Als dieren het zwarte schaap zijn: ‘De huismus kreeg de schuld voor slechte oogsten’
Als dieren tegenwoordig verdwijnen, is dat doorgaans de schuld van de mens. Maar die construeert graag verhalen om hén de schuld te geven van zijn eigen falen.
De Tasmaanse tijger is alomtegenwoordig op het grote Australische eiland Tasmanië. Hij prijkt op bierflesjes en de nummerplaten van wagens. Hoewel hij niet moeders mooiste is – hij ziet eruit als een mislukte hond met tijgerstrepen en een kangoeroestaart – voedt hij een uitgebreide merchandising. Die heeft alles te maken met de vrees dat het dier een kleine honderd jaar geleden definitief van de aardbol is verdwenen. Het laatste bekende exemplaar stierf in 1936 in een dierentuin.
Enkele maanden later werd de soort, die toen alleen nog in Tasmanië voorkwam, officieel beschermd, maar het was te laat. Hoewel er sindsdien honderden mensen zijn opgedoken die beweren dat ze een Tasmaanse tijger gezien hebben, zijn er geen bevestigde waarnemingen meer. Zelfs de inzet van wildcamera’s in zijn oorspronkelijke biotoop leverde niets op. De Tasmaanse tijger is een spookdier geworden.
De Vlaamse dichter-schrijver Charlotte Van den Broeck stootte bij haar research naar mislukte architecten voor haar veelvuldig gelauwerde prozadebuut Waagstukken (2019) op een zielige figuur die het zelfs niet tot in haar boek schopte: een landmeter die in de 19e eeuw op Tasmanië belandde voor een miserabel bestaan in dienst van een grote landmaatschappij. Die voerde decennialang een meedogenloze campagne tegen de Tasmaanse tijger, omdat hij als hinderlijk voor de schapenindustrie werd beschouwd.
Antwerpse Zoo
Van den Broeck raakte gefascineerd door het verhaal en ontdekte dat een van de laatste bekende levende Tasmaanse tijgers in 1911 in de Antwerpse Zoo belandde, voor eveneens een miserabel leven. Haar nieuwsgierigheid mondde uit in een jarenlange queeste en een mooi boek: Een vam Tasmaanse tijgers. Hoewel ze geen hoop koesterde om te kunnen bewijzen dat er nog altijd Tasmaanse tijgers leven, ging ze er toch naar op zoek, zoals zovelen voor haar. De mythe van een spookbeest kan zelfs een Kempense inspireren om wereldreiziger te worden. De aantrekkingskracht van ‘de wildernis’ zal er wel een rol in gespeeld hebben. Onze alles naar zijn hand zettende mensenmaatschappij laat maar weinig ruimte voor ‘wildheid’.
Onze mussen kregen de schuld voor oogsten die mislukten als gevolg van een enorme vulkaanuitbarsting in Indonesië.
Het verhaal van de Tasmaanse tijger gaat op voor veel roofdieren. De echte tijger is nu als gevolg van stroperij een van de meest bedreigde dieren ter wereld. Een alternatieve naam voor Tasmaanse tijger is buidelwolf – het is effectief een buideldier. Ook de wolf is eeuwenlang geviseerd als bedreiger van de mens en zijn belangen.
Het einde van de Tasmaanse tijger werd ingeluid door in de 19e eeuw naar Tasmanië geëmigreerde Britten – niet zelden veroordeelde zware criminelen die hun straf hadden uitgezeten. Ze kregen te kampen met grote moeilijkheden om een hard bestaan als schapenboer leefbaar te houden. Het land was in feite te wild voor efficiënte schapenteelt. In dramatische verhalen maakten ze van de Tasmaanse tijger een succesvolle schapendoder, zodat ze een groot deel van de verantwoordelijkheid voor hun falen als boer op hem konden afwentelen. Er kwamen premies voor dode Tasmaanse tijgers, die finaal het einde van de soort zouden betekenen.
Uit onderzoek is ondertussen gebleken dat de Tasmaanse tijger niet eens de fysieke capaciteiten had om een schaap te doden. Het dier stierf uit omdat het de ideale zondebok was voor menselijk mislukken.
Verzonnen geneeskunde
Een ander soort verhalen speelt de hoofdrol in een ander recent boek van een dichter-schrijver: Een verhaal met schubben van de Nederlandse Anne Broeksma. Zij werd tijdens een hallucinerende drugstrip, gevoed door de ‘toverdrank’ ayahuasca uit het Amazonewoud, urenlang geconfronteerd met beelden van draakachtige geschubde wezentjes die op de stammen van woudreuzen kropen. Na afloop ontdekte ze tot haar verbazing dat haar droombeestjes echt bestaan: schubdieren. Ze ontdekte ook dat schubdieren vandaag een van de meest verhandelde en bijgevolg bedreigde zoogdieren op de aarde zijn. Ook voor haar werd het een queeste die haar naar verre plekken voerde, in Afrika en Azië.
Wetenschappers proberen door middel van genetische technieken de Tasmaanse tijger weer tot leven te wekken.
Het verhaal van de teloorgang van het schubdier is vooral een verhaal van verzonnen geneeskunde. Het is het enige zoogdier met schubben, wat mensen ertoe inspireerde om er geneeskracht aan toe te schrijven. Officieel bestaan de schubben bijna uitsluitend uit keratine: de stof die ook onze haren en nagels vormt. Maar in de traditionele Chinese geneeskunde kregen ze grote krachten toegeschreven. Bovendien raakte er een bloeiende markt op geënt van nieuwe Aziatische rijken die eens excentriek willen doen door schubdier te eten.
Het leidde ertoe dat er de voorbije tien jaar meer dan een miljoen schubdieren zijn gestroopt. Het bestand van alle soorten – er zijn er acht, vier in Afrika en vier in Azië – crasht. In Azië is het de laatste dertig jaar met 80 procent afgenomen, waardoor de jacht in Afrika toenam. Het is aartsmoeilijk om schubdieren te kweken, zodat de markt van wildvang afhankelijk blijft. Onlangs werd in Nigeria nog bijna 10 ton schubdierenschubben in beslag genomen, afkomstig van meer dan dertigduizend gestroopte dieren. De handelswaarde van de vondst in Afrika bedroeg zo’n 150.000 euro, de straatwaarde op het einde van de keten in Azië 1,5 miljoen.
Geconfisqueerde dieren
Lokale stropers, dikwijls arme mensen, kunnen veel maandlonen verdienen met de vangst van een schubdier. Het zijn grotendeels ongevaarlijke beestjes die zich, als onze egels, bij gevaar als een bal oprollen, zodat je ze gewoon kunt oprapen. Je moet wel weten waar je ze moet gaan zoeken. Broeksma bracht maanden door in schubdierenbiotopen maar zag geen enkel exemplaar, behalve in een opvangcentrum voor geconfisqueerde schubdieren in Vietnam, waar vrijwilligers de dikwijls zieke en verzwakte diertjes verzorgen. Het is overal hetzelfde verhaal: er zijn mensen die dieren viseren en andere mensen die dezelfde dieren willen redden.
Broeksma beschrijft pogingen om door middel van ecotoerisme het vrijwaren van schubdieren en hun biotoop te vergemakkelijken, maar de harde realiteit is dat de inkomsten daarvan voor een lokale bevolking doorgaans peanuts zijn in vergelijking met wat stroperij kan opbrengen. De essentie om de soort te redden is het afsnijden van de markt. Stroperij wordt steeds intenser vervolgd en campagnes proberen mensen ervan te overtuigen dat ze geen medisch heil hoeven te verwachten van schubdierenpoedertjes.
Maar lucratieve markten zijn hardnekkig. Neushoornhoorn werd in Azië lange tijd gepromoot als een libido- en erectiebevorderend middel, hoewel ook hoorn niet meer is dan dezelfde keratine uit onze haren en nagels. Toen kwam Viagra, dat écht een verschil maakte qua erecties. Maar de markt paste zich aan en schreef neushoornhoorn snel andere eigenschappen toe, zoals heilzaam in de strijd tegen kanker. Ook economische verhalen zijn onderhevig aan evolutionaire principes: ze moeten zich aanpassen aan veranderende omstandigheden als ze willen overleven.
Hondsdolle wolven
Zelfs in onze contreien hebben dieren zwaar te lijden gehad van mensenverhalen. Roodkapje en andere sprookjes hebben de wolf opgezadeld met een negatief imago van menseneter, dat hij slechts moeizaam van zich afgeschud krijgt. De meeste wolven die mensen aanvielen, hadden hondsdolheid: een bij ons uitgeroeide ziekte die de dieren agressief maakte. Ook de wolf werd bij ons uitgeroeid, maar is teruggekeerd omdat er in afgelegen regio’s in vooral Oost-Europa relictpopulaties overbleven, zodat beschermingsmaatregelen met een halve eeuw vertraging konden renderen.
Overal zijn er mensen die dieren viseren en andere mensen die dezelfde dieren willen redden.
Verrassend is dat zelfs de brave huismus ooit de toorn van mensen opwekte. Historicus Thijs Lambrecht (UGent) beschrijft in een hoofdstuk in het boek Energie, emigratie en ecologie hoe in de 18e en 19e eeuw in kleinschalige West-Vlaamse boerengemeenschappen huismussen de schuld kregen van mislukte oogsten. De mus is een zaadeter en raakte besmet met een status als voedselconcurrent voor de mens. Autoriteiten loofden premies uit voor dode mussen, en pachters werden verplicht elk jaar een vast aantal dode mussen binnen te brengen.
Het werd helemaal te gek toen er in 1816, 1817 en 1818 mussenfeesten werden gehouden: een soort kermissen opgezet door mussengilden die de verdelging van de mus als hoofddoel hadden. Lambrecht brengt ze in verband met de gigantische uitbarsting van de vulkaan Tambora in Indonesië in 1815. Die spuwde zo veel zwavel en as de atmosfeer in, dat de jaren nadien oogsten in grote delen van de wereld mislukten wegens te weinig zon. Toen bestond er nog geen wereldnieuws dat vulkaanuitbarstingen ook bij ons in de huiskamers bracht, waardoor er andere oorzaken voor het falen van de oogsten moesten worden gezocht. De mus was een gemakkelijk slachtoffer.
Mussennestkasten
Lambrecht stelt onomwonden dat burgerlijke elites de mussengilden organiseerden om de aandacht af te leiden van de echte oorzaken voor mislukkende oogsten en prangende levensomstandigheden, zoals ongelijke toegang tot grond en hoge pachtprijzen. De gilden waren instrumenteel ‘om angst en ongenoegen te capteren en te kanaliseren’. Ze werden ‘in het leven geroepen om de sterk toegenomen groep van kwetsbare en marktafhankelijke huishoudens die aan andere vormen van sociale controle ontsnapten, weer onder de controle van lokale elites te brengen’.
De mussen overleefden het, hoewel ze het vandaag opnieuw erg kwaad krijgen. De aan kleinschalige landbouwgebieden gebonden ringmus is zo goed als volledig uit onze contreien verdwenen, maar ook de algemene huismus krijgt klappen. Gelukkig neemt het besef toen dat het anders moet. Beschermingsmaatregelen en hulpacties zoals het plaatsen van mussennestkasten krijgen steeds meer aandacht. Ook voor het schubdier worden acties opgezet om het voor uitsterven te behoeden.
Voor de Tasmaanse tijger is het te laat, maar er worden pogingen ondernomen om hem door middel van genetische ingenieurstechnieken opnieuw tot leven te wekken. Er worden miljoenen euro’s aan onderzoeksgeld gepompt in het reconstrueren van zijn genoom, waarna het zou kunnen worden ingeplant in een verwant, nog levend beestje met een prachtige naam: de dikstaartsmalvoetbuidelmuis. ‘Ontuitsterven’ heet dat in het wetenschappelijk jargon: verloren soorten terughalen.
Een curiosum creëren
Je voelt dat Charlotte Van den Broeck gefascineerd is door het concept, maar je voelt ook dat ze eraan twijfelt of het een goed idee is. Het is óók een verhaal, weliswaar een met een wetenschappelijk cachet. Je zult nooit zeker weten of het gereconstrueerde dier helemaal hetzelfde zal zijn als het dier dat verloren ging. Je weet niet of je er gewoon een curiosum mee zult creëren dan wel iets wat opnieuw de Tasmaanse wildernis kan bevolken.
Je kunt alleen maar hopen dat het in het laatste geval zijn rol als toppredator weer kan opnemen. Biologen menen dat zijn opvolger in het Tasmaanse ecosysteem, de Tasmaanse duivel, die een stuk kleiner is, kan profiteren van de terugkeer van de tijger. De soort krijgt zwaar te lijden van een overdraagbare kankerachtige ziekte, mogelijk een gevolg van het feit dat er geen predatoren meer zijn om zieke exemplaren uit te schakelen.
Maar bovenal moet je hopen dat mensen gefascineerd zullen blijven door de Tasmaanse tijger als hij er weer zou zijn. Bij ons was er ook grote vreugde om de terugkeer van de wolf, maar die sloeg snel om in haatcampagnes toen bleek dat er her en der weleens een schaap of pony ten prooi viel aan de nieuwkomers. Mensen kunnen hardleers zijn als het om dieren gaat. Zeker als ze in de weg lopen van volk dat aan de touwtjes trekt.
Charlotte Van den Broeck, Een Vlam Tasmaanse Tijgers, Arbeiderspers. 270 blz. 24,99 euro.
Anne Broeksma, Een Verhaal met Schubben, . Atlas Contact. 271 blz. 22,99 euro.
Robrecht Declercq en Hanne Cottyn (eds), Energie, Emigratie en Ecologie, Ertsberg. 224 blz. 29,95 euro.