‘Met een heruitgave van de lockdown dreigt een hele generatie kinderen verloren te gaan’
Ondanks een opflakkering van het aantal coronabesmettingen staat de start van het nieuwe schooljaar voor de deur. Professor en infectioloog Petra Schelstraete (UGent) pleit ervoor niet de fouten van de eerste lockdown te herhalen. ‘We hebben onze jeugd de afgelopen maanden erg onheus behandeld.’
Terwijl het aantal besmettingen met het coronavirus in België blijft toenemen, staat het nieuwe schooljaar voor de deur. Niel Hens, biostatisticus en lid van de expertengroep voor de exitstrategie (GEES), waarschuwde er enkele weken geleden voor dat de scholen in september wel eens gesloten zouden kunnen blijven indien de besmettingen blijven toenemen.
Ook de vakbonden vrezen dat de leerlingen van het middelbaar onderwijs slechts een keer per week fysiek les zullen kunnen volgen wanneer er code oranje of rood geldt. Bovendien maken ze zich zorgen om de gezondheid van het schoolpersoneel.
Petra Schelstraete, professor aan de UGent en pediatrisch infectioloog gespecialiseerd in longziekten, nuanceert. ‘Er worden dagelijks zoveel nieuwe artikels over covid-19 gepubliceerd dat het zelfs voor wetenschappers niet altijd even evident is dit te volgen. Het is van cruciaal belang dat er betrouwbaar en duidelijk wordt gecommuniceerd. Want met een heruitgave van de lockdown dreigt een hele generatie kinderen en jongeren verloren te gaan.’
U bent lid van de zogenaamde Belgische pediatrische taskforce voor covid-19. Kunt u eens toelichten wat die precies doet?
PETRA SCHELSTRAETE: De beperkende maatregelen die de federale overheid midden maart in het leven riep, waren vooral op maat geschreven van de algemene bevolking. Vrijwel meteen merkten een aantal artsen, psychologen en verpleegkundigen dat kinderen disproportioneel zwaar getroffen werden door de lockdown. Kinderen en jongeren konden niet langer naar school, verloren het sociaal contact en bleven verstoken van essentiële zorg.
Ietwat organisch is er op die manier een nationale werkgroep ontstaan met belanghebbenden en experten die op een of andere manier intensief betrokken zijn bij de leefwereld van kinderen. Intussen hebben we een meer officieel statuut en geven we advies aan onder meer de GEES, Sciensano en de Risk Assessment Group.
Premier Sophie Wilmès is bovendien meter van het online informatieplatform JOY dat we vorige week hebben opgericht en waarmee we willen focussen op de rechten, het welzijn en de ontwikkeling van alle kinderen en jongeren in België tijdens en na covid-19. Onder meer Unicef, de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind en de Koning Boudewijnstichting zijn ook mee op de kar gesprongen.
Er zijn de afgelopen weken enkele studies verschenen over de relatie tussen kinderen en het coronavirus. Wat weten we tot hiertoe?
SCHELSTRAETE: We kunnen met zekerheid zeggen dat kinderen minder ziek worden van covid-19. Uit grootschalige contactonderzoeken weten we bovendien dat kinderen het coronavirus minder ter hoogte van de neus- en keelholte dragen en dat ze bij dicht contact met besmette personen ook minder snel besmet raken.
Over de oorzaken daarvan tasten we momenteel nog in het duister, al zijn er wel enkele hypotheses: kinderen hebben minder receptoren waarlangs het coronavirus de cellen binnendringt, hun immuunsysteem is nog volop in ontwikkeling of mogelijks hebben ze kruisbescherming doordat ze voorheen besmet waren met andere coronavirussen. Er is nog een heleboel bijkomend onderzoek nodig om daarover meer duidelijkheid te krijgen. We weten al heel wat over het virus, maar we zitten met nog veel meer vraagtekens.
Er zijn heel wat aanwijzingen dat kinderen gemiddeld genomen een stuk minder besmettelijk zijn voor anderen.
Petra Schelstraete
Betekent dat ook dat kinderen doorgaans minder snel anderen besmetten?
SCHELSTRAETE: In het begin van de eerste golf zei Pierre Van Damme (epidemioloog aan de UAntwerpen en tevens adviserend lid van de pediatrische taskforce covid-19, nvdr.) dat kinderen niét de motor zijn van de pandemie. Die stelling staat mits enkele nuances nog altijd als een huis: er zijn nog steeds geen aanwijzingen dat kinderen dat wél zijn. Recent zijn er heel wat studies verschenen over de rol die kinderen spelen in de transmissie van het coronavirus. Daaruit weten we dat kinderen het virus ook ter hoogte van de neus- en keelholte dragen en dat die lading ook besmettelijk kan zijn.
Maar het virus hebben is één ding, het efficiënt verspreiden is iets anders. Er zijn heel wat aanwijzingen dat kinderen gemiddeld genomen een stuk minder besmettelijk zijn voor anderen. Uit de recente wetenschappelijke literatuur weten we bijvoorbeeld dat kinderen in huishoudens zelden de eersten zijn om het virus in het gezin binnen te loodsen.
Deze zomer vonden er heel wat zomerkampen plaats. Welke lessen kunnen we daaruit trekken?
SCHELSTRAETE: De zomerkampen in juli hebben nauwelijks problemen opgeleverd. Slechts 0,2 procent van de 13.000 kampen moest vroegtijdig worden stilgelegd. Bovendien bleef het in driekwart van de gevallen bij slechts één besmetting, wat er opnieuw op wijst dat de besmetting onder kinderen beperkt is. Natuurlijk hebben we, in samenwerking met De Ambrassade, op voorhand heel goed nagedacht over de organisatie zodat die zo veilig mogelijk konden verlopen.
Kampen vinden doorgaans buiten plaats, lessen binnen. Wordt het risico op besmetting daardoor niet groter?
SCHELSTRAETE: In de schoolcontext wijst onderzoek erop dat kinderen het virus nauwelijks verder verspreiden, al ligt de overdracht doorgaans hoger bij kinderen in de oudere leeftijdsgroepen. Met andere woorden: we verwachten niet dat het kleuteronderwijs en de lagere scholen grote problemen zullen opleveren; in de eerste en de tweede graad, naarmate jongeren ouder worden, moeten we in toenemende mate voorzichtig zijn. Daarom gaat het huidige scenario ervan uit dat het kleuteronderwijs en de lagere scholen het nieuwe schooljaar normaal kunnen aanvatten, zelfs wanneer we in code oranje of code rood zouden verkeren.
Wat dan met de jongeren in het middelbaar?
SCHELSTRAETE: Die dreigen helaas het kind van de rekening te worden. Maandenlang hebben ze hun vrienden minder kunnen zien, hobby’s moeilijker kunnen uitoefenen en zijn ze niet meer naar school kunnen gaan. Zelfs als de schoolpoorten in september maar gedeeltelijk opengaan, dreigt een regelrecht drama. Tijdens de lockdown hebben we helaas moeten vaststellen dat de maatregelen onvoldoende uitgebalanceerd waren: er liepen meer meldingen binnen van agressie, seksueel misbruik, kinderen met gedragsveranderingen, enzovoorts.
Uit ettelijke studies blijkt bovendien dat het bijzonder moeilijk wordt om de educatieve achterstand nog op te halen. We beseffen onvoldoende dat we onze jongeren de afgelopen maanden erg onheus hebben behandeld. We kunnen ons dat geen tweede keer permitteren. Zij zijn onze toekomst.
We zijn ervan overtuigd dat leerkrachten zich veilig en gerustgesteld moeten kunnen voelen om hun job goed uit te oefenen.
U vindt dat de middelbare scholen ondanks het coronarisico open moeten blijven?
SCHELSTRAETE: Inderdaad. Momenteel is er voorzien dat de scholen bij code geel vier van de vijf dagen open zullen zijn. Wat mij betreft is dat het absolute minimum. Anders dreigen we een hele generatie met het badwater weg te gieten. We spreken dag in en dag uit over onze economie, maar durven wel eens vergeten dat de jongeren óók onze welvaart zullen bepalen.
Leerkrachten maken zich echter zorgen over hun gezondheid wanneer ze in contact komen met kindergroepen en collega’s.
SCHELSTRAETE: We begrijpen die bezorgdheden. Daarom gaan we de leerkrachten de komende weken zoveel mogelijk informeren dat de schoolcontext vanuit epidemiologisch opzicht niet zó gevaarlijk is. Bovendien benadrukken we keer op keer dat het uiterst belangrijk blijft om de afstands- en hygiëneregels ten opzichte van de oudere kinderen en elkaar ten allen tijde te blijven respecteren. Ik beweer voor alle duidelijkheid niet dat er geen kans op een besmetting bestaat, maar dat die kans voldoende klein is om de scholen opnieuw te openen. We rijden toch ook nog met de auto, ondanks de risico’s die daarmee verbonden zijn?
Mijn moeder is 62 jaar oud, geeft les in de derde graad van het middelbaar op twee scholen en woont samen met een 71-jarige man. Beiden behoren dus tot de risicocategorie. Dat stemt me niet bepaald gerust.
SCHELSTRAETE: Ook dit is een van de pertinente vragen waar we momenteel volop over aan het nadenken en overleggen zijn, om hiervoor een praktisch gericht advies te geven. We zijn ervan overtuigd dat leerkrachten zich veilig en gerustgesteld moeten kunnen voelen om hun job goed uit te oefenen, ook dit is een van de bedoelingen van het JOY-initiatief.
Momenteel loopt het contactonderzoek nog altijd niet van een leien dakje. Is dat niet onontbeerlijk om clustervorming tot een minimum te beperken?
SCHELSTRAETE: Het contactonderzoek is voor alle gelederen van de maatschappij van cruciaal belang, niet enkel voor de scholen. Ik hoop dat het systeem tegen het begin van het schooljaar volledig operationeel is en goed functioneert. Maar zelfs als dat niet het geval is, mag dat geen reden zijn om de schoolpoorten gesloten te houden.
Het onderwijs mag niet het slachtoffer worden van politici die daarmee andere fouten willen toedekken of slechts luisteren naar de expert die het luidste roept, zoals je in het buitenland wel eens ziet. Op dat vlak ben ik blij dat de wetenschappers in België doorgaans met één stem proberen te spreken en op zoek gaan naar consensus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier