
De keuze die wij maken rond bestrijding is de volgende: we vertrouwen op het veerkrachtige natuurlijke evenwicht, iets waar we al sinds het ontstaan van de boerderij in 2000 op focussen. We passen geen enkele vorm van plaagbestrijding toe en onze mest dient enkel als voedsel en opbouw van het leven in onze bodem. We cultiveren niet enkel een levende aarde, maar zorgen voor een levende biotoop in alle mogelijke hoekjes van de boerderij.
Een belangrijke oorzaak van de afname van biodiversiteit is het gevolg van hoeveel mensen tegenwoordig in het leven staan: we spelen vaak een dominante rol in onze natuurlijke omgeving en houden als soort geen rekening meer met de drang naar evenwicht die heerst in de natuur. Gaat er iets fout, dan grijpen we in. Wat er gebeurt als we niet ingrijpen, daar hebben we vaak het gissen naar.
Biodynamische boeren zien zichzelf daarentegen niet als overheerser van de natuurlijke wereld. We zijn bondgenoten van de natuur en helpen haar om een evenwicht te bereiken waar we beiden van kunnen genieten. Door niet in te grijpen in het natuurlijke streven naar evenwicht krijgen ook insecten meer kansen. Daarom zijn er op kleinschalige, organische boerderijen ook veel meer insecten te vinden.
De Zonnekouter is een biotoop voor ‘natuurlijke vrienden’, maar die kwam er niet vanzelf. We hebben best wel wat energie gestopt in de aanleg ervan: een natuurlijke poel, gemengde hagen, houtkanten, bomen, plekjes polvormende grassen en smeerwortel waar allerlei loopkevers en spinnen in overnachten en overwinteren, rommelige plekjes snoeiafval waar ieder jaar hommels, spitsmuizen, egels en andere beestjes in huizen. In onze composthoop vinden we al sinds enkele jaren de reusachtige larves van neushoornkevers terug. Die compost zorgt voor een humusrijke aarde met veel en gevarieerd bodemleven:, ook ondergronds zorgt de natuur hier voor evenwicht. De poppen van de koolwitjes en gamma-uilen op de zijkant van onze serre zijn allemaal gevuld met de larves van sluipwespen. Op venkel en wortelloof vinden we prachtige rupsen van koninginnepages. Er staan bijenkasten in onze boomgaard en in ons teeltplan zaaien we bloeiende tussenteelten als voedsel voor bijen en hommels. Tijdens het jaar zien we meesjes, patrijzen, zwaluwen en kwikstaartjes – hun buikje rond gegeten – uit onze gewassen vluchten als we het veld opstappen. We krijgen zelfs heel af en toe een ijsvogeltje te zien bij het waterreservoir. Het wemelt van het leven op de boerderij.
Tomaten
Vorige zomer zaten talloze tomatenboeren met de handen in het haar: de tomatengalmijt was aan een opmars bezig. Elke tomaat die door dit beestje bezocht werd, verschrompelde aan de plant tot een grote rozijn. Veel boeren namen het zekere voor het onzekere en gingen de mijt te lijf met chemische bestrijdingsmiddelen en spuitzwavel.
De aanwezigheid van de tomatengalmijt was nefast voor de oogst; er bleek geen natuurlijke vijand tegen de mijt opgewassen. Of toch? Wetenschappers uit proefcentra – zoals het Provinciaal Proefcentrum voor Groenteteelt (PCG) – zochten naar een natuurlijke vijand en vonden die na lang onderzoek in het labo: de homeopronematus, een roofmijt die tomatengalmijten eet als ontbijt.
Het kan soms geen kwaad om ons wat nederig op te stellen, en onze plaats in het grotere geheel niet te overschatten.
Maar wat bleek? Buiten het labo bleek die roofmijt onvindbaar. Ze vonden gelijkaardige mijten weliswaar op bramen, maar als ze die rakkers op tomatenplanten zetten, waren ze daags erna alweer verdwenen. En net toen de wanhoop dreigde toe te slaan, vond een wetenschapster – heel toevallig – een familie roofmijtjes op het blad van een van onze tomatenplanten.
Groot was de verbazing, zowel bij ons als bij de mensen van het PCG. Hoe kwamen die roofmijten op onze boerderij terecht? Het antwoord: wij gebruiken geen chemische of andere bestrijdingsmiddelen. Niks, dus. Ook niet het spul dat wél toegelaten is in de biologische landbouw. We geloven écht in de kracht van het natuurlijke systeem. En dat loont, want de natuur streeft altijd naar een evenwicht. Kom je daar als mens tussen, dan maak je alles veel ingewikkelder en wordt alles onvoorspelbaar.
Het kan soms geen kwaad om ons wat nederig op te stellen, en onze plaats in het grotere geheel niet te overschatten. Het kan geen kwaad om kleine mijten – grote vrienden – dankbaar te zijn, louter omdat ze bestaan. Onze samenwerking, ons bondgenootschap met de natuur, heeft ons enkel rijker en gelukkiger gemaakt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier