De wraak van Ronse: dood met de kogel voor Leo Vindevogel
Oorlogsburgemeester van Ronse Leo Vindevogel kreeg niet zozeer de kogel vanwege zijn foute beleid, hij werd het slachtoffer van een persoonlijke afrekening. Dat valt af te leiden uit een nieuwe biografie door Pieter Jan Verstraete.
Oorlogsburgemeester van Ronse Leo Vindevogel kreeg niet zozeer de kogel vanwege zijn foute beleid, hij werd het slachtoffer van een persoonlijke afrekening. Dat valt af te leiden uit een nieuwe biografie door Pieter Jan Verstraete.
Leo Vindevogel en Irma Laplasse: vandaag beheersen ze de publieke opinie niet meer. Kort na de Tweede Wereldoorlog was dat wel anders. Vindevogel en Laplasse zijn de meest spraakmakende gevallen van ter dood veroordeelden wegens collaboratie. Vindevogel was de enige parlementariër die effectief dat lot onderging. Beiden groeiden ze uit tot symbolen van een tak van de Vlaamse Beweging, en dan in het bijzonder als symbool voor de Vlaamse eis naar amnestie.
Leo Vindevogel was van 1941 tot 1944 de oorlogsburgemeester van taalgrensstad Ronse. Zijn oorlogsbeleid kostte hem de dood met de kogel. Tenminste, dat is de officiële verklaring. Wie de nieuwe biografie van Pieter Jan Verstraete, de eerste over Vindevogel, aandachtig leest kan er een kroniek van een wraakmoord in lezen.
‘Een dronken liberale Ronsenaar en ex-gedeporteerde schreeuwde ‘crapule’ in Vindevogels richting, die uiterlijk onbewogen bleef. Onmiddellijk werd de dronkenlap door bijgesnelde rijkswachters vastgegrepen en in bedwang gehouden. Het vonnis werd aan de executiepaal nogmaals voorgelezen terwijl de rijkswachters met het geweer aan de voet stonden te wachten. Daarna werd Leo Vindevogel geblinddoekt. Even later klonk het salvo. Een genadeschot bleek noodzakelijk.‘
‘Er kleeft bloed aan de handen van de Belgische justitie’
Op meer genade kon Vindevogel vanwege de Belgische justitie niet rekenen tijdens zijn proces, zo leert deze biografie. Vindevogel gaf zich op 3 september 1944 aan, overtuigd van zijn onschuld. Hij had beklemtoond zijn ambt te willen ‘beperken tot een louter zakelijk beheer‘, schrijft Verstraete. Toch beschuldigde het gerecht hem bij zijn arrestatie onder meer van landverraad, verklikking en het organiseren van verplichte milities. Hij werd een Duitse functionaris en een nazi genoemd. Vindevogel verzette zich meteen tegen die beschuldigingen. Een rist getuigen draafde echter op om hem aan de galg te praten – vooral Ronsenaars die echtgenoten, zonen of andere familie verloren hadden in Duitse (werk)kampen.
Het proces dat volgde, werd door professor Hendrik Vuye op de boekpresentatie in een striemende toespraak neergehaald. ‘Ik heb het boek niet alleen als voormalig Ronsenaar gelezen, maar ook als jurist. Dit was geen proces maar een gerechtelijk misdrijf. Ik aarzel niet om te zeggen dat er bloed kleeft aan de handen van de Belgische justitie.’
Oud-volksvertegenwoordiger voor de CVP Jan Verroken volgde het proces als verslaggever. Bijna 70 jaar later zat hij ook op de eerste rij bij de boekvoorstelling. In een blog noemt hij de zaak een ‘persoonlijke wraakmoord’. De man die een bepalende rol gespeeld heeft, was volgens Verroken en Vuye de stadssecretaris van Ronse, Robert Delobel.
Historisch dilemma
Eind 1942 wordt Delobel ontslagen omdat hij te zeer tegen de Nieuwe Orde is. Na de oorlog wordt hij veroordeeld voor afpersing en diefstal, maar hij ontloopt een gevangenisstraf dankzij de amnestiewet. Bij zijn terugkeer naar Ronse – hij laat zich triomfantelijk in een open wagen door de stad rijden – doorzoekt Delobel het stadsarchief en het kantoor van Vindevogel, op zoek naar bezwarend materiaal. Dat maakt hij over aan de Gentse krijgsauditeur Gaston Stevigny. Voor de krijgsraad blijkt echter dat niet Vindevogel maar wel Delobel in 1940 een lijst van civiele wachters had opgemaakt. Dat levert Delobel geen straf op. Integendeel, hij mag nog meer voor Vindevogel belastende stukken voorleggen aan de voorzitter van de krijgsraad, Julien Dubois. Die blaft Vindevogel en diens verdediging af, die tegen de gang van zaken protesteren.
Voorzitters Dubois en later Fernand Haus (voor het krijgshof) trekken die weinig neutrale houding door. Het meest bedenkelijke feit komt van voorzitter Dubois: hij eist van de verdediging dat ze een voor Vindevogel ontlastend document intrekt. Uit dat document blijkt namelijk dat de burgemeesters van alle Belgische gemeenten en steden lijsten hadden aangelegd van ‘smokkelaars en trafikanten‘. Die lijsten hadden tot veel arrestaties geleid. Dubois stond, aldus Verstraete, voor een dilemma: als die lijst werd gebruikt en Vindevogel werd toch veroordeeld, dan zouden in theorie alle Belgische oorlogsburgemeesters de doodstraf moeten krijgen.
In maart 1945 wordt Vindevogel door de krijgsraad veroordeeld tot een verrassend mild levenslang op grond van ‘hulp aan den vijand, propaganda tegen den weerstand, verklikking aan den vijand (…)‘. Dat niet de zwaarste straf was uitgesproken, schrijft de verdediging toe aan het niet gebruiken van het bewuste document. Toch gaat zij, net als het Openbaar Ministerie, in beroep.
‘Een formidabele stommiteit’
Al in april 1945 komt Vindevogel voor het krijgshof. Ook hier speelt de revanchistische sfeer in het land een bepalende rol. Die laait op door de vrijlating van duizenden werkweigeraars en gevangenen uit concentratiekampen. Niet het minst in de rechtszaal: voorzitter Fernand Haus krijgt te horen dat zijn zoon het leven had gelaten in een concentratiekamp. Haus, die in februari 1944 ook de doodstraf voor Irma Laplasse had uitgesproken, had zich moeten terugtrekken, vindt professor Vuye.
Na één procesdag en een beraad van twintig minuten wordt Vindevogel ter dood veroordeeld. Het Hof van Cassatie verwerpt een ultiem beroep, en de laatste strohalmen brengen evenmin soelaas. Een genadeverzoek bij prins-regent Karel levert alleen een briefje op waarop ‘met rood potlood geschreven‘ staat: ‘Rejet’. Een brief aan kardinaal Jozef-Ernest Van Roey baat evenmin.
Ook in het allerlaatste uur duikt Delobel nog op, wanneer een genadeverzoek wordt gestuurd naar minister van Justitie Marcel Grégoire. IJdele hoop. Grégoire was niet alleen lid van de Union Démocratique Belge, een partij die uit de verzetsbeweging Onafhankelijkheidsfront (OF) was gegroeid, maar ook ‘goed bevriend met Delobel, die op het kabinet van Grégoire kind aan huis was. Voor Vindevogel zag het er eerder beroerd uit.‘
Vindevogel krijgt steun van amper zeven parlementsleden, onder wie de socialisten Camille Huysmans en Eugène Soudan. Soudan was behalve minister ook de rode burgemeester van Ronse, en dus een politieke tegenstander van Vindevogel. Een man die dus redenn zou kunnen hebben om Vindevogel een hak te zetten. Toch getuigde hij bij zijn terugkeer uit het concentratiekamp Buchenwald dat geen van zijn stadsgenoten daar aan hem bekend hadden ‘dat Vindevogel rechtstreeks zou plichtig zijn van hun aanhouding en hun deportatie‘. Die verklaring werd echter achtergehouden en werd pas na uitspraak van het arrest toegevoegd aan het dossier.
Zijn eigen christendemocratische familie liet Vindevogel grotendeels vallen. En dus kreeg hij het executiepeloton – en een genadeschot toe. Huysmans sprak van een ‘formidabele stommiteit’. Soudan zei op het spreekgestoelte van de Kamer: ‘Als u al de stukken van het dossier inkijkt, dan zult u met mij walgen, walgen om het ontzettend lage peil waarop ons gerecht gevallen is.’
‘Hitler is nooit mis geweest’
Verstraetes mening over Vindevogels onschuld mag dan wel doorschemeren, de biografie is evenwichtig. De aangebrande Vindevogel wordt niet witgewassen. Al in 1926 had Vindevogel het in het Belgische parlement over kromgegroeide ‘jodenvingers’. Verstraete laat overtuigend de zeer Duitsgezinde Vindevogel zien. Die blijft tot het einde een aan idolatrie grenzende bewondering voor Adolf Hitler etaleren in plaatselijke publicaties. In 1944 klinkt het ter gelegenheid van de 55e verjaardag van Hitler euforisch: ‘Hitler is nooit mis geweest en zal het nu ook niet zijn.’ Verstraete: ‘Niet alleen moedigde Vindevogel het volk aan te collaboreren, in Hitler stelde hij een blind vertrouwen.’
Vuye vindt het dan ook verkeerd om de man als een heilige neer te zetten: ‘Maar hij is het slachtoffer geworden van een systeem op drift. De rechtsstaat had de aberraties moeten tegengaan, en dat is niet gebeurd.’
Verguisd en vermoord door zijn (Ronsese) politieke tegenstanders: Vindevogel belichaamt het naoorlogse non-debat over amnestie en collaboratie dat vooral in zwart-wit werd gevoerd, maar eigenlijk een grijs palet verdient. De biografie van Verstraete kan daartoe een aanzet zijn.
Pieter Jan Verstraete, Leo Vindevogel, biografie, 672 blz., ISBN 978-90-7949-704-1, te bestellen via pieterjan.verstraete@skynet.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier