Ariane Bazan (ULB)
‘Mentale gezondheidszorg is geen geneeskunde’
‘Dat de regering zich bekommert om een goede psychische zorg is een goede zaak’, schrijft hoogleraar klinisch psychologie Ariane Bazan. Toch veroorzaakte het wetsontwerp dat die zorg nu moet regelen een storm van protest in de sector.
Iedereen worstelt in zijn leven wel eens met zware mentale ontreddering, maar uit cijfers blijkt dat we niet snel en niet vaak professionele hulp zoeken. We zouden er gemiddeld tien jaren mee wachten. Dat komt ook omdat de hele psy-wereld voor velen onduidelijk, en misschien ook onbetrouwbaar, blijft. Sommigen menen dat er vele charlatans zijn die psychotherapie aanbieden. Velen zijn ook ontmoedigd en verbolgen over een betuttelende en moraliserende aanpak, over snelle en belastende diagnoses, en over clinici die niet steeds deontologisch handelen.
‘Mentale gezondheidszorg is geen geneeskunde’
De psy-beroepen dienen beter georganiseerd te worden. Dat probeerden vele ministers van Volksgezondheid sinds meer dan tien jaar. Onder Laurette Onkelinx werd tenslotte een wet gestemd die de geestelijke gezondheidsberoepen regelt, maar omdat de uitvoering problematisch was, besloot de huidige minister Maggie De Block een herwerkt wetsontwerp voor te leggen. Dat ontwerp wordt deze week donderdag in de kamer ter stemming aangeboden.
Een belangrijke mijlpaal is de erkenning dat klinisch psychologen autonoom mogen instaan voor mentale zorg. Zij zullen voortaan op dezelfde hoogte als artsen, tandartsen en apothekers beschouwd worden. In het bijzonder in verhouding tot artsen was het statuut van psycholoog vaak dubbelzinnig en zelfs inferieur: dit wordt nu bij wet rechtgezet en dat is een goede zaak. Toch veroorzaakt het ontwerp in de psy-wereld een storm van protest. Vele van de kritieken kunnen als volgt samengevat worden: mentale gezondheidszorg is geen geneeskunde, terwijl het ontwerp wél vaak getuigt van die verwarring.
Klinische psychologie, bijvoorbeeld, wordt in het ontwerp, net als in de geneeskunde, opgedeeld in infoverlening, diagnostiek en behandeling. Wanneer ik een patiënt voor het eerst ontvang, tast die meteen de verhouding af en begint al dan niet zijn vertrouwen in mij te leggen en zich in min of meerdere mate te leveren. Van bij het eerste moment is er informatie-uitwisseling, begin ik na te denken over diagnostische hypotheses en wordt de patiënt emotioneel beroerd door de ontmoeting.
‘De opsplitsing in diagnose, indicatie en behandeling uit het medisch model bestaat niet bij mentale zorg.’
Geen enkele patiënt wacht een officiële aanvang van een behandelprotocol af om mentaal één en ander te herschikken of om te gooien. De opsplitsing in diagnose, indicatie en behandeling uit het medisch model bestaat niet bij mentale zorg.
Relationele talenten
Ook wordt het belang van een geëigende opleiding met een prominente aandacht voor de therapeutische verhouding onderschat. Zoals wetenschappelijk aangetoond, is hét doorslaggevend element bij mentale zorg de verhouding tussen patiënt en clinicus – de manier waarop de clinicus ontvankelijk, steunend en dragend is. Vergelijken we dit met geneeskunde: hoe warm en dragend ook de arts, doorslaggevend zal dat nooit zijn voor het genezen van een maagzweer of van kanker.
Dit is een fundamenteel onderscheid: het is niet dat een mentale behandeling geoptimaliseerd wordt dankzij een goede verhouding, nee, psy-professionelen behandelen mèt hun relationele talenten. Een psychologische handeling kan dan ook nooit gelijk staan aan een geneeskundige behandeling min het somatische aspect.
Logisch principe van mentale zorg
Mentale zorg vraagt dus een geëigende opleiding met vakken uit zowel de exacte als de humane wetenschappen. In het ontwerp wordt expliciet verwezen naar het ‘evidence based model’ (EBM) voor de opleiding. Het zou rampzalig zijn om dit model, afkomstig uit de geneeskunde, als belangrijkste referent te beschouwen. Inderdaad, het EBM gaat regelrecht in tegen het logische principe zelf van mentale zorg: EBM richtlijnen worden bekomen door statistisch de rol van de particulariteiten van patiënt en clinicus weg te werken, om zo diagnose en therapie rechtstreeks te koppelen, los van de therapeutische verhouding. Dit heeft misschien enige zin in de geneeskunde, maar wat het mentale betreft voert EBM kind en badwater gelijk af.
Omdat psy-professionelen met hun relationele vaardigheden te werk gaan, mag het menswetenschappelijk luik van de opleiding niet gewoon franje zijn. Het hoort deel uit te maken van haar specificiteit: als geen andere opleiding, beweegt psychologie zich op een snijvlak tussen een exact- en een humaanwetenschappelijk model, en moet ze daar een delicate evenwichtsoefening uitvoeren.
Eenzijdig exactwetenschappelijk optimisme
Artsen verliezen soms patiënten omdat ze een infectie over het hoofd zien; psy-clinici maken niet zelden hun patiënten zieker door ze op te zadelen met stigmatiserende kwalificaties, omdat ze hun relationele impact niet inschatten. Dat zijn dingen die je moet leren, en dat ressorteert onder ethiek, niet onder kennis over ziektebeelden; daarenboven is een stuk eigen psychotherapie hoogst aangewezen. Het wezenlijke belang van deze menswetenschappelijke ethische dimensie wordt nu in de meeste academische opleidingen grof onderschat ten voordele van een eenzijdig exactwetenschappelijk optimisme, waar ook dit wetsontwerp zich aan bezondigt.
In die zin is het feit dat in het ontwerp de beroepsrechten van de arts algeheel dezelfde zijn als die van de psycholoog zeer vraagwekkend: zo wordt nu expliciet bevestigd dat artsen, zonder enige bijkomende vorming, klinische psychologie mogen uitoefenen.
Wel is het verheugend dat voor terugbetaling niet het diagnose-behandelcombinatie-model uit de geneeskunde zou gevolgd worden. Dit model schrijft voor hoeveel consulten terugbetaald worden per diagnose, bvb. voor een burn-out dan wel een depressie. Niet enkel wordt de wetenschappelijke geldigheid van mentale diagnoses breed in vraag gesteld, daarnaast weet men, op basis van studies, dat het toekennen van zo’n diagnose tenslotte leidt tot meer ontreddering dan wel tot herstel. Dat we het officialiseren van de diagnostische stap hebben kunnen vermijden is zeer waardevol.
Samengenomen is de bekommernis voor een goede psychische zorg in dit wetsontwerp verheugend, maar een vorm van impliciete hermedicalisering doorheen het ontwerp is dan weer bedreigend voor de logische principes zelf die mentale gezondheidszorg mogelijk maken.
Ariane Bazan is doctor in de Biologie (Gent) en in de Psychologie (Lyon). Ze is hoogleraar klinische psychologie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) en heeft een praktijk als klinisch psychologe.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier