Mia Doornaert: ‘Rond elk debat hangt vandaag de giftige stofwolk van sociale media’

© Wim Kempenaers
Peter Casteels
Peter Casteels Redacteur en columnist bij Knack

Naar aanleiding van ‘Het Grote Gelijk’, georganiseerd door Knack en De Standaard, laten we deze week vijf vooraanstaande opiniemakers aan het woord over de polarisering in de samenleving. Vandaag: Mia Doornaert. ‘Lafheid maakt dat een minderheid van schreeuwers op sociale media veel meer aandacht en invloed krijgt dan ze eigenlijk verdient.’

‘Ik kan goed tegen kritiek’, zegt Mia Doornaert. De barones en oud-buitenlandredactrice van De Standaard krijgt het nochtans vaak hard te verduren. Met haar columns en optredens in programma’s als De Afspraak jaagt ze – al dan niet gewild – haar critici geregeld de kast op. ‘Maar wanneer collega’s of kennissen mij ontsteld vragen of ik alles gelezen heb wat soms tegen mij geschreven wordt en of ik dat niet erg vind, antwoord ik altijd: so what? De zon schijnt nog altijd, mijn vrienden zijn nog altijd mijn vrienden en mijn familie ziet mij nog even graag.’

Baart de polarisatie in de samenleving u zorgen?

Mia Doornaert: Mensen kennen blijkbaar geen geschiedenis meer. ‘Polarisering’ is iets van alle tijden. Over alle grote hervormingen in onze maatschappij heeft er altijd een heftige strijd gewoed. Wat hebben de suffragettes die voor vrouwenstemrecht ijverden niet naar hun hoofd geslingerd gekregen? Vrouwenhersenen waren niet geschikt voor politiek, en ander denkwerk. Was dat dan geen polarisering? Of neem de strijd tegen de kinderarbeid, en voor een menswaardig loon voor arbeiders. Die strijd is niet beslecht doordat de patroons en de arbeiders met elkaar rond de tafel gingen zitten en vriendelijk met elkaar gepraat hebben. Nee, de arbeiders hebben zich collectief georganiseerd in vakbonden, en hebben elke vooruitgang moeten afdwingen met betogingen en stakingen.

‘Ik stel vast dat vooral de linkerzijde uitpakt met het verwijt van polarisering tegen mensen die het met haar oneens zijn.’

Zijn we dan wat gevoeliger geworden?

Doornaert: Ik stel vast dat vooral de linkerzijde uitpakt met het verwijt van polarisering tegen mensen die het met haar oneens zijn. Daarbij komt wél dat rond elk debat de giftige stofwolk van de sociale media hangt. Mensen die op het klavier van hun smartphone of tablet tokkelen beseffen blijkbaar niet dat ze het altijd over en tegen andere mensen hebben. Daar gebeuren echte lynchpartijen. Eén verkeerd begrepen citaat dat iemand uit zijn context heeft gerukt volstaat om een blaffende meute achter iemand aan te zien gaan. En te vaak gaan werkgevers of collega’s of programmamakers daarvoor door de knieën, met alle gevolgen van dien voor de geviseerde persoon.

Zoals Ian Buruma, die als hoofdredacteur van The New York Review of Books werd ontslagen omdat hij een essay had geplaatst van iemand die beschuldigd werd van agressief en seksueel ontoelaatbaar gedrag?

Doornaert: Precies. Men kon discussiëren over dat essay, maar Buruma moest niet opzij worden geschoven. Het is die lafheid die maakt dat een minderheid van schreeuwers op sociale media veel meer aandacht en invloed krijgt dan ze verdient. Ik ben een tijdje geleden naar Girl gaan kijken, een prachtige film die het verhaal van een transgender vertelt. Maar meteen protesteerden transgenders daartegen op sociale media. Een van de klachten was dat die rol niet door een transgender gespeeld was. Dat is al idioot, of mogen rollen van verkrachte vrouwen alleen nog maar gespeeld worden door actrices die zelf verkracht zijn? Daarnaast klaagden activisten ook dat Girl niet het verhaal van dé transgender vertelt. Nee, natuurlijk niet, het is het verhaal van één persoon. Films over homoseksualiteit gaan ook niet over alle gays, en niet alle hetero’s herkennen zich uiteraard in alle heteroseksuele verhalen. In de Angelsaksische pers worden die klachten sindsdien wel telkens vermeld als het over Girl gaat. Men maakt zulke activisten veel belangrijker dan ze in werkelijkheid zijn.

Bent u zelf actief op sociale media?

Doornaert: Een jonge neef heeft ooit een account voor mij aangemaakt op Facebook, maar ik ben digitaal te onhandig om het te gebruiken. Ik lees dus niet wat er over mij op Facebook verschijnt. In december is mijn handtas gestolen en was ik mijn iPhone kwijt. Ik had snel een nieuwe, maar door een onhandigheid heb ik mijn Twitteradres buiten werking gesteld. Voorlopig laat ik het zo. Ik ben aan het bekomen van die hardhandige aanval, waarbij ik een gebroken heup opliep, en doe het nu rustig aan, zonder me alweer in Twitter-debatten te gooien.

Vergiftigen sociale media ook de klassieke media?

Doornaert: Ik lees niet elke dag alle opiniepagina’s in de kranten, maar ik tref daar nooit scheldpartijen aan. Kranten kiezen meer dan vroeger wel voor de meest extreme uitspraken in koppen, omdat die de aandacht trekken. Wat politici dan weer tot dergelijke uitspraken aanmoedigt. Programmamakers voor de talkshows op televisie zetten even graag politieke of intellectuele tegenpolen bij elkaar in de hoop dat daar boel van komt. Ze denken dat mensen het anders saaie televisie vinden, terwijl ik de indruk heb dat veel kijkers het net appreciëren als men de gasten rustig laat uitspreken.

‘Ik schrijf mijn columns niet om boel te maken, net zo min als ik daarop aanstuur in de televisiedebatten waaraan ik deelneem.’

U bent ook iemand die soms voor boel zorgt, of op wie mensen vaak fel reageren. Schept u daar zelf plezier in?

Doornaert: Ik schrijf mijn columns niet om boel te maken, net zo min als ik daarop aanstuur in de televisiedebatten waaraan ik deelneem. Maar een column is iets anders dan een bedachtzame nieuwsanalyse of een commentaar, ja. In een column schrijf je met de voet vooruit. Het is dus wel zo dat mijn columns, en andere uitspraken, heel wat reactie uitlokken, misschien omdat ik niet bang ben om me tegen de intellectuele waan van de dag te keren. In de tijd toen ik nog redactrice van De Standaard was, bleek dat ook uit lezersonderzoeken. Mijn toenmalige hoofdredacteur, Peter Vandermeersch, vertelde mij dat ik van alle columnisten de meeste en heftigste reactie uitlokte. Die vielen grosso modo onder twee categorieën, ofwel ‘ze verdient een standbeeld’, ofwel ‘gooi ze buiten’. De fans waren wel veel talrijker dan de tweede groep.

Hebt u al eens iets geschreven waar u achteraf spijt van had?

Doornaert: Ja, lang geleden heb ik Geert Bourgeois eens een ‘stijve hark’ genoemd. Een lezeres reageerde daar verbolgen op: hebt u uzelf al eens goed bekeken, met dat ouderwetse brilletje van u. En ze had gelijk. (lacht)

Het meest polariserende debat van deze tijd is misschien wel het islamdebat, want dat gaat heel snel over mensen in plaats van over ideeën.

Doornaert: Kijk eens, kritiek op de islam, of op bepaalde interpretaties van de islam, betekent niet dat je individuele moslims aanvalt. Ik sta soms nog te kijken van het hevige antiklerikalisme van de vrijmetselarij, maar dat betekent niet dat die antiklerikalen individuele katholieken uit de weg willen ruimen. Het behoort tot de vrije meningsuiting in een seculiere democratie dat men elke religieuze of filosofische overtuiging mag bekritiseren, en er eventueel in satire en cartoons de spot mee drijven. Het probleem met veel moslims is dat zij kritiek op de islam meteen gelijkstellen met islamofobie – een verwerpelijke term – en vervolgens ook vaak met racisme. De linkerzijde geeft hen daar zelfs gelijk in. Terwijl niemand zegt dat moslims het land uit moeten.

Moslims ervaren dat niettemin als kwetsend. Is dat een reden voor u om op te passen met wat u schrijft?

Doornaert: Waarom zou ik moeten oppassen? Wie in een democratische seculiere samenleving wil wonen, waar de scheiding van kerk en staat fundamenteel is, moet de bluts met de buil nemen. U mag alles nalezen wat ik over de islam heb geschreven, ik verdedig slechts democratische standpunten. Er bestaat trouwens al heel veel zelfcensuur over dat onderwerp, moslims hebben op dat punt niet te klagen.

Ondertussen raakt ook het politieke landschap gebalkaniseerd. Dertien van de lidstaten van de EU worden bestuurd met een minderheidsregering. Maakt u zich daar zorgen om?

Doornaert: Veel heeft te maken met het kiessysteem. Een uiterst proportioneel stelsel leidt tot verbrokkeling van het politieke landschap, zeker in deze tijden waarin steeds meer kleine single issue-partijen ontstaan. Kijk naar Duitsland. Bij de jongste verkiezingen werd de Grote Coalitie van christen- en sociaaldemocraten afgestraft, waarbij vooral de SPD zwaar verloor. Maar de kiezers maakten het Angela Merkel niet mogelijk een coherente centrumrechtse regering te vormen, en dus moest ze in arren moede de coalitie met de sociaaldemocraten voortzetten.

Een ander element is natuurlijk het cordon sanitaire dat rond de radicaalrechtse partijen ligt, waardoor een aanzienlijk aantal stemmen gewoon niet meetelt. Daar bestaan principiële redenen voor, maar men mag niet uit het oog verliezen dat de linkerzijde daar ook een zeer reëel belang bij heeft omdat het vrijwel onmogelijk wordt centrumrechtse coalities te vormen. Het is een brandbom, ik weet het, maar het cordon sanitaire moet in Europa toch eens kritisch bekeken worden. Misschien kan een streven naar samenwerking met populistische partijen die formaties ook doen uiteenvallen in een fractie die echt mee wil besturen en een fractie die aan de zijlijn wil blijven roepen.

‘Het is een brandbom, ik weet het, maar het cordon sanitaire moet in Europa toch eens kritisch bekeken worden.’

Zoals de extreemrechtse FPÖ vandaag in Oostenrijk meeregeert?

Doornaert: Inderdaad. Oostenrijk is daarmee geen fascistisch land geworden, of zelfs geen Hongarije. De fundamentele rechtsprincipes worden in dat land nog altijd gerespecteerd.

Auteur David Van Reybrouck probeert de politieke kloven weer te dichten met een experiment met gelote burgers in Duitstalig België.

Doornaert: Ik heb respect voor die experimenten, maar ik ben er sceptisch over. De meeste mensen willen wel graag kritiek spuien, maar hebben helemaal geen zin om de hand aan de ploeg te slaan. Na hun werk gaan ze liever naar huis, naar hun gezin, hun lief, hun sportclub of wat dan ook. Ik was een tijd vakbondsafgevaardigde bij De Standaard, en zat ook in de ondernemingsraad. Toen ik daarmee wilde stoppen en een opvolger zocht, waren er bitter weinig kandidaten die zin hadden in al die vergaderingen en extra werk. Een ander risico is dat burgers wel graag beginnen aan een experiment met loting, maar snel dreigen af te haken wanneer ze merken dat het niet volstaat met ideeën te komen om die ook snel uitgevoerd te krijgen. Politiek is ingewikkeld en traag.

Hebt u het gevoel dat u in een filterbubbel leeft?

Doornaert: Absoluut niet. Ik lees bijvoorbeeld sinds vele jaren trouw The Economist, een weekblad waarmee ik het lang niet altijd eens ben maar dat mij door zijn weloverwogen commentaren dwingt mijn eigen ideeën uit te klaren of bij te stellen. De sympathie die ik voor mensen voel, staat ook los van hun ideeën. Een vrouw met wie ik al veertig jaar heel goed bevriend ben, denkt helemaal anders over het dragen van een boerka. Zij vindt dat we daar tolerant tegenover moeten staan, ik kan in een dergelijke gevangenis van stof alleen maar een symbool van onderdrukking van de vrouw zien. Die en andere meningsverschillen beletten ons niet bevriend te zijn.

Zou u ook bevriend kunnen zijn met een vrouw die een boerka draagt?

Doornaert: Nee, daarvoor is het water te diep. Maar diezelfde reactie hebben ook moslims, en vooral moslima’s met wie ik bevriend ben.

‘Ik kan als atheïst niet praten met mensen die hun maatschappijvisie baseren op door god geopenbaarde waarheden. Dat heeft geen enkele zin’, zei Mark Elchardus eerder in deze reeks. Vindt u dat ook?

Doornaert: Uiteraard. Een atheïst en een gelovige die vindt dat de maatschappij gebaseerd moet zijn op de wetten en regels van zijn godsdienst mogen met elkaar praten tot ze een ons wegen, ze kunnen nooit een gemeenschappelijke grond vinden. Het is niet zo dat de waarheid in dat soort kwesties ergens in het midden ligt, en dat het volstaat maar lang genoeg met elkaar te praten. Bij fundamentele tegenstellingen werkt dat niet. Voor een vruchtbaar gesprek moet er een stukje gemeenschappelijke grond zijn. Wij kunnen bijvoorbeeld discussiëren over de maatregelen die tegen de opwarming van de aarde moeten worden genomen, maar het heeft geen enkele zin om daar met een klimaatontkenner over te spreken.

Tot slot: als u in gesprek zou moeten gaan met de opiniemaker in Vlaanderen die het meest met u van mening verschilt, wie zou dat dan zijn?

Doornaert:(denkt even na) Een veganist. Ik ben uiteraard tegen wreedheid jegens dieren. Maar de logica van veganisten ontsnapt me helemaal. Dieren en mensen zouden tot één en dezelfde soort behoren. Waarom moeten ze zich dan niet aan dezelfde regels houden? Waarom zouden mensen bij manier van spreken gras moeten eten terwijl dieren elkaar – en zelfs ook mensen – wel mogen opfretten? Zolang veganisten mij geen vegetarische leeuw kunnen tonen, zie ik een gesprek niet zitten.

Partner Content